
De ceder is zoiets als papyrus: een bijna legendarisch stuk flora. De bomen kunnen wel veertig meter hoog worden en de stam kan drie meter dik zijn. De ceder is daarom ideaal om masten en kielen van te maken, wat dan ook al gebeurde in de Vroege Bronstijd. En ook later, zoals het Uluburunwrak. Verder leveren de bomen hars, die bruikbaar was als lijm en om amforen waterdicht mee te maken, zodat een soort retsina ontstond. Elke sigarenroker weet dat cederhout heerlijk ruikt en in de Oudheid gebruikte men het als alternatief voor wierook.
Hoewel de ceder tegenwoordig vooral voorkomt in met het Libanongebergte, groeide de boom in de Oudheid ook in het Taurusgebergte. Door ontbossing, die al in de Oudheid is begonnen, is dit gebied sterk verkleind. Tegenwoordig groeit de boom vooral in enkele beschermde reservaten in Libanon.
Bouwmateriaal
Met cederhout waren grote overspanningen te maken. Het materiaal werd dus gebruikt bij de bouw van tempels en paleizen. Een chronografisch document over de Babylonische koning Nabonidus vertelt:
Voor Šamaš, de grote heer, zijn heer, bouwde hij in vreugde en blijdschap de Ebabbar [de tempel in Sippar]. Hij liet 6.000 sterke cederhouten balken leggen als plafond. … In de ingang plaatste hij voortreffelijke deuren van cederhout, bronzen drempels, grendels en scharnieren. Zo voltooide zijn werk.
We mogen ook denken aan het paleis van koning Salomo in Jeruzalem, dat zoveel cederhout bevatte dat het ook “het huis van het Libanonwoud” heette. Andere paleizen waarin cederhout was verwerkt, waren te vinden in Perzië. In Ekbatana bijvoorbeeld en in Persepolis, waar de as van het verbrande plafond is opgegraven. Uit Sousa komt een interessante tekst over de handel in cederhout:
Het cederhout werd gebracht van een berg genaamd Libanon. De Assyriërs brachten het naar Babylon; vanuit Babylon brachten Kariërs en Grieken het naar Sousa.
Dat cederhout gebruikt werd in de grote gebouwen in het Romeinse Rijk, spreekt voor zich. Het Odeon van Herodes Atticus in Athene had een cederhouten dak. Nu graven archeologen zelden daken op, dus meestal weten we vooral uit teksten dat de overspanningen waren gemaakt van cederhout. De breedte van een gebouw kan ook een aanwijzing zijn. De grootste overspanningen vielen uitsluitend te maken met cederhout.
Cederolie
Cederbomen leverden ook olie, die cedrium heette. De Romeinse auteur Vitruvius vertelt dat als je je boeken hiermee inwreef, ze waren beschermd tegen wormen en rot. De Egyptenaren gebruikten cederolie bij de mummificatie. De Griekse geleerde Strabon weet iets dergelijks te vertellen over de Galliërs.
De druïden hadden de gewoonte de hoofden van gerenommeerde vijanden met cederolie in te wrijven en aan vreemden tentoon te stellen. Ze verwaardigden zich niet om de hoofden terug te geven, zelfs niet voor hun gewicht aan goud.
Cederolie gold ook als antisepticum en als anticonceptiemiddel.
Nog meer cederhout
Men benutte het hout van de ceder ook voor kostbare voorwerpen. Het British Museum bezit enkele fluiten van cederhout; de troon van het beeld van Zeus in Olympia was ervan gemaakt; Plinius de Oudere weet dat in de tempel van Apollo Sosianus in Rome een cederhouten beeld van Apollo stond, overgebracht uit Seleukeia.
Handel
Talloze antieke auteurs vermelden de ceders van de Libanon. In het late derde millennium v.Chr. bereikte koning Sargon van Akkad de Zilverberg en het Cederwoud. Het Epos van Gilgameš verhaalt over Ut-napištim, de overlevende van de Zondvloed:
Ik offerde een plengoffer aan de vier hoeken van de wereld,
Ik brandde wierook voor de rijzende berg.
Zeven cultusvaten zette ik op hun plaats,
en in de schalen goot ik de olie van riet en ceder.
Ik meen te weten dat Ut-napištim een kruik cederolie tegen de boeg van zijn schip gooide om het te dopen. Graag had ik het even opgezocht maar dat gaat niet. Ik schrijf dit namelijk in een stikdrukke trein van Leiden naar Amsterdam, terwijl een groep studenten luidkeels spreekt over Wittgenstein. Over datgene waarover ik daardoor niet denken kan, cederhout, zal ik dus maar zwijgen.
Anticonceptiemiddel? Dat is nog voor te stellen. Maar olie van riet? De oudheid blijft verbazen. Evenals het feit dat er überhaupt nog ceders bestaan na zo’n intensieve kap en idem gebruik.
Grappige “pastiche” van Wittgenstein op het einde…. 😉
https://www.monumentaltrees.com/nl/nld/gelderland/voorst/2406_delathmer/3778/ Ik loop elke dag naar mijn werk langs de dikste Libanonceder van Nederland.
Mooie opsomming over cederhout. Het zal wel reteduur zijn geweest?
Studenten die palaveren over Wittgenstein? En niet over mondaine zaken zoals uitgaan, voetbal of Chagall? Het zou verboden moeten worden!
De cederolie is ook bekend onder de naam terpentijnolie.