
In een van de bekendste passages uit het evangelie van Marcus vraagt Jezus zijn leerlingen wie de mensen zeggen dat hij is. Sommigen houden hem voor Johannes de Doper, anderen voor Elia, weer anderen houden het meer algemeen op een profeet. “En jullie,” vraagt Jezus, “wie denken jullie dat ik ben?”, waarop zijn leerling Simon hem identificeert als de messias, de man van wie veel joden geloofden dat hij ooit Israël zou komen herstellen (Marcus 8.27-30).
De evangelist Matteüs neemt het verhaal van Marcus over en voegt wat informatie toe. Om te beginnen identificeert hij de plek waar dit gebeurde: Caesarea Philippi, bij de bronnen van de rivier Jordaan. Een punt dat niet van belang is gespeend, zoals we zullen zien. Ook legt Matteüs Jezus in de mond dat hij Simon een nieuwe naam geeft, namelijk “rots”. En op die rots, zo legt Jezus uit, zal hij zijn kerk bouwen (Matteüs 16.17-19).
Rots. In het Aramees Kefas of Kefa en in het Grieks Petros, wat in het Latijn wordt weergegeven Petrus. Over de vraag wat hiermee bedoeld kan zijn geweest, wordt al heel lang gediscussieerd en ik wil het nu hebben over kefa. De andere vraag die u vanuit de tekst tegemoet komt springen, wat de betekenis kan zijn geweest van “kerk”, laat ik rusten. Laten we het houden op “halachische stroming” en ons met kefa bezighouden.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.