
Als in 2040 de letterenfaculteiten zullen worden gesloten, zal wellicht een bejaarde historicus zich afvragen waardoor de geesteswetenschappen ten onder gingen. Hij zal waarschijnlijk concluderen dat de letterdames en -heren er zelf niet meer in geloofden. Ergens tussen 1995 en 2005 verdween de wil om nog iets waardevols toevoegen aan het gedeelde erfgoed van de mensheid.
Het keerpunt, zo zal onze historicus vaststellen, was de doorbraak van het internet. Tot dan toe hadden wetenschappers hun inzichten aan het grote publiek doorgegeven via wat kon worden beschreven als een zender-ontvanger-model: onderzoekers zonden via boeken, tijdschriften, televisie en andere media hun informatie de wereld in en de mensen luisterden. Rond de millenniumwisseling veranderde de communicatie. Ze werd meer interactief. Mensen konden terugpraten en vorm helpen geven aan de discussie. Onze historicus zal niet kunnen nalaten dit te illustreren met Time Magazine, dat in 2006 “you” uitriep tot the person of the year 2006. Het zender-ontvanger-model was niet langer geldig; de beste metafoor om wetenschapscommunicatie te beschrijven was de dialoog.
Een mooi voorbeeld, zal onze historicus denken, is de Wikipedia, die hij zal typeren als een ontmoetingsplaats tussen betrouwbare en onbetrouwbare informatie. Hij zal erkennen dat de ontwerpers zich vanaf het begin hadden gerealiseerd hoe belangrijk discussie was en vaststellen dat de deelnemers aan de op de Wiki gevoerde discussies meteen verwezen naar hun bronnen. Ze erkenden dus het belang van de wetenschappelijke methode. Vergeleken met pakweg 1900 was dat een enorme stap voorwaarts, en onze historicus zal noteren dat de grootste prestatie van de westerse beschaving in de twintigste eeuw was dat men erin was geslaagd een derde van de bevolking een hogere opleiding te geven.
Helaas was dat geen kwaliteitsgarantie. De historicus zal vaststellen dat de online-discussies werden gegijzeld door activisten, omdat in een conflict tussen onbetrouwbare en betrouwbare informatie, tussen slechte en goede wetenschappen, bad information drives out good. Onze historicus zal vol ongeloof constateren dat aan het begin van de eenentwintigste eeuw betrouwbare informatie moedwillig van het publiek werd weggehouden door middel van betaalmuren. In een gevecht tegen activisten, zal hij vaststellen, vochten bona fide wetenschapscommunicatoren met de armen gebonden, en rond 2005 was de eerste schade aan de geesteswetenschappen een feit.
Gegeven de aard van de situatie zou je hebben verwacht dat de geesteswetenschappers terugvochten, maar onze historicus zal constateren dat dit zelden het geval was. Als er al iets gebeurde, was het dat men de mensen wat feiten toewierp zonder uitleg van de methode. Dit was des te vreemder omdat er professionele geleerden waren die onderzochten hoe je wetenschap het beste aan mensen uitlegde. Ze adviseerden wetenschappers om ook hun methoden en theorieën uit te leggen, maar de geesteswetenschappers namen daar nauwelijks nota van.
Langzaam zal de historicus beginnen te begrijpen waarom, aan het begin van de eenentwintigste eeuw, zo veel mensen konden claimen dat ze bijvoorbeeld historici waren, en dan nooit werden tegengesproken: de geesteswetenschappers legden immers zelden hun vakmanschap uit, daarmee de indruk wekkend dat hun wetenschap eigenlijk geen echt vak was, maar een hobby van amateurs, waaraan iedereen kon bijdragen, ongeacht de beheersing van het vakmanschap. Precies op het moment waarop – door de opkomst van het internet en het ontstaan van een grote groep kritische hoogopgeleiden – een intensievere benadering van de wetenschapscommunicatie noodzakelijk was, lieten de geesteswetenschappers het afweten en legden niet uit waar hun vakken toe dienden (hoe het wel kan).
Met de wijsheid die de historicus, achteraf kijkend naar de gebeurtenissen, nu eenmaal heeft, zal onze toekomstige geschiedkundige onderzoeken wat had moeten gebeuren om de geesteswetenschappen te laten overleven. Een stevige investering in de wetenschapscommunicatie dus, bestaand uit
- online encyclopedieën, geschreven door professionals – en gratis uiteraard, omdat de mensen al belasting hadden betaald en de informatie al van hen was;
- een grondige uitleg van methoden en theorieën;
- een actief beleid om vergissingen en fouten op te sporen en te weerleggen.
Onze toekomstige historicus zal vaststellen dat de geesteswetenschappen hebben nagelaten wat het belangrijkste voor hen was. Natuurlijk, er waren uitzonderingen. Er waren heus wel wat websites waar iets werd uitgelegd, maar ze waren zeldzaam, debatmogelijkheden ontbraken en toen ze er eenmaal waren, was de schade al toegebracht. De historicus kan een grimlach niet onderdrukken als hij de klachten leest van de vroeg-eenentwintigste-eeuwse alfa-wetenschappers, die constateerden dat ze veel onbegrip ondervonden maar dat toch echt aan zichzelf hadden te wijten. Onze historicus zal concluderen dat de geesteswetenschappen zelfmoord pleegden.
***
Het kan nog steeds anders lopen. Er zijn, in onze tijd, allerlei mensen die proberen iets van de geesteswetenschappen te redden, zoals in ons land Rens Bod. Van de mensen die op het internet de dialoog blijven zoeken wil ik Roger Pearse noemen, de beheerder van Tertullian.org en een rusteloze strijder tegen kwakgeschiedenis. In december opende hij een website over de Romeinse godheid Mithras. Pearse biedt een overzicht van de mysteriën, presenteert de bronnen en, wat vooral belangrijk is: hij geeft de argumenten die onzintheorieën weerleggen. Nee, de Mithrascultus is niet in wezen Perzisch en, nee, de cultus had geen invloed op het christendom.
Als we willen verhinderen dat in 2040 een historicus zal concluderen dat onze generatie de geesteswetenschappen heeft gedood, hebben we veel meer websites als die van Pearse nodig. Ik ben echter, zoals de vaste lezers van deze kleine blog weten, niet optimistisch. Zo lang academici meer geïnteresseerd zijn in de lengte van hun publicatielijst dan in de mensen voor wie ze werken, zullen de geesteswetenschappen aan belang blijven inboeten, tot de laatste resten rond 2040 bij de schroothoop worden gezet.
Je hebt het vaker geschreven, maar het blijft grimmig actueel. Dat is triest.
Een probleem is dat de meeste geesteswetenschappers die aan universiteiten werken het weinig kunnen schelen of latere generaties nog werk zullen hebben. Zij hebben hun (vaste) aanstelling immers en het grut moet het maar doen met de subsidies die NWO hen — in volgens mij steeds beperktere mate — misschien verleend. In 2040 gaat zelfs de relatief jongere generatie (30/40+) met (vervroegd) pensioen en de meeste eerbiedwaardige grijsaards van nu zijn dan allang verdwenen. Wat kan een historicus de toekomst schelen?
” bad informaton drives out good”
En waarom gebeurt dat in de natuurkunde dan niet? Over het higgs-boson is wel degelijk de nodige onzin te vinden.
Nou, hierom.
“hebben we veel meer websites als die van Pearse nodig”
Google eens op CERN en op higgs-boson. Dat is meer dan een mens in een week kan verstouwen.
JL heeft dus groot gelijk.