
Het najaar kwam aan over het Starnbergermeer en verraste ons met een regenbui. We scholen onder de colonnade bij de Hofgarten en besloten door te lopen naar het Egyptologisch Museum. Dat bestaat inmiddels niet meer: München heeft een nieuw museum. Ook daar zal de schat van koningin Amani-Shakheto van Nubië echter wel te zien zijn.
Even terug in de geschiedenis. In 1820 vielen de troepen van Mohammed Ali, de Ottomaanse gouverneur van Egypte, Soedan binnen, dat ze in de daarop volgende jaren geheel onder de voet liepen. Hiermee werd het gebied van de Midden-Nijl ook voor westerse avonturiers/wetenschappers ontsloten en zo kwam de Franse mineraloog Frédéric Cailliaud in Napata, een van de hoofdsteden van het antieke Nubië. Hij publiceerde zijn reisverslag, met enkele tekeningen die hij van de Nubische piramiden had gemaakt, in 1826 en bracht met dat boek Giuseppe Ferlini op het idee ook eens een kijkje in Napata te gaan nemen. Deze man, chirurg in het leger van Mohammed Ali, was niet tevreden over zijn soldij en besloot dat plundering, in 1834 een vrij gangbare militaire activiteit, een mooie aanvulling was op zijn financiën. Zo kwam ook hij in Napata.
Sinds het bezoek van Caillaud waren enkele piramiden gesloopt, misschien door mensen die, omdat ze zich hadden gevestigd bij de hier door Mohammed Ali’s leger gebouwde basis, op zoek waren naar bouwmaterialen. Dat kwam goed uit, want zo kon Giuseppe Ferlini zonder veel inspanning dieper in die grafmonumenten kijken en een goudschat vinden die de slopers blijkbaar over het hoofd hadden gezien. Helaas heeft Ferlini de exacte vindplaats misleidend beschreven, zodat we niet goed weten wat hij zag dat anderen niet hadden gezien.
Hij nam het materiaal mee het land uit – niet werkelijk moeilijk, want de smokkel van oudheden was destijds niet verboden – en publiceerde in 1836 een catalogus, in de hoop zo een koper te vinden. Koning Lodewijk I van Beieren heeft het materiaal gekocht en het is later verspreid over de musea van München en Berlijn.
De bovenstaande armband is maar een van de vele voorwerpen. Aan het begin van onze jaartelling is het sieraad gedragen door koningin Amani-Shakheto van Meroë. Het belang van de vondst is echter meer dan dat we bij hoge uitzondering de naam kennen van de eigenares van een sieraad. Het belang is dat de Europese onderzoekers begonnen te begrijpen hoe welvarend Soedan ooit moest zijn geweest.
[Op 16 december opent de Nubië-expositie in het Drents Museum in Assen. Dit was de 295e aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier. Het citaat is inderdaad gezocht maar ik had het die betreffende dag nou eenmaal voortdurend in mijn hoofd.]
Nu nog worden de schatten van veel landen geroofd.
Vredelevende groet,
Hoe weet men dat de schat -het woord alleen al riekt naar de negentiende eeuw- van het graf van Amani-Shakheto afkomstig was? Deze Ferlini zal dat weinig hebben geïnteresseerd. Staat er ergens een cartouche op deze armband of op andere voorwerpen of was er misschien nog een lokale herinnering of traditie met deze piramides verbonden?
Diverse voorwerpen hebben inscripties.
T.S. Eliot – maar welk gedicht ook alweer? Pufrock?
Waste Land
Summer surprised us, coming over the Starnbergersee
With a shower of rain; we stopped in the colonnade,
And went on in sunlight, into the Hofgarten,
And drank coffee, and talked for an hour.
Een uitgebreide analyse van T.S. Eliot’ s “The waste land”, voor mij een van de grootste dichters aller tijden, staat hier: https://www.poetryfoundation.org/poetrymagazine/articles/70143/undead-eliot-how-the-waste-land-sounds-now
Je weet dat Paul Claes het onlangs heeft vertaald en in zijn commentaar een sleutel geeft over waarom Eliot dit gedicht schreef.
Leuk, Jona, dat je ons af en toe trakteert op dit soort verborgen boodschappen!
Rob, een schrijffoutje. Overkomt mij ook vaak.
Dat gedicht van T.S. Eliot heet Prufrock, met de volledige titel : The Love song of J. Alfred Prufrock.
Zie de interessante site:
https://www.poetryfoundation.org/poetrymagazine/poems/44212/the-love-song-of-j-alfred-prufrock
O jee. Voor de zoveelste keer, vrees ik. Dank.
Schrijffoutje, Rob. 🙂
Dat gedicht stond in de debuutbundel (1917) van T.S. Eliot en heet: “The love song of Alfred J. Prufrock and other observations ”
Het is door Paul Claes in het Nederlands vertaald. Op de volgende site wordt het door drie verschillende mensen voorgelezen: door T.S. Eliot zelf, door de acteur Anthony Hopkins, die anderhalve minuut minder nodig heeft en door Martin Pickles op muziek gezet.
http://www.hanta.nl/hanta/2016/07/06/prufrock-van-t-s-eliot-eerst-horen-hoe-het-origineel-klinkt/
Per ongeluk tweemaal gereageerd. Ik was mijn tekst kwijt. Mijn tweede reactie voegt gelukkig nog iets toe, hoop ik.
“op muziek gezet” geeft aan Pickles te veel eer: hij laat een pulserende bandopname meelopen die niets van doen heeft met de tekst.
Dank voor uw reactie en ik kan u eigenlijk alleen maar gelijk geven! Tevens nog een rechtzetting: De stem en de muziek is van een zekere Mikey Georgeson en de video is van die Pickles. Ik ken geen van beiden, het ‘zingen’ van Georgeson doet mij meer denken aan rappen, waar ik een grondige hekel aan heb en de ‘muziek’ is inderdaad een verschrikkelijke herhaling van een hoogst irritant geluid. Geen enkele emotie die bij het gedicht hoort, inderdaad. Ook de video maakt weinig indruk op mij. Eliot’s declamatie spreekt mij nog het meest aan. Critici hebben wel eens gezegd dat Eliot’s gedichten lijken op ‘des vers en prose’. De ene vindt dat leuker dan de andere en er zijn ook drukke discussies over geweest. Als u de tijd heeft: u vindt u hierover een uitgebreide discussie op https://delsolreview.webdelsol.com/epicks3/delville.htm
Ik had er even mijn appreciatie moeten bijzetten!
@ willemkr
Weer niet op de juiste vertikale lijn. Leer het nooit! 😞