
Zoals ik aangaf in het vorige stukje is een van de fundamentele puzzels uit de oude geschiedenis het bepalen van de chronologie van Mesopotamië in de Midden-Bronstijd. Het gaat hier niet om precieze data maar om het vaststellen van de regeringsjaren van de diverse vorsten in de vijf eeuwen die voorafgingen aan het jaar – ja, kijk, dat is dus het probleem. De onderlinge chronologie van die vijf eeuwen (518 jaren eigenlijk) ligt vast, maar het jongste jaar kan zo recent zijn als 1499 v.Chr. en zo oud als 1651 v.Chr. Anderhalve eeuw speling – alsof je premier Rutte plaatst in de tijd van Thorbecke.
Ik zal nu eerst vertellen hoe we het solide deel van de Mesopotamische chronologie kennen. Daarna ga ik in op de vraag hoe groot het gat is tussen dit deel en die vijf eeuwen uit de Midden-Bronstijd. Tot slot wil ik aangeven hoe momenteel de puzzel opgelost wordt. Voor uw gemak is hier nog een mooie PDF die een overzicht biedt, gemaakt door Kees Huyser, wetenschapsvoorlichter bij het Nikhef.
Het solide deel van de Mesopotamische chronologie is vooral zo solide omdat de Babyloniërs goede astronomen waren die een heel nauwkeurige kalender hadden ontwikkeld, waarmee de koning kon aankondigen dat een schrikkelmaan moest worden ingevoegd. Vanaf het moment waarop Babylon door de Perzen werd ingenomen en er dus geen Babylonische koning meer was, gebeurde dit schrikkelen automatisch, volgens een standaardberekening, maar in feite was het al eerder gereguleerd, waardoor we veel Babylonische data kunnen omrekenen naar onze kalender.
Belangrijk is hierbij wel dat het jaar werd genoteerd als het regeringsjaar van deze of gene vorst. Het is voor ons dus wel zo handig als we een lijst van koningen hebben en het is bovendien wel zo precies als we die lijst kunnen ijken aan astronomische waarnemingen. Zo vermijd je namelijk dubbeltellingen als koning A halverwege regeringsjaar N overlijdt en koning B datzelfde jaar telt als zijn eerste jaar. De antieke bronnen springen nogal eens heen en weer tussen inclusief en exclusief tellen, dus ijking is echt belangrijk.
Dieper: tot 911 v.Chr.
Gelukkig hebben we zo’n lijst: de Canon van de Griekse geograaf-astronoom Ptolemaios van Alexandrië, die alle vorsten van Babylonië opsomt en dateert vanaf Nabû-Nasir (r.747-734). Deze informatie wordt bevestigd door de Koningslijst van Uruk en de Astronomische Dagboeken, die sterrenkundige observaties dateren aan de hand van de regeringsjaren van de diverse vorsten. De Canon biedt zo een kader dat zeker tot 747 v.Chr. astronomisch geijkt en betrouwbaar is.
We kunnen makkelijk dieper gaan omdat de Assyriërs de gewoonte hadden elk jaar te noemen naar een magistraat, de limmu. De lijst met limmu’s is overgeleverd en helpt ons de chronologie nog verder neerwaarts vast te stellen: tot 892. Omdat in deze lijst de zonsverduistering van 15 juni 763 staat vermeld, kunnen we de lijst astronomisch ijken. Dit is dus solide informatie. Tot slot kunnen we nog iets dieper gaan, want we weten dat 892 v.Chr. het twintigste regeringsjaar was van koning Adad-nirari II, waaruit volgt dat diens bewind begon in 911.
Nog dieper: tot 1420 en 1359 v.Chr.
Tot zover geen problemen, maar als we nog dieper willen gaan, wordt het wat ingewikkelder. Voor de tweede helft van het tweede millennium v.Chr. kunnen we de koningslijsten namelijk niet langer ijken aan astronomische observaties maar alleen vergelijken met elkaar.
De Assyrische Koningslijst is de voornaamste. Deze is gebaseerd op de lijst van limmu’s en telt 109 koningen, waarvan Šalmaneser V (r.726-722) de jongste is. Er is dus een fijne overlap met wat we hierboven constateerden. Nog fijner is dat deze lijst is overgeleverd in drie kopieën, waardoor we kunnen corrigeren voor kopiistenfouten. We kunnen dieper en dieper gaan, tot de regering van koning Aššur-dan I (r.1178-1133). Voorbij diens regering wordt het lastiger, omdat de kopieën elkaar te vaak tegenspreken.
Gelukkig is er de Babylonische Koningslijst A, die de heersers noemt van Babylonië vanaf het begin van Babylons Eerste Dynastie (ergens in de eerste helft van het tweede millennium) tot de zevende eeuw v.Chr. Deze lijst is weliswaar beschadigd maar we hebben ook nog de Synchronistische Koningslijst, waarin niet minder dan 125 synchronismen staan opgesomd tussen de Babylonische en Assyrische geschiedenis. De Synchronistische Kroniek biedt meer van hetzelfde. Door deze informatie te combineren, kunnen we nóg dieper gaan en de regering van de Assyrische vorst Enlil-Nasir II dateren tussen 1420 en 1415. In Babylonië is de oudst-dateerbare koning Burnaburiaš II (r.1359-1333). Er is een marge van een jaar of wat, die ik verder buiten beschouwing zal laten.
De gekroonde hoofden uit deze periode, de Late Bronstijd, correspondeerden met elkaar, waardoor we onze reconstructie kunnen ijken. Zo schreef Burnaburiaš II aan de Egyptische koning Echnaton (r.1353-1336), die op zijn beurt weer brieven uitwisselde met Aššur-uballit I van Assyrië (r.1353-1318). We zouden de chronologie liever ijken aan een zons- of maansverduistering, maar we mogen bepaald niet klagen: vanaf 1420 en 1353 hebben we een vast blok van verstrengelde chronologieën.
Helder uitgelegd, Jona. Ik wacht met spanning op het vervolg.