Het portret van Vergilius

Vergilius (Vaticaanse Musea, Rome)

Het is vandaag 2040 jaar geleden dat in Brindisi, bij de haven aan het einde van de Via Appia, de Romeinse dichter Vergilius zijn laatste adem uitblies. Een Brindisijnse wees me ooit het huis aan waar het zou zijn gebeurd en het leek me niet tactvol mijn twijfel uit te spreken. Een gedicht van Gabriele d’Annunzio ontsiert de gevel.

Leven

Publius Vergilius Maro, zelf, u ziet hem hierboven. Hij is in 70 v.Chr. geboren in Mantua, kwam uit een goede familie die een goede opleiding kon betalen, en verloor zijn Mantuese bezittingen toen Octavianus die confisqueerde. Na de slag bij Filippoi (42 v.Chr.) was het namelijk zijn taak om alle veteranen uit de Derde Burgeroorlog een boerderij te geven in Italië. Hij wees simpelweg enkele steden aan waarvan de bewoners maar moesten vertrekken. Vergilius schreef in deze jaren de Eclogae en daarna de Georgica, raakte zo bekend bij de hovelingen rond Octavianus en kreeg uiteindelijk compensatie voor de inbeslaggenomen landerijen. Evengoed bezat hij een huis in de omgeving van Napels.

Lees verder “Het portret van Vergilius”

Wetenschapspoëzie

Ja, dat moet u natuurlijk weer hebben. U volgde de wedstrijd voor wetenschapspoëzie, want u dacht: dat is nou eens een leuke, speelse manier om wetenschap over het voetlicht te brengen! Wetenschapsnieuws lijkt tegenwoordig wel te bestaan uit twee soorten: hiep-hiep-hoera-verhalen óf vijandigheid. Poëzie roept die vijandigheid niet op. Sterker nog, poëzie roept de verwondering op waarmee een onderzoeker een vraag stelt. Dat is nog wezenlijker dan hiep-hiep-hoera.

Dus ja, u dacht: dat is een leuke wedstrijd. U las met belangstelling de uitslag in het NRC. U was geboeid door het juryrapport, opgesteld door Anna Enquist, Ionica Smeets, Edward van de Vendel en Marlies ter Voorde. U luisterde hoe Bart de Haas erover vertelde in De Taalstaat. U was zó  onder de indruk van de drie winnende gedichten, dat u over het hoofd zag dat u ook een bundel met wetenschapspoëzie kon bestellen. Dat moet u weer hebben.

Lees verder “Wetenschapspoëzie”

W.H. Auden, Musée des Beaux Arts

Museum voor Schone Kunsten, Brussel

Er zijn weinig schilders waarvan ik meer houd dan van Pieter Bruegel, over wiens Landschap met de Val van Ikaros ik al eens blogde. Het is namelijk helemaal niet van Bruegel. In een ander blogje, een van mijn favorieten, beschreef ik hoe de Berlijnse schilder Robert Seidel Bruegels Jagers in de sneeuw gebruikte voor een schitterend nieuw schilderij.

De dichter W.H. Auden verwees naar twee of drie van Bruegels schilderijen in een van zijn beroemdste gedichten, Musée des beaux arts (1938). Het gaat om de Volkstelling in Betlehem, het Landschap met de Val van Ikaros en waarschijnlijk ook De kindermoord in Betlehem. Alle drie zijn te zien in de Musea voor Schone Kunsten in Brussel. Omdat ik ook het gedicht mooi vind, wilde ik daar al jaren een kijkje gaan nemen, maar het kwam er nooit van. Tot vandaag dan.

Het was een fijn bezoek. Het lukt me nooit om in een schilderijenmuseum van meer dan drie doeken écht te genieten, en hier was het niet moeilijk te kiezen welke. Ze hangen bij elkaar in dezelfde zaal. Dus hierbij: het gedicht van Auden, met bijbehorende illustraties.

Lees verder “W.H. Auden, Musée des Beaux Arts”

De gelukkige klas

De gelukkige klas

Wij waren alfa’s, schopten lawaai
vulden schoolkrant en lokalen
schreeuwend van verlangen
naar de grote uitwedstrijd

K ging het verst, doelbewust
aanvallend om te scoren
als vroeger in elk tussenuur
viel hij door kogels in El Salvador

H zag de oorlog jong, het was
iets met Japanners, Indië, een kamp
op één nier leefde hij jarenlang
voor twee – en stierf in bed

Wij komen niet veel verder dan
de eerste letter van het alfabet
weerklank van een verwondering
te groot voor onze talen.

– Koos Hagen

Het is vandaag veertig jaar geleden dat journalist Koos Koster (de “K” in dit gedicht) werd vermoord. De foto hierboven toont de tekst van dit gedicht, zoals te lezen voor het Beyers Naudé-gymnasium in Leeuwarden, waar Koos Koster en dichter Koos Hagen naar school gingen.

