De lijdende dienstknecht

Petrus (Catacomben van Petrus en Marcellinus, Rome)

Zoals er discussie is over het auteurschap van de Brief van Jakobus, zo is er onenigheid over de Eerste brief van Petrus. De argumenten zijn grotendeels dezelfde. Vroege christelijke schrijvers meenden dat Simon Petrus de tekst had geschreven; moderne geleerden vinden het Grieks te goed voor een visser, waarbij de onuitgesproken hypothese is dat Galilese vissers alleen maar Aramees zouden spreken en geen talen zouden kunnen leren; andere moderne geleerden introduceren de hypothese dat de Silvanus die in 5.12 staat vermeld, de vertaler is geweest. Ik zal de kwestie laten rusten.

Plaatsvervangend lijden

Er is zoveel interessanters te vertellen, al zal het citaat u misschien treffen als wat zalverig. De auteur, die we maar Petrus zullen noemen, troost vervolgde christenen en schrijft:

Ook Christus heeft geleden, omwille van u, en heeft u daarmee een voorbeeld gegeven. Treed dus in de voetsporen van hem die geen enkele zonde beging en nooit bedrieglijke taal sprak. Hij werd gehoond en hoonde zelf niet, hij leed en dreigde niet, hij liet het oordeel over aan Hem die rechtvaardig oordeelt. Hij heeft onze zonden gedragen met zijn lichaam aan het kruishout, opdat wij, dood voor de zonde, rechtvaardig zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen. Eens dwaalde u als schapen, nu bent u naar uw herder teruggekeerd, naar Hem die uw ziel behoedt. (1 Petrus 2.22-25; NBV21)

Dit gaat over het plaatsvervangend lijden: dat iemand sterft voor de zonden van anderen. Dat was geen nieuw idee. Een joodse parallel is de aqedah, “het binden van Isaak”, die bereid is om te sterven als offer tot verzoening van de zonden van anderen.

Lijdende Dienstknecht

Petrus verwijst echter naar een andere passage uit de joodse Bijbel: het lied van de Lijdende Dienstknecht. Om dit blogje niet excessief lang te maken, citeer ik het niet; u kunt het vinden in Jesaja 53 en het is een van de aangrijpendste stukken poëzie uit de antieke literatuur. Ook andere nieuwtestamentische auteurs gebruiken Jesaja 53 als model om de dood van Jezus te duiden: Matteüs 8.17 bijvoorbeeld of Handelingen 8.32-35.

De joodse commentatoren wisten niet zeker wie Jesaja op het oog had gehad. De Aramese vertaler van de Profeten-targum, meestal aangeduid als Jonathan, meent in zijn weergave van deze passage dat de messias zal lijden. Dat is ook de interpretatie die we vinden in de Zelfverheerlijkingshymne, een van de Dode-Zee-rollen (4Q491, fr.11). Tot slot vinden we deze uitleg ook in het traktaat Sanhedrin 98b van de Babylonische Talmoed.

Omdat de christenen deze interpretatie steeds meer naar zich toetrokken, komen we haar in de latere joodse literatuur niet meer tegen. Maar dit staat vast: Petrus’ interpretatie van Jezus’ kruisdood als het plaatsvervangend lijden van de Lijdende Dienstknecht zou geen van zijn tijdgenoten hebben verbaasd.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

Deel dit:

4 gedachtes over “De lijdende dienstknecht

  1. Willem Visser

    “Ieder zijn eigen Jezus” schreef Geza Vermes een kwart eeuw geleden; een waar woord!

    Tegen de teksten die je aanhaalt zijn ook ’tegen’ teksten in te brengen, zoals:

    Ex.32:31 “Ach HEER, zei Mozes, dit volk heeft zwaar gezondigd: ze hebben een god van goud gemaakt. Schenk hun vergeving voor die zonde. Wilt u dat niet, schrap mij dan maar uit het Boek dat U geschreven hebt. De HEER antwoordde Mozes: Alleen wie tegen Mij gezondigd heeft, schrap Ik uit Mijn Boek … op de dag van verantwoording zal ik hen voor hun zonde ter verantwoording roepen.”

    God wijst het voorstel van Mozes af en benadrukt dat ieder persoonlijk verantwoordelijk is voor zijn daden (zie Deut.24:16/ Matt.25:31-46).
    En twee andere teksten lijken dit te bevestigen:

    Ezech.14:20 “Rechtvaardigen kunnen alleen zichzelf redden en geen ander”
    Psalm 49:14 “Geen mens kan een ander vrijkopen”

  2. Merit

    Voorzover ik kan nagaan is de ‘Zelfverheerlijkings’hymne (4Q471b) een simpel fragment met de woorden “Wie is als ik onder de hemelingen”.
    In het boek ‘De rollen van de rode zee’ van Martinez, Popovic, Van der Woude, 3de druk 2013, p. 583 wordt dit fragment als een met de ‘Rol van de Oorlog’ verwante tekst beschouwd. Een onderdeel daarvan is een groot fragment met het ‘Lied van Michaël’ (p. 575 ev), met o.a. de woorden ‘Ik word gerekend onder de hemelingen’ en ‘Wie kan op tegen wat over mijn lippen komt? Kortom: Mi (arabisch: Min) = Wie; Cha = als; El. Wie is als god?
    Fragment 4Q471b lijkt mij dan ook geen zelfverheerlijking, maar een loflied voor Michaël, de behoeder van Israël.

  3. Peter Kretzschmar

    “De joodse commentatoren wisten niet zeker wie Jesaja op het oog had gehad.” Er is iemand geweest die het wel zei te weten, namelijk J.L. Palache in zijn artikel “The ‘Ebed-Jahveh enigma in Pseudo-Isajah”, postuum opgenomen in de bundel Sinai en Paran. Hij vindt de sleutel in Jesaja 42:19: “wie is blind als ‘meshullam’, en blind als de dienaar van de Heer.” (Van dat woord meshullam maken bijbelvertalers iets als “dit gestrafte volk”, “de volmaakte”, enz.) Palache stelt dat het gaat om Meshullam, de oudste zoon van Zerubbabel, die in conflict kan zijn geraakt met de Jerusalemse priesters, en vervolgens verdwenen. Se non e vero…

    1. Merit

      Veel dank voor deze verwijzing.
      In JEOL nr 10 (1945-’48), p. 236 is een ‘Lijst van geschriften van Jehuda Lion Palache’, opgenomen, waaronder ook het boek ‘The Ebed-Jahveh enigma in Pseudo-Isaiah. A new Point of View’. Amsterdam, Hertzberger & Co., 1934.

      Aan de nagedachtenis van Prof. Dr J.L. Palache is opgedragen de uitgave MVEOL nr 7 (1947). Ook anderen worden hier genoemd, o.a. Henriëtte Therèse Mohr.
      Haar voortreffelijke boek over de mastaba van Hetep-her-acht.y, MVEOL nr 5 (1943), is sinds kort online:
      https://www.exorientelux.nl/2023/02/mveol-1-t-m-5-nu-online-te-vinden/

Reacties zijn gesloten.