Klassieken & communicatie (5)

Alles geruïneerd

[Dit is het laatste van vijf stukjes over het belang van een uitgedachte communicatiestrategie voor de oudheidkundige disciplines. Het eerste is hier. In het voorgaande beschreef ik dat de structuur van de universiteit belet dat zo’n strategie wordt ontwikkeld en gaf ik aan hoe ze eruit zou kunnen zien.]

Een eigentijdse communicatiestrategie legt feiten én proces uit, anticipeert erop dat het grote publiek fouten herkent en zoekt aansprekende onderwerpen. Ik las eens dat dit mogelijk is als academici 10% van hun tijd aan communicatie besteden. Ik vrees dat dit pas zal gebeuren als publicaties voor het grote publiek meetellen voor een publicatielijst, een maatregel die een letterenfaculteit ook gewoon kan nemen.

Maar ook dan zal menig onderzoeker zijn internationale publicaties belangrijker vinden. Zijn belang valt immers niet samen met dat van de gemeenschap – sprekend over perverse prikkels. Ik zie dat op korte termijn niet veranderen en vrees dat het meest realistische scenario is dat classici en oudhistorici geen beleid ontwikkelen, hun belang niet afdoende uitleggen, terrein verliezen en uiteindelijk worden opgeheven zonder dat iemand herkent dat er iets van waarde verdwijnt.

Ik wil echter niet in mineur eindigen en wil wijzen op een vakgebied dat zich evenmin kan legitimeren met toepasbare uitvindingen maar – net als de oudheidkundige disciplines – kan rekenen op brede publieke belangstelling, georganiseerd in eigen tijdschriften en verenigingen. De astronomen hebben wel een charter voor de omgang met het publiek en nemen hun communicatie wel serieus. Daardoor groeit het draagvlak: niemand vraagt naar het nut van astronomie. Bovendien wordt er met het “overdragen van kennis ten behoeve van de maatschappij” geld verdiend dat kan worden besteed aan onderzoek en meer voorlichting.

De oudheidkundige disciplines hebben geen charter, leggen de eigen relevantie slecht uit en duwen de derde geldstroom zélf van zich af, richting kwakhistorici. Veel irrationeler kan een wetenschap niet zijn. De vraag is dan ook niet wat het nut is van de klassieken, want die zijn zinvol en kunnen goed worden uitgelegd. De eigenlijke vraag is waarom classici en oudhistorici dat almaar niet doen.

Deel dit:

10 gedachtes over “Klassieken & communicatie (5)

    1. Een categorie tussen echte geschiedschrijving en pseudowetenschap in. Dat laatste is, min of meer per definitie, het opschorten van de natuurwetenschappen, zoals wanneer je schrijft dat Archimedes met brandspiegels Romeinse schepen in brand heeft gestoken (je hebt grotere spiegels nodig dan de mensheid tot op heden heeft vervaardigd). Als iemand continuïteiten postuleert zonder het bewijs te leveren, handhaaft hij de natuurwetten, maar doet hij het toch grondig verkeerd.

    2. MNb

      Je antwoord suggereert dat er niet zoiets als kwaknatuurkunde, dwz slechte natuurkunde bestaat. Die is er wel degelijk. De mooiste voorbeelden daarvan zijn Erwin Schrödinger met zijn kat en Fred Hoyle met zijn Big Bang. Nitwits schrijven daar de grootst mogelijke onzin op. Dat wordt in de hand gewerkt omdat beide (belangrijke!) natuurkundigen met hun metaforen precies het tegenovergestelde beargumenteerden – namelijk reductio’s ad absurdum – dan waar die metaforen tegenwoordig voor gebruikt worden.
      Als iemand schrijft over de Oerknaltheorie wees dan op je hoeden. Die is er namelijk niet. Er zijn er verschillende en welke het wint is nog lang geen uitgemaakte zaak. De Oerknal heeft plaatsgevonden, net zoals Julius Caesar Gallië heeft veroverd. Maar oudheidkundigen weten heel wat meer van het laatste dan natuurkundigen van het eerste.
      Wie over dé Oerknaltheorie schrijft loopt een dikke kans kwaknatuurkunde te bedrijven, dwz de wetenschappelijke methode verkeerd toe te passen.