Uitslag VWN-wedstrijd wetenschapspoëzie

Met ruim zeshonderd inzendingen is de VWN Gedichtenwedstrijd een klein succes te noemen, dat alle verwachtingen overtrof. De juryleden waren blij om te zien dat de wetenschap en de poëzie in ons land en daarbuiten springlevend zijn. Hoewel enkele onderwerpen (zoals Schrödingers kat, Gods dobbelstenen en Einsteins relativiteit) relatief vaak voorkwamen, waren de onderwerpen zeer heterogeen. Bijna alle vakgebieden kwamen aan bod.

Uiteindelijk selecteerde de voorjury ruim dertig gedichten, die voor de prijzen in aanmerking kwamen. Daarover besliste een vakkundige jury. Deze jury, bestaande uit Anna EnquistIonica SmeetsEdward van de Vendel en Marlies ter Voorde, was streng, maar rechtvaardig. In veel gedichten stond er volgens hen net een woordje te weinig of een strofe te veel voor een mooi lopend ritme of een sterke boodschap. Naast de drie prijswinnaars reikten zij tevens twee eervolle vermeldingen uit, aan Joop Dullaart, voor het Afrikaanse gedicht ‘Entropie’, en aan Paul Vincent, voor zijn gedicht ‘berging ijsselkogge – kampen’.

Lees verder “Uitslag VWN-wedstrijd wetenschapspoëzie”

Allerzielen

Soms loopt er door een drukke straat
ineens een oude kameraad
of reisgenoot.
Je weet zodra je hem begroet:
het kan niet dat ik hem ontmoet,
want hij is dood.

Eerst ben je nog een tijd verbaasd
omdat die levende toch haast
die dode was.
Heb je de zaak dan afgedaan,
dan komt er weer zo’n dode aan,
met flinke pas.

Thuis van het dodencarnaval
zie je de spiegel in de hal,
je schrik is groot:
die man daar in het spiegelglas,
met die bekende regenjas,
was die niet dood?

— Willem Wilmink (1936-2003)

Ausonius in Bordeaux

Een jaar of vier geleden mocht ik op deze blog een gedichtje van Leo van Zanen publiceren over de Togatus Barberini. Het is opgenomen in de bundel De bezoeker, die vandaag officieel wordt gepresenteerd en die u hier kunt bestellen. Het eerste exemplaar zal vanavond in een (wegens de corona: helaas besloten) bijeenkomst in de Leidse boekhandel De Kler worden overhandigd aan Jean Pierre Rawie.

In de bundel zijn ook drie gedichten opgenomen over Van Zanens Romeinse voorganger Decimus Magnus Ausonius. Die moet u plaatsen in de vierde eeuw na Chr.; hij was – behalve dichter – ook de docent van keizer Gratianus (r.367-383).

De woorden Succedens aevum prorogat ipse suum, “door vernieuwing zet zij haar bestaan voort”, is ontleend aan een gedicht over ontbottende rozen. Het is in het Nederlands vertaald door Willem Bilderdijk en Karel D’huyvetters. Lees verder “Ausonius in Bordeaux”

Ausonius in Trier

Cupido in actie: zijn slachtoffer is te identificeren met Psyche. Plafondschildering uit Trier (Bischöfliches Dom- und Diözesanmuseum)

Een jaar of vier geleden mocht ik op deze blog een gedichtje van Leo van Zanen publiceren over de Togatus Barberini. Het is opgenomen in de bundel De bezoeker, die vandaag officieel wordt gepresenteerd en die u hier kunt bestellen. Het eerste exemplaar zal vanavond in een (wegens de corona: helaas besloten) bijeenkomst in de Leidse boekhandel De Kler worden overhandigd aan Jean Pierre Rawie.

In de bundel zijn ook drie gedichten opgenomen over Van Zanens Romeinse voorganger Decimus Magnus Ausonius. Die moet u plaatsen in de vierde eeuw na Chr.; hij was – behalve dichter – ook de docent van keizer Gratianus (r.367-383).

Het motto Cupido cruciatus, “Cupido aan het kruis”, is de titel van een van Ausonius’ gedichten. De strekking ervan is dat vrouwen de liefdesgod straffen voor de martelingen die hij hen heeft opgelegd. Het is in het Nederlands vertaald door Patrick Lateur.

Lees verder “Ausonius in Trier”

Ausonius aan de Moezel

De Moezel bij Mehring

Een jaar of vier geleden mocht ik op deze blog een gedichtje van Leo van Zanen publiceren over de Togatus Barberini. Het is opgenomen in de bundel De bezoeker, die vandaag officieel wordt gepresenteerd en die u hier kunt bestellen. Het eerste exemplaar zal vanavond in een (wegens de corona: helaas besloten) bijeenkomst in de Leidse boekhandel De Kler worden overhandigd aan Jean Pierre Rawie.

In de bundel zijn ook drie gedichten opgenomen over Van Zanens Romeinse voorganger Decimus Magnus Ausonius. Die moet u plaatsen in de vierde eeuw na Chr.; hij was – behalve dichter – ook de docent van keizer Gratianus (r.367-383).

Het motto quis color ille, “wat is dat voor kleur?” is ontleend aan zijn bekendste gedicht Mosella ofwel Het lied van de Moezel. Dat is door Patrick Lateur vertaald in het Nederlands.

Lees verder “Ausonius aan de Moezel”