
Er was een tijd, niet eens zo lang geleden, dat op hotelkamers nog weleens een Bijbel lag. Die werd goed gelezen; Hunter S. Thompson begint een van zijn boeken met herinneringen aan de hotellectuur van de Openbaring van Johannes, waarvan de verschrikkingen in het niet vallen bij wat hij in de rest van zijn boek zou gaan vertellen. De bijbels werden vaak gestolen, zeer tot vreugde van de organisatie die ze plaatste, de Gideons, aangezien diefstal betekende dat Gods woord in vruchtbare aarde was gevallen. Ze grapten dat de Bijbel het meest gestolen boek ter wereld was.
Kleurboek versus literatuur
Bijbels waren niet de enige boeken die je kon aantreffen naast je bed. In een Franse hotelkamer heb ik weleens een boek gevonden met hoogtepunten uit de Franse literatuur. Dat spookt nog steeds door mijn hoofd omdat ik altijd het idee heb te weinig te weten van de Franse cultuur. Een recent bezoek aan Parijs rakelde weer op wat een verlies dat is. Hoe één boek op een hotelkamer je na tientallen jaren nog een schuldcomplex kan bezorgen.
Het is nogal anders dan wat ik zondagavond aantrof in een kamer in een overigens prima Maastrichts hotel: een kleurboek. Misschien zou het anders zijn geweest als er ook kleurpotloden hadden gelegen, want ik weet dat er iets rustgevends van uitgaat, maar nu trof het boekje me vooral als onbenullig. Ooit lazen we bóeken, meneer, en dachten we na over literatuur, mevrouw, maar tegenwoordig werken we onze verveling weg met een kleurboek.
De hoogtepunten uit de Nederlandse letteren
Mijn cultuurpessimistische beslommeringen brachten me maandagmorgen, kijkend over mijn Maastrichtse ontbijt, terug naar een oud idee: een hotelboek met hoogtepunten uit de Nederlandse letteren. Wat zou daar in moeten?
Uiteraard is dit de kwadratuur van een cirkel. Ik denk althans dat goede literatuur een beetje moet schuren. Het moet me confronteren met visies die de mijne niet zijn, ervaringen bieden die ik zelf niet kennen kan en laten lachen om dingen die ik belangrijk vind. Tegelijkertijd: wie laat op de avond in een vreemde stad aankomt mag ook lachen zonder dat zijn of haar wereldbeeld wordt geschokt. Onze bundel met literaire hoogstandjes zal niet te extreem moeten zijn. Zeg maar zoiets als de muzak die je hoort bij je hotelontbijt.
Een ander probleem is natuurlijk: hoe selecteer je? Er zal proza en poëzie in moeten, Nederland en Vlaanderen en ook wat Caraïbische letteren. Er zullen wat evergreens in moeten – echt, het Kinder-lyck is niet voor niets een klassieker – en er moet iets te ontdekken overblijven. Eigenlijk vind ik dat er iets in moet in het Fries en Zuidafrikaans, al weet ik dat dit de argeloze hotelgast op het idee zou kunnen brengen dat dit Nederlandse dialecten zijn. In elk geval: zo’n literaire bundel voor hotelgasten impliceert keuzes, onmogelijke keuzes, tussen Sarah Silbermann en Sara Burgerhart, tussen Mulisch en Marugg, tussen Perk en Perquin, tussen appels en peren.
De canon
Normaal gesproken zeg je: leuk, zo’n discussie helpt je je criteria aan te scherpen en brengt je dus tot beter begrip en meer literair genot. Maar er is een schaduwkant: als we discussiëren over een hotelboek met literaire hoogtepunten is dat niet heel anders dan een debat over de historische canon. Dat debat functioneert – en ik zal in het midden laten of dat de opzet is – vooral om de geschiedenisliefhebbers zichzelf te laten presenteren als zielige, bekvechtende belangengroepen. Ik kan me voorstellen dat de samenstellers van een hotelboek met literaire hoogtepunten zichzelf niet net zo hard in de voet willen schieten.
Nog een kwestie: als we een korte passage uit een groter werk nemen, doen we in feite de literatuur tekort. Vestdijk had een reden om De vuuraanbidders niet korter dan 653 bladzijden te maken; Paaltjens schreef niet voor niets Immortellen, meervoud, dus we doen hem tekort als we er maar twee of drie nemen.
Laatste vraag: wat doen we voor de onfortuinlijken die wel in een Nederlands of Vlaams hotel slapen, ons boek ter hand willen nemen en ontdekken dat ze de beste taal ter wereld niet machtig zijn? Werkt een QR-code die je brengt naar een website waar vertalingen te vinden zijn?
Kortom, het is zo makkelijk niet. Bij mijn Maastrichtse ontbijt kreeg ik bewondering voor de selecties die Komrij en Zwagerman hebben gepresenteerd van de Nederlandse poëzie en de Nederlandse verhalen. Maar toch: wat moet er komen in het meest gestolen boek van de Benelux? De reageerpanelen staan voor u open.
Als ik een stad of streek ben, heb ik mijn lectuur graag daaraan gerelateerd. Liefst ook kortere stukken, want wie zit er nu lang genoeg in een hotel om “Het verdriet van België” of “De ontdekking van de hemel” te doorworstelen?
Dus bloemlezingen, poëzie- of verhalenbundels. In Antwerpen bijvoorbeeld “Antwerpen in letters” van Jan Lampo (zoon van), zodat je kan kennis maken met Van Ostaijen en Elsschot.
Ik word niet warm of koud van wat als grote literatuur wordt beschouwd, dus ik ga me niet wagen aan een lijstje, laat staan een canon.
Je hebt al vast een mooie inleiding geschreven, Jona.
Willem Elsschot – Lijmen het Been, vat je idee goed samen Jona – een nieuw Wereldtijdschrift, eenvoudig aan te passen op de lokale situatie en, per hotel een individueel vast te stellen oplage.
Misschien een idee voor wie vergeten is zelf voor lectuur te zorgen. Via het tvnet in het hotel e-boeken ter beschikking stellen. Leidt niet tot een Guinessrecord van meest gestolen boek maar voorziet wel in de behoefte. Zoniet, meestal is er ook een bibliotheek of boekwinkel in de buurt, waar je dan je eigen keuzes kunt maken. Heeft de hoteldirectie ook geen hoofdpijn over welke keuzes ze moeten of kunnen maken.
We zien de laatste jaren overal in onze stad (elders ongetwijfeld eveneens) buurtbibliotheekjes opduiken met als leidend principe ‹ neem een boek, breng een boek › Hotels zouden ook zoiets kunnen initiëren, gevoed door de plaatselijke boekenlezers die A) ruimte in hun eigen boekenkast behoeven en B) iets kunnen overbrengen van de locus genii.
Of van de genius loci;-)
Vaak is het er al, gelukkig,
Sommige hotels hebben dat al en met bezoekers uit de hele wereld kan dat een hele gevarieerde verzameling opleveren.
Drie boeken mogen niet ontbreken:
1. Meneer Visser’s Hellevaart (Vestdijk);
2. De Avonden (Reve)
3. Dubbelspel (Arion)
Ik kom nog wel regelmatig bijbels tegen in hotelkamers; vooral in Duitse. Hoewel, het zijn natuurlijk alleen maar Nieuwe Testamenten, geen hele bijbels. Maar dat was altijd al zo.
Dat is al een hele vooruitgang, want het OT is een zeldzaam rotboek (veronderstellende dat het ons in de 21 eeuw nog iets zinvols te vertellen heeft). Openbaringen is iig grappig.
Ik zie wel wat in de plaatsgerelateerde suggestie van Dirk en zou bijvoorbeeld blij verrast zijn bij het aantreffen van een boek van L. H. Wiener in een Haarlems hotel, of een Ferron of de faxen van Mizee. Maar ‘canon’ groten als Hermans, Vestdijk, Reve en Arion zullen veel mensen ook niet gelezen hebben. Als je ervan uit gaat dat het boek sowieso wordt meegenomen kun je best een iets dikker boek neerleggen en hoef je je niet te beperken tot een verhalenbundel. Maar dat stuit dan op een economische werkelijkheid waar zo’n bijbeluitgave vermoedelijk minder last van heeft: geld. Een soort voedselbank voor boeken dan? Dat lijkt weer op breng een boek en neem er een mee. Maar de kosten voor de logistiek blijven, tenzij je het heel lokaal houdt, met een aantal enthousiaste vrijwilligers. En die krijgen dan weer ruzie omdat ze over inhoud en aanpak van mening gaan verschillen. Allemaal leuk bedacht, maar de realiteit zit vol voetangels en klemmen.
Overigens: als je alle vrijwilligers weghaalt stort heel Nederland in. Maar dat terzijde
Enkele boeken die mij zo maar te binnen schieten, een zeer subjectieve keus (uiteraard!).
1. Les fleurs du mal (Baudelaire).
2. Radetzkymars (Josep Roth).
3. Het proces (Franz Kafka).
4. Alles van Elsschot.
5. Hugo Claus (vrijwel alles)
6. De aanslag (Mulisch)
7. Georges Simenon (bijna alles)
8. Uren met Henk Broekhuis (Karel van het Reve)
enz., enz, enz.
Vroeger hield in navolging van Maarten ‘Hart de boeken bij die ik gelezen had en gaf ze na lezing sterren. Ik liet mij uiteraard ook beïnvloeden door de kritieken in de NRC, maar merkte toch dat ik mijn kritiek moest aanhouden zonder mij te laten beïnvloeden door de blurbs en de waardeloze prietpraat van DWDD!
…Nog een kwestie: als we een korte passage uit een groter werk nemen, doen we in feite de literatuur tekort. Vestdijk had een reden om De vuuraanbidders niet korter dan 653 bladzijden te maken; Paaltjens schreef niet voor niets Immortellen, meervoud, dus we doen hem tekort als we er maar twee of drie nemen…
Mee eens: ik heb alle bloemlezingen van Gerrit Komrij, zelfs die van Kinderversjes. Maar toch ben ik in principe tegen bloemlezingen, om dezelfde reden als jij, Jona. En waar ik ook op tegen ben zijn de zgn. Portables van bepaalde schrijvers. Ik maak liever zelf mijn selectie.
