
Manching is misschien het bekendst als het vliegveld van de firma Audi. Wie de luchthaven vanaf het westen binnenrijdt passeert de gebouwen van Airbus en komt dan op een straat die Riedelmoosgraben heet. Deze volgt het verloop van een gracht en stadsmuur uit de late La Tène-tijd, ofwel de Keltische cultuur van de derde en tweede eeuw v.Chr. De weg eindigt op de plek waar ooit de oostelijke toegangspoort was: een mottig stukje groen halverwege twee landingsbanen.
Het antieke Manching, nu grotendeels overbouwd door het vliegveld, was enorm: 380 hectare groot en omgeven door een wal van zo’n 7¼ kilometer lang. Ter vergelijking: dat is iets kleiner dan het toenmalige Rome, al was Manching nauwelijks zo dicht bewoond: er zullen zo’n tien- à twintigduizend mensen hebben gewoond. Dat is niet heel groot naar onze maatstaven, maar het was wel een van de grotere nederzettingen ten noorden van de Alpen en vrijwel zeker de hoofdstad van de Keltische stam der Vindelici.
In het Manching Kelten Römer Museum fotografeerde ik de bovenstaande graffito, die was aangebracht op een donkergrijze waterkruik. Ergens in de tweede eeuw v.Chr. heeft iemand – meer in het bijzonder: iemand die heel goed kon tekenen – een springend hert getekend.
Waarom? Ik kan wel een theorie opperen aan de hand van het feit dat de kruik is gevonden bij een heiligdom, maar het zou pure speculatie zijn. We weten gewoon echt niets, behalve dan dat de tekenaar goed wist wat hij deed.
[Dit was de 109e aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier.]
“Dat is niet heel groot naar onze maatstaven”
Nog in 1815 had Leiden 27 000 inwoners en Haarlem 20 000 (al was dat 150 jaar eerder veel meer).
“Waarom?”
Dan moet ik aan Tim Krabbé denken, die de wedervraag stelde: moet er altijd een diepzinnig waarom zijn?