Een vos zag op een dag een raaf
In het zoete land van Waas en Bavel
Hoog gezeten op een tak
Een sappig hapje in zijn snavel
Zijn vossentong likkebaarde tussen zijn kaken
Zijn pluimstaart zwaaide zwierend heen en weer
Het water liep hem uit de bek
De raaf keek spottend op hem neer
Heer Raaf, sprak de vos met zachte stem
Mag ik u vragen wie u bent?
De raaf omklemde sprakeloos zijn buit
Hij keek wel wijzer uit
Beste raaf, wat bracht u hier?
Uw vleugels zijn zo mooi en fier
Uw blik zo teder en voornaam
De raaf vertrok geen spier
U, met uw wijs en alziend oog
Wijdverbreid dunkt mij uw faam
Ebbenhouten vogel, met uw glanzend zwarte toog
Vertel mij alstublieft uw naam
De raaf boog zich wat naar voren
Om de vos beter te kunnen horen
Hij sloeg zijn ogen neer
En dacht, dit en dit en dat nooit meer
Zolang u niets zegt, zei de vos, lijkt aangetoond
Dat u bang bent om te falen
Kwotnon, dacht de raaf
En zweeg in alle talen
Het ga u goed, heer Raaf
Wij zijn nooit vrienden van elkaar geweest
Arme vos, dacht de raaf
Hij kreeg haast meelij met het beest
Ik moet nu gaan, zei de vos
En verdween fluks achter een heg
Dag dag, zei de raaf
En kraste naamloos weg
[Een gastbijdrage van Hans Koonings. Dank je wel Hans!]
Die toelichting is de meerwaarde, want de door Claes gekozen gedichten zijn allemaal wel ergens online te vinden. Er bestaan ook meer van dit soort boeken. De door Claes gemaakte keuze overlapt bijvoorbeeld met die van C. Buddingh in Is deze ook goed meneer? De evergreen in de Nederlandse poëzie (1972). Dat boekje, dat ik ooit bietste uit de erfenis van een leraar Nederlands, biedt echter nauwelijks uitleg, terwijl Claes daarin juist uitblinkt. Pakweg twee pagina’s over thematiek en techniek van de romantische dichters, één pagina over Bilderdijk, één gedicht van iets meer dan een pagina (en u raadt al welk), anderhalve pagina over dit gedicht.
Batman ruziet weleens met Superman. Arsène Lupin was Sherlock Holmes te slim af. Godzilla streed tegen King Kong. Het is leuk als verhalen die traditioneel gescheiden zijn, contact maken. Dat was in de Oudheid niet anders. Het verhaal van Jason en de Argonauten ontleent een deel van zijn charme aan het gegeven dat allerlei helden ook uit andere verhalen bekend zijn: zo is Herakles een van de opvarenden van ’s werelds eerste schip, samen met zijn geliefde Hylas, zijn vriend Admetos en stalhouder Augeias. Verder de goddelijke tweelingen Kastor en Polydeukes, enkele vaders van helden uit de Trojaanse Oorlog, en ook de zanger Orfeus. Het is een antieke League of Extraordinary Gentlemen.
De oudste bron is een hellenistisch gedicht van Apollonios van Rhodos (in het Nederlands vertaald door Wolther Kassies), die vanzelfsprekend oudere stof bewerkt en daarbij Homeros volgt, maar die ook een nieuw type held neerzet. Zijn Jason is geen rauwdouwer zoals we kennen uit de Ilias. Apollonios’ helden zijn weleens onzeker en bang. Moreel gaat het van kwaad tot erger: ze doden weleens de verkeerde, ze geven zich over aan piraterij, ze stelen het Gulden Vlies, ze doden onschuldige mensen. De stof is verder behandeld door de Romeinse dichter Valerius Flaccus, in twee mythologische uittrekselboeken en in een laatantieke tekst die Piet Gerbrandy onlangs in het Nederlands heeft vertaald als De barre tocht van Orpheus.
Erotische afbeelding, weliswaar niet oosters maar hellenistisch of Romeins, maar een van de weinige mij bekende afbeeldingen waar de man een zekere genegenheid uitstraalt. (Altes Museum, Berlijn)
[Mijn goede vriend Richard Kroes werpt een blik op het Hooglied. Het eerste deel van dit stuk was hier.]
