
Toen ik jaren geleden voor het eerst het deels verbrande schilderij van Rembrandt De anatomische les van dr Deijman in het Amsterdam Museum (toen nog Amsterdams Historisch) zag, kreeg ik een klein schokje. Dr Deijman kreeg namelijk als aanduiding van zijn functie in de bij het schilderij horende tekst: prelector. Je leest ook weleens praelector. Nu had je vroeger professoren en lectoren, maar van prelectoren had ik nog nooit gehoord.
Tijdens mijn studie geneeskunde aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam ben ik een paar jaar (1959/1960) assistent geweest op de snijzaal van het Anatomisch Laboratorium. Het hoofd van die afdeling had de titel prosector, voorsnijder dus.
Op de tentoonstelling van “Dr Deijman” werd een bladzijde uit het gildeboek der chirurgijns getoond, waarop de inschrijving van Deijman staat vermeld. Welnu daar staat de betreffende functie, prosector, geschreven met een lange S, die voor een L gelezen is, terwijl de eerste lettergreep van het woord is geschreven met een enkele ronde letter, die door een lichte uitvloeiing van de inkt voor een E valt aan te zien. Nu meen ik, dat in de zeventiende eeuw het Latijnse AE zeker niet als E geschreven werd. Die zogenoemde E is bedoeld als een O!
Er staat dus niet prelector of praelector, maar prosector.
Ik schreef deze bevinding aan de samensteller van de tentoonstelling, die het maar onzin vond. Vervolgens wendde ik mij tot de directeur van het AHM, die schreef dat ik haar aan het twijfelen had gebracht. Tenslotte kwam ik terecht bij de Rembrandt Research Project. Na een jaar kreeg ik antwoord op mijn vraag, dat luidde: “U hebt gelijk. Een en ander zal worden gepubliceerd in deel 12 van de proceedings.” Bij het schilderij in het Amsterdam Museum staat overigens nog steeds op het bordje: prelector dr Deijman.
[Op mijn uitnodiging om met enkele gastbijdragen dit tot een min of meer coronavrije ontmoetingsplaats te maken, ging Henk Ras voor de tweede keer in met niet minder dan drie stukjes over misverstanden. Dit was het eerste. Dank! Meer gastbijdragen zijn welkom.]
Interessant, zoals zowat alles in deze rubriek. Maar – ik kan me vergissen – is ditzelfde stuk kort geleden niet ook al gepubliceerd op de Mainzer Beobachter? Het komt me zo bekend voor. Als ik me vergis: mijn excuses.
Ja, ik heb het ook al eerder gelezen. Waarschijnlijk vond Henk het nodig om er wat dieper op in te gaan. Niet erg, hoor! Liever te veel dan te weinig! Ik zit zelf er ook aan te denken om iets dieper in te gaan op iets wat ik al eerder geschreven heb.
Ja, ik heb het ook eerder gelezen, niet lang geleden, misschien op een andere blog? Blijft leuk verhaal.
Nee, dit heb ik echt nog nooit eerder aangeboden gekregen.
Dat geloof ik graag, maar niemand onthoudt alle reacties op alle stukjes. En toch komt het me, net als L & R bekend voor.
Okay. Dus je schrijft een museum dat het woord historisch al te moeilijk vindt over een Latijnse taalkundige kwestie en ze antwoorden dat ze dat maar onzin vinden. En een jaar later schrijven ze terug en gebruiken ze het woord proceedings (wat toch wel verdacht veel lijkt op het woord prosector) en vervolgens blijft alles zoals het is. Dus dat museum wordt ofwel gerund door lieden die dol zijn op woordgrappen ofwel door lieden die nergens wat van snappen. En als ik dan bedenk dat ze het bij dit museum al op hun heupen krijgen van de term gouden eeuw, dan vrees ik toch dat het laatste het geval is.
Toevallig weet ik iets over musea en over brieven die ze krijgen over bordjes. Iedereen weet het altijd beter. Sommige critici weten echt iets, zoals in dit geval, maar veel kritiek is echt “misguided”. Ik heb onlangs zelf het RMO gewezen op een beeld van Domitianus dat ze misschien konden gebruiken bij hun komende expositie; het stond in een museum in Rome met expliciet erbij geschreven dat het Domitianus was. Behalve dan dat niet klopte. Volkomen te goeder trouw heb ik dus verkeerd advies gegeven, en dat is maar één voorbeeld van de tips die musea krijgen.
