Michael Psellos

Manzikert

Stel je voor: een zeer voorname medewerker van het Witte Huis, die zijn leven lang in Washington heeft doorgebracht en elke president persoonlijk heeft gekend, en die zowel het einde van de Tweede Wereldoorlog als 9/11 heeft meegemaakt, trekt zich terug uit de politiek en schrijft een reeks biografieën van Roosevelt tot en met Obama. Als je je zoiets kunt voorstellen, zie je de contouren van Michael Psellos, wiens Chronographia de levens van veertien Byzantijnse keizers bevat, vanaf het moment waarop het Griekse keizerrijk zijn grootste triomf kende tot het moment waarop de zaken een keer ten slechte namen.

Wat een tijd! Michaels verhaal begint met Basileios II (r. 976-1025), een capabele generaal die de Bulgaren definitief onderwierp en aan zijn bikkelhard krijgsbeleid de bijnaam Boulgaroktonos dankt, “de Bulgarenslachter”. Het was het hoogtepunt van de Byzantijnse macht. Een moderne historicus, Julius Norwich, tekent aan dat op de dag waarop Basileios overleed, het verval van het imperium inzette. In Michaels verslag volgt daarna een beschrijving van de regering van de ene keizer na de andere, inclusief de trieste jaren van Romanos IV Diogenes, die in 1071 bij Manzikert werd verslagen, een ramp die het Byzantijnse Rijk nooit meer te boven is gekomen. Het slothoofdstuk is gewijd aan de regering van Michael VII, voor wie de auteur de hoogste lof heeft, hoewel deze jonge, in feite zwakke keizer moest aanschouwen hoe de Turken het naar hen genoemde gebied veroverden. Korte tijd daarna waren de Byzantijnen genoopt militaire hulp te vragen in het Westen: de Eerste Kruistocht.

Michaels bewondering voor zijn incompetente naamgenoot op de troon bewijst dat de Chronographia geen objectief geschiedwerk is. De auteur geeft ook aan dat hij het soms als zijn vriendschappelijke plicht ziet iemand te prijzen (het na te laten zou namelijk ondankbaar ogen), en dat hij het moeilijk vindt objectief te zijn. Dat maakt het voor ons een wonderlijk geschrift, en onze bevreemding wordt nog versterkt door ’s mans ijdelheid: de ene keizer bewonderde Michaels welsprekendheid, de tweede vond diens toespraken als nectar, de derde proefde de honing van zijn lippen, een keizerin beschouwde zijn woorden als die van een god. Dit is des te vreemder omdat zijn bijnaam psellos “stotteraar” betekent.

Opvallend is ook wat aan Michaels verslag ontbreekt. De wereld lijkt niet veel groter dan Constantinopel te zijn; van het buitenland begrijpt hij weinig. Je zou zeggen dat de aanhoudende devaluaties van de Byzantijnse munteenheid – de goudhoeveelheid halveerde in de jaren waarin Michael aan het hof verbleef – wel een vermelding zouden krijgen, maar nee. En je zou ook wel eens willen weten welke adviezen de schrijver zijn keizers heeft gegeven, want de vraag komt natuurlijk wel op of deze hoveling medeverantwoordelijk is voor de rampzalige wending van het Byzantijnse fortuin.

Toch is dat misschien niet de juiste manier om naar Michael te kijken. Hij zag zichzelf als een filosoof en literator, en vond het zijn taak de heersers in algemene zin te onderwijzen. Dat heeft hij ook gedaan: hij claimde dat hij eigenhandig de bestudering van Plato had vernieuwd, en dat was niet overdreven. Een echte politicus was hij niet; dat hij verschillende staatsgrepen overleefde, suggereert enerzijds dat de echte machtshebbers hem niet beschouwden als een bedreiging en anderzijds dat ze zich aan hun stand verplicht achtten een filosoof in hun hofhouding op te nemen. Men kon gewoon niet heen om Michael, die behoorde tot een zeer rijke familie.

Kortom: een literator aan het hof. En een verdraaid goede literator, want de Chronographia is geweldige lectuur. Michael heeft een oog voor aansprekende details, verliest echter nergens de rode draad uit het oog, heeft gevoel voor mensen en schetst slechts zeer zelden een eenduidig negatief portret. Zelfs over de generaals, die een visie op de Byzantijnse grandeur hadden die totaal anders was dan zijn eigen culturele idealen, heeft hij vaak nog iets aardigs te zeggen.

Het moet ook een sympathieke man zijn geweest, die er meer dan eens blijk van geeft het hart op de juiste plek te hebben zitten. Hij betaalde bijvoorbeeld de opleiding van getalenteerde, arme studenten uit eigen zak. Opvallend is ook hoe compassievol hij schrijft over zieke mensen en dat hij er steeds op hamert dat mensen – zijn rijke lezers dus – goede werken moesten verrichtten.

Adeldom verplicht. Er zijn slechtere thema’s te noemen voor een bundel biografieën.

Deel dit: