
Vandaag eens een mooi oud gedicht. Niet zozeer om het verhaaltje (dat simpel is) maar om de taal (die prachtig is). En voor de jongere lezers: een “frank” (zie boven) was het geld waarmee ze vroeger in België betaalden.
Wie heeft er ooit het lied gehoord,
het lied van Boerke Naas?
’t En ha, ’t is waar, geen leeuwenhert,
maar toch, ’t en was niet dwaas.Boer Naas die was twee runders gaan
verkoopen naar de steê
en bracht, als hij naar huis toe kwam,
zes honderd franken meê.
Boer Naas, die maar een boer en was,
nochtans was scherp van zin,
hij ging en kocht een zevenschot,
en stak daar kogels in.Alzoo kwam Naas, met stapkens licht,
en met de beurze zwaar;
hij zei: “Och ’k wilde dat ik thuis
en in mijn bedde waar!”Al met nen keer, wat hort boer Naas,
juist achter in den tronk?
Daar roert entwat, daar loert entwat:
’t docht Naasken dat ’t verzonk!En, eer dat ’t veintjen asem kreeg,
zoodanig was ’t ontsteld,
daar grijpen Naas twee vuisten vast,
en ’t light daar, neêrgeveld.’t En hoorde noch ’t en zag bijkan,
’t en voelde bijkan niet,
’t en zij dat ’t een pistole zag,
en zeggen hoorde: “… Ik schiet!”“Ik schiet, zoo gij, op staanden voet,
niet al uw geld en geeft;
en g’ebt, van zoo gij roert, me man,
uw laatsten dag geleefd!”Boer Naas, die alle dagen vijf
zes kruisgebeden bad,
om lang te mogen leven, peist
hoe hij in nesten zat!“Wat zal ze zeggen,” kreesch boer Naas,
“wanneer ik t’ huiswaard keer?
Hij heeft het weêrom al verbuisd!
die zatlap, nog nen keer!”“Hoort hier, mijn vriend, believe ’t u,
toogt dat gij mij minzaam zijt,
och, schiet ne kogel deur mijn hoed
en spaart mij ’t vrouwverwijt!’k Zal zeggen, als ik thuis geraak:
men heeft mijn geld geroofd,
en, weinig schilde ’t of ik had
nen kogel deur mijn hoofd!”De dief, die meer van kluiten hield
als van boer Naas zijn bloed,
schoot rap ne kogel deur en deur
de bol van zijnen hoed.“Bedankt!” zei Naas, en greep zijn slep:
“schiet nog een deur mijn kleed!”
De dief legt aan en Naasken houdt
zijn slipjasje gereed.“Schiet nog een deur mijn broek,” zei Naas,
“dan denkt me wijf, voorwaar,
als dat ik bij mirakel ben
ontsnapt aan ’t lijfsgevaar.”De roover zegt: “Nu zal ’t zal wel gaan,
waar is uw beurze, snel:
’k en heb noch tijd noch kogels meer…”
“Ik wel,” zegt Naas, “ik wel!”Zijn zevenschot haalt Naas toen uit
en spreekt: “Is ’t dat ge u niet,
in een-twee-drie, van hier en pakt,
gij galgendweil, ik schiet!Ik schiet, zodra gij nader komt,
uw domen kop in gruis,
en, zoo gij Naas nog rooven wilt,
laat uw verstand niet thuis!”En loopen dat die rover dei,
de beenen van zijn lijf,
zoo snel dat ‘t onbeschrijflijk is,
hoe snel ook dat ik schrijf!Hier stoppe ik. Dichte een ander nu
ne vers op Boerke Naas;
’t is waar, ’t en was geen leeuwenhert,
maar toch, ’t en was niet dwaas!
Guido Gezelle
Fantastisch!
Ik kende hem, van vroeger, en toch was de ontknoping weer verrassend!
Guido Gezelle, een der allergrootsten van de Vlaamse dichters, ongelooflijke taalvirtuoos!
Mooi gedicht! Fijn dat je daar even aandacht aan besteedt!
Mag ik zo vrij zijn daaraan een ander mooi kort gedicht van hem toe te voegen?
MOEDERKEN
‘t En is van u
hiernederwaard,
geschilderd of
geschreven,
mij, moederken,
geen beeltenis,
geen beeld van u
gebleven.
Geen teekening,
geen lichtdrukmaal,
geen beitelwerk
van steene,
‘t en zij dat beeld
in mij, dat gij
gelaten hebt,
alleene.
o Moge ik, u
onweerdig, nooit
die beeltenis
bederven,
maar eerzaam laat
ze leven in
mij, eerzaam in
mij sterven.
Guido Gezelle
(4/5/1891)
Toelichting:
hiernederwaard: hier op aarde
geschreven: (misschien) gegraveerd
lichtdrukmaal: foto (zelfgevormd woord)
gelaten: nagelaten
Mijn favoriet:
s Avonds
’t Wordt al sterre dat men ziet
in dat hoog en blauw verschiet daar,
blijde sterren, anders niet,
in dat hoog en blauw verschiet.
’t Wordt hier altijd al verdriet,
van dat oud en zwart verdriet daar,
’t wordt hier altijd anders niet
als dat oud en zwart verdriet.
Laat mij, laat mij, in ’t verdriet,
vliegen naar dat hoog verschiet daar,
waar men al die sterren ziet,
al die sterren… anders niet.
’t Schrijverke.
Nog voordat ik naar de lagere school ging declameerde mijn moeder regelmatig ’t Schrijverke”.