Ik snap daarom een zekere terughoudendheid bij tentoonstellingsorganisatoren.
Snap ik ook. Maar als je met jeukwoorden als “proceedings” komt aanzetten, dan keldert mijn vertrouwen in degene die dat geschreven heeft harder dan de Titanic in 1912. En krijg ik dus zin om een beetje lollig te gaan doen.
Interessant verhaal en de redenering van Henk Ras klinkt overtuigend. Toch knaagt er iets. Dat heeft niet met Latijn te maken, zoals Frans vermoedt, maar met de schrijfwijze van de lange s. De schrijfwijze komt ook nog voor in de Amsterdamse Bevolkingsregisters uit de negentiende eeuw. Vaak is er een lang s in combinatie met een korte s. Regelmatig zie je in de indexen van de registers dat door een vrijwilliger de lange s als een f gelezen wordt. Die fout is niet onbegrijpelijk maar berust op onwetendheid. Dat iemand die lange s als l leest ben ik nog nooit tegengekomen. Maar nu praten we over twee manieren van schrijven die eeuwen uit elkaar liggen. We moeten dus terug naar dat Gildeboek en een deskundige raadplegen die dat zo kan lezen. Inderdaad, Harm Snel van het Amsterdams Stadsarchief. Dat had het museum toen zelf ook kunnen doen, Maar hoe gaan die dingen: iemand is onwetend en ook nog eigenwijs. En gehaast. Zo komen fouten in de wereld.
Ja, die f zonder streepje erdoor is een instinker, dat is absoluut waar. Ik zat laatst nog een 18e eeuwse tekst te lezen waarbij ik ook de hele tijd moest denken, oh ja, dat is een s.
In althans het Antwerpse gilde van chirurgijnen functioneerde wel degelijk een “presector (anatomiae)”: https://www.researchgate.net/profile/Robrecht_Van_Hee/publication/51512930_Surgeons_and_the_Collegium_Medicum_Antverpiense_Professionalisation_of_Surgical_Practice_in_17_th_Century_Antwerp/links/59c9492ba6fdcc451d545aa1/Surgeons-and-the-Collegium-Medicum-Antverpiense-Professionalisation-of-Surgical-Practice-in-17-th-Century-Antwerp.pdf?origin=publication_list (pag. 85)
…ik bedoelde dus: preLector.
…en (gaat lekker) : pag. 185
Beste gmknepper, bedankt voor de verwijzing. Zoals ik het lees, is de aanduiding “prelector anatomiae” in het stuk over Antwerpense anatomie geschreven door een hedendaags auteur. Daarvan vind je er meer, in ieder geval in het Nederlands taalgebied. Ze schrijven – in ieder geval in een aantal gevallen – gewoon over wat een autoriteit op het betrokken terrein heeft opgeschreven. Het beste is natuurlijk dat Gildeboek nog eens op tafel leggen en goed bekijken wat er bij Deijman opgeschreven staat.
Ja, dat lijkt me ook. Ik vond overigens ook nog een praelector anatomie in Oxford, in precies dezelfde tijd als Rembrandts schilderij: https://books.google.nl/books?id=BPm9V0_lzUgC&pg=PA91&dq=prelector+anatomy&hl=nl&sa=X&ved=0ahUKEwjznsvo2vvoAhXM4KQKHRwiAeM4ChDoAQhvMAg#v=onepage&q=prelector%20anatomy&f=false
Ik mis toch (er is eerder over deze mogelijke verwarring iets geschreven) een ‘proselector’ in de kop van deze bijdrage, vermeldende dat die is geschreven door een gastauteur in plaats van Jona zelf. Nu dacht ik tijdens het lezen de hele tijd, dat de laatste ook nog snijzaalassistent was geweest.
Overigens is de gelijkstelling van het Amsterdam(s Historisch) Museum en Rembrandt Research Project niet correct.
Er wordt inderdaad over een praelector in Oxford geschreven. Mij is niet duidelijk van wanneer dit schrijven is. In ieder geval wordt PROSECTOR (of prelector) in Amsterdam 17e eeuw in het Chirurgijnsgildeboek met ene letter geschreven en niet met twee (AE).
Het Rembrandt Research Project is inderdaad een geheel zelfstandige onderneming. Zou iemand kunnen kijken wat daarin staat over de functie van dr Deijman?