  1. MNb

    Oudheidkunde heeft dezelfde rechtvaardiging als astronomie: de twee vakken zoeken antwoord op de vraag waar we vandaan komen.

  2. Dat ben ik niet met je eens MNb.

    Om te beginnen: Astronomie heeft de belangrijke taak om de natuurkunde in extreme omstandigheden te onderzoeken te toetsen.

    Dan: De oudheidkunde (maar daar weet ik natuurlijk helemaal niets van) lijkt me een speeltuin waarin verschillende modellen van de ontwikkeling van gemeenschappen onderzocht kunnen worden.

    Waar we vandaan komen is heel boeiend, maar beide wetenschappen doen m.i. meer dan dat. Door de modellen te ontwikkelen en te toetsen gaat het om levende wetenschap, met repercussies voor vandaag en morgen.

  3. Wat mij opvalt in de reactie van Marco de Baar is dat niemand nu het in twijfel trekt dat astronomie “een belangrijke taak” heeft. Ik vermoed dat dat ook een beetje is wat JL wil zeggen. Overigens ken ik niets van astronomie, maar ik denk dat we toch wel met astronomen gemeen hebben dat we heel veel willen ‘waarnemen’. Daar dan modellen, wetmatigheden of conclusies uit afleiden is een volgende stap. Ik vind het soms ook wel spijtig dat velen dan alleen de “nuttige” zaken daaruit willen overhouden, waarbij “nut” dan vaak staat voor onmiddellijk economisch voordeel… Zelf vind ik het waarnemen alleen al ook erg leuk.

    1. Hi Wendy, je hebt helemaal gelijk. Ik lijd natuurlijk ook flink aan beroepsblindheid.

      De correcte tekst zou zijn: als we het testen van fysische theorieen belangrijk vinden, dan vinden we extreme omstandigheden daarvoor in de ruimte. MNb is een collega van me -al ken ik ‘m niet- en die kan mijn opmerkingen wel hebben, gok ik.

      De link naar de schoonheid gaat in beide velden ook mooi op. Beelden van ESO en Hubble zijn overweldigend mooi -Ook zonder begrip van wetenschappelijke relevantie ervan. Evenzo is ook de oudheid overweldigend mooi. Maar we bestuderen de oudheid -denk ik- niet omdat ze mooi is, maar omdat we er wat van leren.

      1. De link naar de schoonheid snap ik wel maar had ik niet meteen zo bedoeld. Ik bedoelde met ‘waarnemen’ gewoon kijken naar, bestuderen, lezen, onderzoeken, … Sommige dingen in de oudheid vind ik wel mooi, bv. sommige literatuur, maar dat zal wel subjectief zijn. Ik vind het bestuderen van de oudheid op zich al interessant, ervan leren zou fijn zijn maar de mensheid heeft niet zo’n goede track record op dat gebied 😉 Ik vind het vaak leuk om grote verschillen maar soms ook parallellen te vinden en die met mijn leerlingen te bespreken, zoals verkiezingen (broers Cicero), intriges (Suetonius, Tacitus), oorlog (Livius) of liefdesperikelen (Horatius, Catullus), …

  4. Wendy,

    Je hebt gewoon gelijk: ik was vorig jaar in Berlijn, en bezocht voor het eerst het Pergamonmuseum. Ik heb gewoon staan huilen, zo mooi vond ik het.
    Ik denk dat ik meer reageerde op het statement van MNB (een collega van me) over het ‘waarom van sterrekunde.’

    Hoi!

Reacties zijn gesloten.