Oorlogskind (10) Stobben rooien

dav
Tweede Wormenseweg, Apeldoorn

[Ik doe het zelf even wat rustiger aan en geef het woord aan mijn vader Ben Lendering, die vertelt wat hij als kind in de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Het eerste deel is hier en een overzicht is daar.]

En natuurlijk gingen we ’s zondags naar de kerk. In Apeldoorn waren toen drie katholieke kerken: de Mariakerk in de Hoofdstraat, de Teresiakerk en de kerk aan de Arnhemseweg met de moeilijke naam: Sint Fabianus en Sint Sebastianus (kortweg: de Fab-en-Seb). Naar deze kerk gingen wij. Nu was Apeldoorn-Zuid toen nog nauwelijks bebouwd, dus van de tweede Wormenseweg naar Fabianuskerk liep je nog een heel eind tussen de weilanden. Dat kun je je nu nauwelijks meer voorstellen.

We gingen meestal al vroeg naar de kerk en dan was het nog donker. Ook in de kerk, want daar was natuurlijk ook geen stroom. Hier en daar hing in de kerk een heel klein lampje, op het altaar brandden en paar kaarsen. Meelezen kon je dus niet, maar dat hoefde ook niet. Bij katholieken gold toen als belangrijkste regel dat je er bij aanwezig moest zijn, dan had je aan je zondagsplicht voldaan.

Nu nog zie ik die donkere kerk voor me en in mijn herinnering was dat altijd heel sfeervol. Het was net alsof het iedere keer weer kerstmis was. Een paar jaar geleden moest ik weer eens in die kerk zijn, toen een collega van me werd begraven en pas toen heb ik eens goed gezien wat een mooi gebouw dat eigenlijk is.

Naar school gingen we niet. De Apeldoornse scholen konden dat geweldige aantal Arnhemse kinderen natuurlijk helemaal niet bergen en nood-onderwijs kon natuurlijk zonder boeken en schriften niet georganiseerd worden.

Op zekere dag namen mijn ouders ons mee naar de Mariakerk aan de Hoofdstraat. En toen zag ik iets wat ik nog nooit gezien had. Vóór in de kerk stond een lange kist en daarin lag iemand. Ik begreep wel dat die man dood was en ik zag ook dat hij als een priester gekleed was. Dat was voor de eerste keer in mijn leven dat ik een dood mens zag. Ik wist niet wie dat was, maar mijn vader vertelde ons dat dat deken Stokmans van Arnhem was. In Arnhem waren ongeveer acht pastoors en de voorzitter van de pastoorsvergadering is de deken. Deken Stokmans was ook naar Apeldoorn geëvacueerd en woonde in de pastorie aan de Stationsstraat en daar was hij overleden.

We zaten ondertussen niet alleen zonder stroom, ook was er geen gas om op te koken en kolen voor de kachel waren er ook al haast niet. Dus moest er op hout gestookt worden. Nu had mijn vader toch geen werk en wij hoefden niet naar school. Met mijn oudste drie boers die toen 14, 12 en 11 jaar waren ging hij naar de bossen van Het Loo, waar hij vergunning had gekregen om een boomwortel uit de grond te halen. Stobben rooien noemden ze dat. De Duitsers hadden veel bomen omgezaagd, maar de wortels lieten ze natuurlijk zitten. Dus veel Apeldoorners en Arnhemmers gingen daar aan het graven. Ook langs het kanaal waren veel bomen omgezaagd en ook daar heeft mijn vader zo’n boomstronk uitgehakt. Dat was natuurlijk heel zwaar werk en de klus moest in één dag worden afgemaakt, anders hadden anderen dat de volgende dag al voor je gedaan en het hout meegenomen. Mijn broers moesten helpen graven en zagen en ’s avonds kwamen ze dan met de trekwagen volgeladen weer naar huis.

Aan het einde van de Tweede Wormenseweg was toen een houtzagerij en daar mocht je de schaafkrullen van het hout ophalen. Hele zakken vol heeft mijn vader daar gehaald om ze in de kachel op te branden. In de huiskamer hadden we namelijk een klein potkacheltje staan en dat was dan ook de enige plaats waar het warm was. Dat kacheltje had mijn vader ergens op de kop getikt en toen we uit Apeldoorn vertrokken in januari 1945, heeft hij dat aan een boer verkocht. Die kachel was aan de achterkant al aan het stuk gaan, maar toen die boer kwam kijken, gooide mijn vader er het laatste hout in zodat hij goed fel brandde. De boer vond het een geweldig goede kachel, want hij brandde flink en daarom gaf hij mijn vader ook zo maar de 150 gulden die hij voor de kachel vroeg. Dat was toen heel veel geld en in ieder geval veel meer dan de kachel waard was. Maar ik zie nog hoe die boer zijn portefeuille tevoorschijn haalde die helemaal vol zat met briefjes van honderd en duizend gulden. Dus veel spijt had mijn vader ook weer niet dat hij daar een klein beetje van meekreeg.

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

2 gedachtes over “Oorlogskind (10) Stobben rooien

  1. Die boer die dat kacheltje veel te duur kocht had waarschijnlijk veel zwart verdiend aan de hongerenden uit de randstad. Nee, de oorlog was echt niet slecht voor iedereen in Nederland!

Reacties zijn gesloten.