Zou met het woord “navel” iets bedoeld kunnen zijn dat lager zit dan de buik? Zeer geleerde theologen hebben dikke boeken vol geschreven over deze belangwekkende kwestie, want een alternatieve verklaring ligt natuurlijk voor de hand.
Het Hebreeuwse woord voor “navel”, sjorr, zo betogen zij, komt overeen met het Arabische soerr, “navelstreng”. Dat woord is afgeleid van sarra “blij maken”. Van datzelfde woord is ook sirr afgeleid, wat letterlijk “geheim” betekent, maar ook gebruikt kan worden om de geslachtsdelen aan te duiden. In het Arabische schrift, dat net als het Hebreeuwse alfabet geen klinkers noteert, zijn soerr en sirr niet van elkaar te onderscheiden. Ze worden beide geschreven als sr. Stel nu eens dat er in het Hebreeuws een aan sirr verwant woord heeft bestaan, dat het vrouwelijk geslachtsdeel aanduidde? En stel nu eens dat preutse rabbi’s daar later, door toevoeging van de “juist” klinkertekens, sjorr van gemaakt hebben, zodat het “navel” werd?
[Mijn goede vriend Richard Kroes werpt een blik op het Hooglied. Het eerste deel van dit stuk was hier.]
De laatste, vierde, wasf in het Hooglied heeft een omgekeerde volgorde: van beneden naar boven.
Wat zijn je voeten mooi in je sandalen, koningskind!
Je heupen draaien sierlijk rond,
de schepping van een kunstenaar.
Je navel is een ronde kom,
die gevuld is met kruidige wijn.
Je buik is een bergje tarwe,
dat door lelies wordt omzoomd.
Je borsten zijn als kalfjes,
als de tweeling van een gazelle.
Je hals is als een toren van ivoor,
je ogen als de vijvers van Chesbon,
bij de poort van Bat-Rabbim.
Je neus is als een toren van de Libanon,
die uitkijkt over Damascus.
Je hoofd rijst op als de Karmel,
omkruld door purperen lokken,
waarin een koning ligt verstrikt. (Hooglied 7.2-6; NBV21)
Een Egyptische dame, van top tot teen (Neues Museum, Berlijn)
[Mijn goede vriend Richard Kroes werpt een blik op het Hooglied. Het eerste deel van dit stuk was hier.]
Zoals gezegd is het gedicht van Al-Marraar ibn Moenkid een millennium jonger dan het Hooglied. De volgende Egyptische tekst is duizend jaar ouder, maar heeft ook de vorm van een wasf. Het is te vinden op een papyrus vol liefdesliederen die zich momenteel bevindt in Dublin en bekend staat als Chester Beatty Papyrus 1.
Uniek is mijn zuster, ze heeft geen gelijke:
gracieuzer dan alle andere vrouwen.
Zie haar, als Sirius die opkomt
aan het begin van het nieuwe jaar;
glanzend, kostbaar, met een lichte huid,
lieflijk haar ogen als zij kijkt.
Zoet haar lippen wanneer zij spreekt,
zij gebruikt niet teveel woorden.
Lang van hals, blank van borst,
haar haar echt lapis lazuli,
haar armen meer dan goud,
haar vingers lotussen.
Liefelijk haar tred als zij loopt over de grond
zij heeft mijn hart veroverd in haar omhelzing.
Het heeft niet zoveel met het Hooglied te maken, maar toch: op dit reliëf uit Jemen ontmoeten een vrouw en een man, gezeten op dromedarissen, elkaar bij een bron (Istanbul, Archeologische Musea)
[Mijn goede vriend Richard Kroes werpt een blik op het Hooglied. Het eerste deel van dit stuk was hier.]
Het Hooglied wordt begrijpelijker als we kijken naar het genre dat bekendstaat als wasf. Duizend jaar nadat het Hooglied werd geschreven, dus aan het einde van de zevende eeuw na het begin van onze jaartelling, schreef de Arabische dichter Al-Marraar ibn Moenkid (in de vertaling van Geert Jan van Gelder):
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.