Prostitutieplannen (vervolg)

amsterdam_wallen
Prostitutie in Amsterdam

Op zaterdag 16 juni publiceerde Het Parool een artikel over de plannen van de gemeente Amsterdam om de uitwassen van prostitutie harder aan te pakken. Een van de voorgestelde maatregelen is registratie van prostituees. Naar aanleiding daarvan schreef ik dit blog-artikel, waarin ik wees op het feit dat registratie er in Utrecht toe heeft geleid dat veel prostituees het illegale circuit in zijn gegaan. Ook schreef ik dat het me wat tegenviel dat wethouder Lodewijk Asscher degenen die zijn plannen niet deelden, afdeed als “comfortfeministen”, zonder (althans in de weergave van Het Parool) in te gaan op hun argumenten.

Het blogstuk werd doorgeplaatst naar een andere blog en is door een kleine 1200 mensen gelezen, die er ook op reageerden. Korte tijd later reageerde de wethouder me uit voor een gesprek, dat afgelopen dinsdag plaatsvond. Hieronder een ruwe samenvatting.

***

Om te beginnen is de kwestie volgens Asscher een serieus debat waard. De uitgangspunten zijn daarbij dat prostitutie enerzijds een legale activiteit is, die anderzijds mensenhandel aantrekt, waarvan niemand betwijfelt dat die moet worden bestreden. Een complicerende factor is dat er weinig zicht is op wat er nu precies gebeurt. De ook in Het Parool genoemde cijfers zijn het beste wat we hebben: het aandeel van de gedwongen prostitutie ligt ergens tussen de 8% en 90%.

Tussen de twee uitgangspunten bestaat enige frictie. Het probleem is dat dezelfde vrijheid die wordt geboden aan welbewuste, zelfstandige vrouwen om een beroep uit te oefenen, de problemen vergroot voor de slachtoffers van mensenhandel. Toen het bordeelverbod werd opgeheven, was de verwachting dat de branche door middel van zelfregulering de problemen zou beperken, maar dit is onvoldoende gebeurd. Zelfs als we geen exacte cijfers hebben, staat vast dat mensenhandel niet is verdwenen. Daarom willen het rijk en de gemeente nu ingrijpen, al bestaat er, zoals Asscher het noemt, “geen zilveren of gouden kogel” waarmee alle problemen en uitsluitend de problemen worden geraakt.

Er ligt nu een verzameling van voorstellen ter tafel, zoals de verhoging van de minimumleeftijd, eisen aan de bedrijfsplannen van de exploitanten en registratie van de prostituees bij een gemeentelijk loket. Bij die registratie vinden gesprekken plaats, zodat mensen die niet vrijwillig in “het vak” gaan, kunnen worden geïdentificeerd en een legale sector ontstaat die in principe “schoon” is. Daarna kunnen de klanten van illegale prostituees strafbaar worden gesteld, en de gedachte is dat op die manier vrouwenhandel kan worden aangepakt.

Het merendeel van deze maatregelen is weinig controversieel, maar Asscher erkent dat velen registratie als stigmatiserend ervaren. Het hoeft er echter niet automatisch toe te leiden dat Amsterdamse vrouwen massaal de illegaliteit in gaan (zoals in Utrecht lijkt te zijn gebeurd). Een aanwijzing dat dit geen automatisme is, is de sluiting van de Amsterdamse Theemsweg, waar tot 2004 veel verslaafde prostituees werkten. Het is niet duidelijk wat de betrokkenen daarna precies zijn gaan doen, maar het lijkt er op dat ze destijds niet de illegaliteit in zijn gegaan.

Als ik tegenwerp dat dingen die clandestien gebeuren, toch per definitie onzichtbaar zijn, wijst Asscher erop dat prostituees nooit helemaal uit zicht kunnen verdwijnen, aangezien ze door hun klanten gevonden moeten kunnen worden. Als ze echter herkenbaar zijn voor hun bezoekers, dan kan ook de politie ze vinden en is deze in staat een globaal beeld te vormen van de ontwikkelingen. “Onzichtbaarheid heeft grenzen.”

Er zijn andere complicaties. Registratie is nog niet zó simpel, zelfs als het systeem, zoals Het Parool meldde, slechts door een beperkt aantal mensen mag worden ingezien. Asscher is zich het probleem bewust: “als het niet goed beveiligd kan worden, moet je er niet eens aan dénken eraan te beginnen”.

