146 v.Chr. (1)

Toen de Romeinen Karthago opnieuw stichtten, bedolven ze deze ruïnes van de in 146 v.Chr. verwoeste stad onder zand, om daarboven een tempelterras aan te leggen. Zo bleef Punisch Karthago dus bewaard.

In mijn vorige stukje over Een kennismaking met de oude wereld, het inmiddels zesmaal herdrukte eerstejaarshandboek van De Blois en Van der Spek, pikte ik op dat de Romeinen in het westen meteen provincies schiepen en in Griekenland en Afrika kozen voor een meer indirecte aanpak. Het keerpunt was het jaar 146 v.Chr., toen twee oorlogen tegelijk eindigden met de rücksichtslose annexatie van nieuwe provincies en de verwoesting van de steden. Ik schrijf vandaag 1200 woorden over drie alinea’s in het handboek. Alles even wat gedetailleerder, niet méér.

Het einde van Karthago

Tot dan toe had Rome in Afrika Massinissa gebruikt om Karthago in toom te houden, maar vanaf de Numidisch-Karthaagse Oorlog (151-150 v.Chr.) was de Numidische koning te machtig. Het leek een kwestie van tijd voordat hij Karthago zou toevoegen aan zijn rijk, dat zich al uitstrekte tot Lepcis Magna in Tripolitana. Omdat het versterken van het gehate Karthago tegen Massinissa geen optie was, besloten de Romeinen een provincie te stichten in het huidige Tunesië. De hoofdstad zou Utica zijn.

Het verhaal van de verwoesting van Karthago heb ik vaker verteld en laat ik verder wat het is. Ik vertel alleen nog even dat de Romeinen nooit zout op de akkers hebben gestrooid om te verhinderen dat die ooit nog gewas zouden dragen. Dat is een verzinsel. Tot slot noem ik nog de melancholieke anekdote dat Scipio Aemilianus, de Romeinse generaal, huilde bij het zien van de brandende stad omdat hij wist dat ook Rome ooit zou worden onderworpen door een buitenlandse mogendheid. De ironie van de geschiedenis was dat toen de Vandalen dit lot in 455 na Chr. voltrokken, zij afkomstig waren uit het door hen veroverde Karthago. (En de slimmerik die opmerkt dat de Visigoten Rome toch in 410 plunderden: nee, dat was de Romeinse generaal Alaric, die hogerop wilde.)

Ondertussen in het oosten

Ten oosten van de Adriatische Zee was de situatie heel anders. Hier konden de Romeinen voortdurend partijen tegen elkaar uitspelen en dreigde geen nieuwe machtsconcentratie. De Derde Macedonische Oorlog (171-168) had een einde gemaakt aan de regering van de Antigonidische koning Perseus en daarna was Macedonië opgesplitst in vier republieken. Meer naar het zuiden was Griekenland verdeeld door diverse bondsstaten, statenbonden en stadstaten.

De voornaamste speler daar was Kallikrates, de pro-Romeinse leider van de Achaiïsche Bond (en tevens de man die Polybios als gijzelaar had uitgeleverd). Hij overleed in 150/149 en vanaf toen ontspoorde de situatie. De nieuwe leider van de Achaïsche Bond, Diaios van Megalopolis, creëerde een diplomatieke crisis door Sparta aan te vallen. Rome was daar tegen en situatie werd onprettig. Bovendien dook in Macedonië een zekere Andriskos op, die voorwendde een zoon te zijn van Perseus, en behoorlijk wat steun kreeg.

Toen Diaios en Andriskos allebei economische hervormingen voorstelden ten gunste van de armen, raakten ze aan de bezittingen van de rijken. En daarmee kwamen ze aan een vitaal Romeins belang: de lokale elites die nodig waren om een gebied te besturen. De crisis van 146 v.Chr. was nu onvermijdelijk.

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

Een gedachte over “146 v.Chr. (1)

  1. “En de slimmerik die opmerkt dat de Visigoten Rome toch in 410 plunderden”

    Deze slimmerik merkt dan direct op dat er in 455 ook sprake was van een kortstondige plundering en géén ‘onderwerping door een buitenlandse mogendheid’. Dat waren pas de Ostrogoten.

Reacties zijn gesloten.