“De wetteloze mens”

Pompeius (Museo Nazionale, Rome)

Een opvallend trekje van de joodse literatuur is het gebruik van bijnamen. In de Dode-Zee-rollen is bijvoorbeeld sprake van een Leraar der Gerechtigheid. Die heeft het aan de stok met een Leugenspuier en een Goddeloze Priester. De auteur die bekendstaat als Trito-Jesaja introduceert een Lijdende Dienstknecht, Daniël voorspelt een Gruwel der Verwoesting en de evangelist Johannes belooft de komst van een Pleitbezorger. De oorspronkelijke toehoorders wisten wel naar wie (of wat) werd verwezen; wij kunnen er hooguit een slag naar slaan.

De vaagheid verhoogde natuurlijk de toepasbaarheid van zo’n tekst. De Gruwel der Verwoesting kan Antiochos IV Epifanes zijn, die de tempel in Jeruzalem betrad en ontheiligde, maar de uitdrukking is op talloze manieren geïnterpreteerd. De Pleitbezorger is wel uitgelegd als Jezus zelf, als de Heilige Geest en als de profeet Mani. Rabbijnen zien in de Lijdende Dienstknecht een verwijzing naar het volk van Israël, christenen herkennen er de messias in. Zonder cynisch te willen zien: de multi-interpretabiliteit van zulke teksten vergrootte de kans dat een toekomstige generatie er iets relevants in herkende, maakte dat men ze diepzinnig vond en droeg bij aan hun status als heilige literatuur.

Lees verder ““De wetteloze mens””