Een andere moeilijkheid is dat met het opengaan van de Europese grenzen het reizen wordt vereenvoudigd, waardoor er steeds nieuwe mensen naar Amsterdam komen om te gaan werken als prostituee. De gemeente is aangesloten bij enkele internationale samenwerkingsverbanden.

Aan het einde van het gesprek komt Asscher terug op zijn gebruik van het woord “comfortfeministen” voor degenen die het niet met zijn plannen eens waren. Hij legde uit dat hij dit had gezegd toen hij in debat was met vrouwen die meenden dat feministisch succes en legale prostitutie parallelle kwesties waren. Hij had bij die gelegenheid de balans willen verleggen naar de minder prettige kanten van prostitutie, en die harde uitspraak was via de Parool-knipselmap in het artikel van 16 juni terechtgekomen.

***

Tot zover het gesprek met Lodewijk Asscher, waarvan ik hoop dat ik het adequaat heb weergegeven.

Deel dit:

3 gedachtes over “Prostitutieplannen (vervolg)

  1. Toch is het weer het ‘maakbaarheids’ denken dat nog steeds elk beleid vervuilt.
    Het idee dat menselijk oergedrag zich laat controleren/manipuleren.

    Je kan hele bibliotheken vullen met gefaald ‘maakbaarheid’ beleid. Ons brein beslist, niet het abstracte concept dat wij bewustzijn plegen te noemen.

    Het reward system van het brein is een primaire driver van het gedrag, dat is zo over de gehele linie van het dierenrijk.

    Met moeite verkregen energie wordt aangewend omdat het een positieve prikkel oplevert. Dat drijft de overleving van de soort, dat drijft de evolutie.

    Voortplanting is de absolute first order prikkel. Te denken dat je dat kan controleren met externe gedragsbeinvloeding is lachwekkend en getuigt van een totaal onbegrip over de werking van het brein.

    Asscher is een kwalijk geval van misplaatst superioriteits denken. Hij heeft de illusie dat de mens een redelijk denkend wezen is en aldus zal handelen. Hij zou eens met zijn ex-collega Rob moeten gaan praten om verlichting te zoeken.

    Asscher en zijn mede maakbaarheids denkers veroorzaken met hun (wan)beleid enorm veel nodeloos leed en schade aan de maatschappij.

    Gelukkig ben ik geen prostituee, En nog veel beter, ik ben geen prostituee onder Asscher’s ‘beleid’.

  2. Ik denk dat je Asscher iets in de schoenen schuift. Hij gelooft juist niet in de maakbaarheid van de mensen; hij wil alleen het kwaad van de mensenhandel bestrijden, en erkent dat het middel problematisch is. Hij wil geen einde aan de prostitutie (de vraag is er inderdaad nu eenmaal), en hij zou het liefst de vrijheid van de sekswerkers respecteren. De crux is dat dat laatste erg moeilijk lijkt.

  3. Ik kijk naar zijn (vele) daden. Zelf heb ik de beste man nog nooit ontmoet. En uit zijn daden blijkt wat mij betreft mijn eerdere commentaar. De illusie dat primair menselijk gedrag te sturen valt. Mensenhandel en prostitutie zijn de 2 oudste beroepen ter wereld.

    De stelling ‘onzichtbaarheid heeft zijn grenzen’ is een archetypische uitlating van de maakbaarheids denker.

    Asscher is geen enkele match voor de russische/oostblok mafia. Door oppressie vindt altijd prijsopdrijving plaats. Regel 1 van de criminele marktwerking. Als drugs in Frankrijk legaal waren dan was het banlieu probleem al 3/4 opgelost.

    Nou is A’dam geen Franse stad maar dezelfde regels van de misdaad economie doen opgeld. Vraag + oppressie van aanbod = meer misdaad. Wat zich weer vertaald in nog meer jonge mensen die 6 keer verkracht worden, mishandeld tot elke wil eruit geslagen is en dan hun ‘werk’ kunnen gaan doen.

    Legale makkelijk bereikbare prostitutie dwingt mensenhandelaren onder de prijs te gaan werken, en dan is het wel zichtbaar.

    Maar ja, dan moet je manschappen inzetten. Dus dan stop je het maar weg, out of sight out of mind.

Reacties zijn gesloten.