Het Ardennenoffensief (9)

Bradley, Eisenhower en Patton
Na het Ardennenoffensief : Bradley, Eisenhower en Patton

[Dit is het laatste stukje over het Ardennenoffensief. Het eerste is hier.]

Een overwinning heeft vele vaders. Operatie Herbstnebel was vanaf het begin gedoemd, maar zou veel meer schade hebben kunnen aanrichten en duizenden doden extra hebben kunnen kosten, als generaal Eisenhower niet onmiddellijk had begrepen hoe ernstig de situatie was. Zonder af te doen aan de enorme verdienste van de Amerikaanse soldaten die op 16 december de eerste klap opvingen, de Duitse aanval vertraagden of zelfs blokkeerden: het was vooral Eisenhower die ervoor zorgde dat de Geallieerden met de schrik vrij kwamen en hun offensief naar Duitsland konden hernemen.

Een overwinning heeft vele vaders. Op 7 januari 1945 gaf Montgomery, die er – ondanks falende radio- en telefoonverbindingen – in was geslaagd langs de Maas een gecoördineerd leger op te bouwen en in de tegenaanval te gaan, een persconferentie waarin hij vertelde hoe de slag was verlopen. Niet zonder aan te geven dat de Amerikanen het eigenlijke gevecht hadden geleverd, beschreef hij hoe hij van Eisenhower het commando had gekregen over een deel van de Amerikaanse troepen, hoe hij die had gereorganiseerd, hoe hij daaraan geleidelijk – om de Amerikanen niet voor de voeten te lopen – Britse troepen had toegevoegd en uiteindelijk de strijd was aangegaan. Britse soldaten vochten nu met de Amerikanen mee, die harde klappen hadden gekregen.

Lees verder “Het Ardennenoffensief (9)”

Koude Oorlog-archeologie

Mesopotamisch aardewerk uit het derde millennium v.Chr. (Ashmolean Museum, Oxford)

In 1948 vertrok een Amerikaanse expeditie naar Iraaks Koerdistan, voor wat bekend is komen staan als het “Iraq-Jarmo-project”. Archeoloog Robert Braidwood gaf tot en met 1955 leiding aan een voor die tijd uitzonderlijk groot en gevarieerd team. Het onderzoek had een duidelijke vraagstelling. De beroemde archeoloog Gordon Childe, die om een of andere reden nooit de Nobelprijs voor de Letteren heeft gekregen, had geopperd dat de uitvinding van de landbouw een vrij snelle, revolutionaire gebeurtenis was geweest, die tussen 4500 en 4000 v.Chr. had plaatsgevonden. Braidwood wilde toetsen of er wel zo’n “neolithische revolutie” was geweest. De Amerikaanse overheid steunde de onderneming met grotere subsidies dan ze ooit eerder had toegekend aan een archeologisch project.

Het team was met zorg samengesteld. Alle leden waren gescreend op on-Amerikaanse activiteiten en Braidwood was aangezocht omdat hij openlijk had getwijfeld aan de ideeën van Childe. Archeologie was een van de ideologische strijdtonelen van de Koude Oorlog, want de subsidiënten wilden natuurlijk vooral bewijzen in handen krijgen dat de wereldgeschiedenis niet, zoals de marxisten dachten, vooruitging door revoluties, maar werd getypeerd door een geleidelijke ontwikkeling.

Lees verder “Koude Oorlog-archeologie”

Koude Oorlog

Toen ik laatst over Blake en Mortimer blogde, noemde ik en passant dat in die verhalen het werk van inlichtingendiensten nog een zekere grandeur heeft. Niet de grandeur van Bond, James Bond, die oude talen heeft gestudeerd, geniet van casinobezoek en weet hoe hij een vesper moet mixen. Nee, het ging me erom dat kapitein Blake van MI5 geen rat is: het is een krijger met een erecode, die ook zijn vijanden met “u” aanspreekt en luistert naar wat deze te zeggen hebben. Ik vergeleek dat met de cynische wereld die John le Carré schetst in The Spy Who Came in from the Cold, dat even oud is: dit jaar een halve eeuw.

Alle reden om het boek te herlezen en er opnieuw door geschokt te zijn. Ik denk dat u de roman wel kent – anders nu stoppen met lezen, en naar de boekhandel om een van de beste boeken van de vorige eeuw te kopen – maar ik fris uw geheugen even op.

Lees verder “Koude Oorlog”

Kennedy: Ich bin ein Berliner

(klik = groot)
Het aantekenbriefje van Kennedy (Kennedymuseum, Berlijn)

Een systeemkaart waarvan er dertien in een dozijn gaan, en waar met rode inkt iets op staat gekrabbeld: ik heb er honderden staan in een bakje op m’n bureau. De kaart op de foto hierboven zou er niet in opvallen. Trivialer kan het niet.

Maar het is wel degelijk het spiekbriefje dat president Kennedy in 1963 gebruikte tijdens zijn beroemde toespraak in Berlijn. Ik fotografeerde het in het Kennedymuseum dat ligt bij de Amerikaanse ambassade en hét symbool van Koude Oorlog: de Brandenburger Tor.

Lees verder “Kennedy: Ich bin ein Berliner”

Handelaren in angst

Het Laatste Oordeel op een wandschildering uit het Bachkovo-klooster (Bulgarije)

Misschien bleef mijn aandacht erbij hangen omdat ik afgelopen vrijdag een lezing heb verzorgd in de Vondelbunker: een schuilplaats uit de Koude Oorlog. Bij een atoomaanval zouden enkele tientallen mensen hier veiligheid moeten kunnen vinden. Het had iets klungeligs allemaal: de toiletten, de kale ruimte, de waterzuivering, de fiets-hometrainers waarmee de zuurstof moest worden ververst wanneer de dieselvoorraden op zouden zijn. Dit had niets te maken met het doorstaan van een nucleaire aanval. Wie hier overleefde, zou de doden benijden. Dit was de volkomen waanzin van de Koude Oorlog.

Maar het kan altijd waanzinniger. Ik meende dat eigenlijk niemand het einde van de Maja-kalender, die ergens dit jaar zal aflopen, serieus nam. Ik meende  dat het zoiets was als de sport-, society- en lifestyle-bijlagen van de kranten: de journalisten pretenderen dat het nieuws is en de lezers veinzen er belang in te stellen, terwijl iedereen weet dat het bladvulling is, alleen om de tijd te doden. Maar dat meende ik verkeerd.

Lees verder “Handelaren in angst”

Moppen over Homs

Gezien in Homs: de PR-campagne voor president Assad (geïnspireerd op Harvey Dent)

Komt een Homsi in een elektronicawinkel in Aleppo. “Mag ik deze televisie van u?”, vraagt hij.

“Die verkoop ik niet aan jou, domme Homsi,” zegt de verkoper.

De man uit Homs vraagt zich af hoe de verkoper kan weten waar hij vandaan komt, en begrijpt dat het zijn accent moet zijn. De volgende dag gaat hij opnieuw naar de winkel, neemt de televisie weer naar de kassa, en imiteert de Aleppijnse tongval. “Mag ik deze televisie van u?”.

“Die verkoop ik niet aan jou, domme Homsi.”

Omdat de man uit Homs toch graag een televisie wil kopen, gaat hij naar een spraakleraar, om te leren meer op iemand uit Aleppo te lijken. Daarna gaat hij opnieuw naar de winkel.

“Mag ik deze televisie van u?”.

“Die verkoop ik niet aan jou, domme Homsi,” zegt de winkelier, “en zet nu die wasmachine terug.”

Subtiel is anders, maar het is een mop van de soort die ze in Syrië vertellen. De bewoners van Homs gelden daarin als uitgesproken dom, en gelukkig kunnen ze daar zelf ook om lachen. Of konden daar om lachen, want de laatste tijd valt er om Homs en zijn bewoners niet zo heel erg veel te lachen.

Lees verder “Moppen over Homs”