Moppen over Homs

PR-campagne voor president Assad (geïnspireerd op Harvey Dent)

Komt een Homsi in een elektronicawinkel in Aleppo. “Mag ik deze televisie van u?”, vraagt hij.

“Die verkoop ik niet aan jou, domme Homsi,” zegt de verkoper.

De man uit Homs vraagt zich af hoe de verkoper kan weten waar hij vandaan komt, en begrijpt dat het zijn accent moet zijn. De volgende dag gaat hij opnieuw naar de winkel, neemt de televisie weer naar de kassa, en imiteert de Aleppijnse tongval. “Mag ik deze televisie van u?”.

“Die verkoop ik niet aan jou, domme Homsi.”

Omdat de man uit Homs toch graag een televisie wil kopen, gaat hij naar een spraakleraar, om te leren meer op iemand uit Aleppo te lijken. Daarna gaat hij opnieuw naar de winkel.

“Mag ik deze televisie van u?”.

“Die verkoop ik niet aan jou, domme Homsi,” zegt de winkelier, “en zet nu die wasmachine terug.”

Subtiel is anders, maar het is een mop van de soort die ze in Syrië vertellen. De bewoners van Homs gelden daarin als uitgesproken dom, en gelukkig kunnen ze daar zelf ook om lachen. Of konden daar om lachen, want de laatste tijd valt er om Homs en zijn bewoners niet zo heel erg veel te lachen.

Ik verander even van onderwerp. De westerse wereld is nu alweer tien jaar in conflict met – laten we het gemakshalve de islamitische wereld noemen, het gaat me nu even niet om de precieze definitie van de vijand. (Ik geloof dat onze politici het ook niet precies weten.) De situatie doet me soms denken aan de Koude Oorlog, toen de westerse samenleving zich eveneens bedreigd voelde door een vijand die een vijfde colonne zou hebben in West-Europa, toen politici wedijverden in harde retorica en de zaken van tijd tot tijd ook behoorlijk spannend waren.

Er is echter ook een verschil. In de jaren zeventig waren er allerlei boekjes met Oost-Europese moppen, met titels als Links lachen en Lachen met rode koontjes. Vooral de Tsjechen troffen me met hun bizarre zelfspot. Pas later las ik De brave soldaat Švejk en vernam ik van Jára Cimrman, wat misschien niet alles, maar wel heel veel verklaarde.

Wat me aan de huidige politieke situatie opvalt, is het ontbreken van een equivalent van Links lachen. Dat komt niet doordat de mop als genre is gestorven en het komt ook niet door gebrek aan humor in het Midden-Oosten. Elke Hollander die in Turkije is geweest heeft de boeken over Nasreddin Hodja zien liggen; de grap dat het afval langs de weg geen afval is maar dat de boeren plastic verbouwen, heb ik in verschillende landen gehoord; Iraniërs spelen met vooroordelen over de slimheid van de bazari’s van Isfahan, de homoseksualiteit van de mensen uit Qazvin en de domheid van een bepaalde nomadenstam.

Ik vrees dat er een veel cynischer verklaring is voor de afwezigheid van boeken over humor uit het Nabije Oosten. Van de Oost-Duitsers, Tsjechoslowaken, Polen, Hongaren, Joegoslaven en Russen wisten we het een en ander. We communiceerden ermee, zelfs al hing er een IJzeren Gordijn en werd menig Nederlandse jongen boven de achttien geleerd hoe hij moest schieten op jongens boven de achttien van de andere kant. “De” moslim en “de” Arabier zijn echter onbekenden. De meeste Europeanen hebben geen idee wie het werkelijk zijn. Dat maakt het makkelijk elk vijandsbeeld op ze te projecteren, en moeilijk uit te maken wat nu de eigenlijke westerse doelen zijn in de huidige, tumultueuze tijd.

Deel dit: