De achtergrond op de voorgrond

Ik woon in Amsterdam. Als ik een biertje wil drinken met mijn vrienden, is dat in een café dat Bax heet. Eens in de week ga ik lunchen aan de andere zijde van het Vondelpark, in café Gruter. Mijn dagelijkse wandelingetjes brengen me naar het postkantoor, naar de supermarkt en naar een sigarenboer die ook kranten verkoopt. Als ik naar het station fiets, kom ik langs het Anne Frank-huis, maar het is ruim tien jaar geleden dat ik daar voor het laatst was.

Ik woon in de wereldberoemde toeristenstad Amsterdam. Maar met de musea, grachten en theaters heb ik weinig te maken. Als ik zou schrijven dat ik mijn vrienden ontmoet in Americain, dat ik lunch in Reijnders, dat ik al wandelend door de Grachtengordel het Paleis op de Dam en het Rijks Museum Rijksmuseum passeer, of dat ik vaste gast ben in het Stedelijk, dan zou u meteen weten dat ik niet de waarheid spreek. Alleen toeristen, rijke toeristen, houden zich aan het bovenstaande programma.

Teresa Lupo verblijft in de wereldberoemde toeristenstad Venetië. Als ze door de stad wandelt, komt ze over de Ponte dei Pugni, de Brug der Zuchten en de Rialtobrug. Als ze met iemand ergens heen gaat, is het de Accademia. Als haar tante zoek raakt, is ze voor het laatst gezien bij Il gobbo. Als Teresa koffie drinkt, is het bij Florian. Als ze ooggetuige is van een zelfmoord, is het op het San Marco-plein. Haar Venetië is niet het echte, maar dat van de toeristen.

Een ongeloofwaardig decor is voor een detectiveroman bepaald geen pre, en dat valt David Hewson, de auteur van Carnival for the Dead (2011), kwalijk te nemen. Begrijp me niet verkeerd: als een schrijver het leesplezier wil bevorderen door het verhaal een locatie te geven waar de lezer iets van herkent, of die een zekere betovering oproept, of die nieuwsgierig maakt, dan is dat zijn goed recht. Het wordt veel gedaan, maar je mag als lezer wél verwachten dat de achtergrond op de achtergrond blijft.

In Carnival for the Dead gaat de couleur locale echter vóór de plot. Misschien is dat maar beter ook, want veel stelt die niet voor. Hoofdpersoon Teresa Lupo onderzoekt de verdwijning van haar tante en krijgt mysterieuze korte verhalen toegestuurd die haar informatie geven die ze zelf niet heeft. Zo leert ze dat haar tante een minnaar heeft, die ze heeft ontmoet in – wéér een monument – de San Giorgio degli Schiavoni. Waarom de mysterieuze verhalenschrijver niet gewoon een korte brief schrijft, wordt eigenlijk niet overtuigend uitgelegd.

Hewsons gemakzucht druipt er vanaf. Natuurlijk speelt het verhaal zich af tijdens het carnaval: als iedereen een masker draagt, hoeft de schrijver niet te denken om redenen waarom mensen elkaars signalement niet hebben. Als Teresa hoort hoe haar dolverliefde tante is gesignaleerd met haar nieuwe vlam, verneemt Teresa niet hoe die man eruit heeft gezien. Ware het geen carnaval zijn geweest, Teresa had begrepen hoe de vork in de steel zat en het verhaal zou 300 bladzijden korter zijn geweest.

Nu meandert het maar voort zonder dat het ooit verrassend wordt. Om het boek wat intellectueel cachet te geven, spelen de schilderijen van Carpaccio een rol. Dat zien we vaker: Dan Brown is er groot mee geworden. Maar die heeft tenminste iets te vertellen. Weliswaar is dat klinkklare onzin, maar het is tenminste iets wat je nog nergens eerder hebt gelezen. Hewson weet werkelijk niets over de doeken te vertellen dat de lezer niet ook kan lezen in de Wikipedia.

Bij het lezen van Carnival for the Dead vroeg ik me regelmatig af of dit een detective was of een folder van de Venetiaanse VVV. Ik denk het laatste. Alleen wie een reclamebrochure voor een stad schrijft, probeert zoveel mogelijk voor elke potentiële bezoeker herkenbare associaties bij die stad in één verhaal te stoppen. Dat Hewson zich dit eveneens tot doel heeft gesteld, blijkt wel het uit het feit dat het hele boek draait om één supercliché: de associatie van Venetië met de dood.

Dat is zoiets als het swingende Londen van de jaren zestig, beursfraude in New York of seks & drugs in Amsterdam. Daarover zijn al sublieme films en boeken gemaakt (namelijknamelijknamelijk en voor Venetië natuurlijk en natuurlijk ook). Als je als kunstenaar ook maar een greintje zelfrespect hebt, laat je die thematiek rusten. In vredesnaam: als je een boek wil schrijven over de dood, laat het dan niet afspelen in Venetië, en als je een boek wil schrijven over Venetië, laat er dan niemand sterven.

Deel dit:

2 gedachtes over “De achtergrond op de voorgrond

  1. MNb

    “als je een boek wil schrijven over de dood, laat het dan niet afspelen in Venetië, en als je een boek wil schrijven over Venetië, laat er dan niemand sterven.”
    Oh, het kan wel.

    http://en.wikipedia.org/wiki/Dead_Lagoon

    Geen perfect plot, maar wel een keurig evenwicht tussen de plot en de achtergrond. Ik kan me maar moeilijk voorstellen dat het verhaal zich ergens anders zou afspelen.
    Je leert nog iets over Italiaans separatisme ook.

  2. henktjongh

    Goede Venetiaanse detectives zijn die van Donna Leon, die gaan over gewone, en niet zo gewone, Venetianen en daar kon je ook binnen. De Duitse tv heeft veel van die verhalen verfilmd en die zijn, behalve dat ze Duits gesproken zijn, niet slecht.

Reacties zijn gesloten.