Verder voel ik mij niet zo elitair dat ik spannende (litteraire) thrillers versmaad.
Foei! Maarten ‘Hart is natuurlijk Maarten ’t Hart.
Nogmaals foei: (litteraire) moet zijn: (literaire)
Mag allebei van het Groene Boekje, hoor.
Hm, ik mag zeer graag thrillers en detectives lezen (zogeheten literatuur lees ik maar weinig meer) en aldus heb ik geleerd dat “literaire thriller” meestal betekent: eindeloze neerslachtige bespiegelingen die alleen dienen de pretentie van diepgang overeind te houden.
Ja, dan denk ik vooral (maar niet alleen) aan het Scandinavische misdaadgenre. Ongeveer negentig procent van de protagonisten is een kloon van Martin Beck, maar dan zonder interessante nevenfiguren (als Kollberg, Larsson, Rönn en Melander) met een heel ander karakter en ook zonder de bondigheid van de auteurs. Die wisten in 180 blz. meer te stoppen dan het grootste deel van de literaire thrillerauteurs in meer dan 300.
Lees dan Zeik van Herman Brusselmans, het perfecte tegengif voor die zogenaamde literaire thrillers en nog een echt goed verhaal ook.
Ik ben het zelden zo met u eens geweest heer B, chapeau!
Jona, ik wil hier nog een paar dingen opmerken. Als ik een fictieboek lees, en ik wil het later nog eens opnieuw lezen, dan valt het mij vaak op dat ik maar een zeer summier idee heb waarover het eigenlijk ging. Dan lijkt het bijna alsof ik het voor de eerste keer lees. Er zijn weinig boeken die ik twee keer of vaker lees. Misschien hangt het met mijn leeftijd samen, maar de inhoud van het boek verdampt vrij snel, zelfs als het een spannend boek was. Er zijn een paar boeken die ik drie keer gelezen heb: “Schuld en boete” van Dostojevski, “Oorlog en vrede” van Lev Tolstoï, en een paar boeken van Georges Simenon, om enkelen te noemen. Momenteel ben ik begonnen aan “Het stenen bruidsbed” van Mulisch. Het gekke is dat je een idee hebt over de inhoud van het boek en dat blijkt ineens bij herlezing na lange tijd niet meer te kloppen. Ik zou eens willen weten of andere leden van dit forum dezelfde ervaringen hebben.
Soms wordt je zin om een boek te lezen bepaald door de kritiek. Zo hebben mijn vrouw en ik heel lang het boek van Jan Siebelink “Knielen op een bed violen” niet willen lezen omdat we toch een beetje bevooroordeeld waren. Een middelbare schoolvriend uit België gaf het ons cadeau en we hebben het dan toch maar gelezen en we vonden het een fantastisch boek.
Dan is er nog iets anders wat ik wil aanzwengelen: fictieboeken over de oudheid. Ik heb al een aantal boeken gelezen die mij niet alleen zeer boeiden, maar mij ook veel geleerd hebben. Bijvoorbeeld ‘Terentia’ van Aleid van Beuningen. Een paar jaar later lazen we in onze leesclub de correspondentie van Cicero en dat boek van Van Beuningen gaf me duidelijk een voorsprong. Ik kan nog andere voorbeelden noemen: de trilogie van Robert Harris over Cicero, een aantal boeken van Jan van Aken, enz.
Ik zou graag weten wat jij en de andere lezers hierover denken.
Ik heb er geen mening over, vrees ik. Geschiedvorsing en historische verbeelding zijn twee dingen.
Zonder meer waar.
Het invullen van de witte plekken tussen de historische feiten is wat we historische fictie noemen; als dat op een verantwoorde manier gebeurt, heb ik er geen moeite mee. Dat betekent wel dat je als auteur voldoende kennis in huis moet hebben. Dat vergt veel gedegen en tijdrovend onderzoek.
Met dit lijstje zou ik ook wel kunnen leven, hoewel ik minder Claus zou lezen en Mulisch veel malle boeken heeft geschreven. Fragmenten uit grotere boeken is inderdaad een slecht idee. Een sprekend fragment uit Woutertje Pieterse zou wel goed kunnen. Maar ik zou eerder aan stukjes en korte verhalen denken, zoals Simon Carmiggelt (als iemand nog weet wie dat was), een reisverhaal van Bob den Uyl. Of journalistieke rapportages zoals die van Gerard van Westerloo, Toine Heijmans. Ethel Portnoy of Rudy Kousbroek. Arbitrair en niet heel recent. Zo zijn er ook moderne Nederlands-Marokkaanse schrijvers. En zo kunnen we nog wel tijdje doorgaan.
Er ging iets mis. Mijn antwoord op Rogier Van Bever staat verder op.
Wat een tof muurreliëf aan de Lootsstraat! Of is het eigenlijk wel een reliëf? Zijn het niet eerder beschilderde betonpanelen? Niet goed te zien op de foto; het ziet er zo levensecht uit als een buitenmodel boekenkast… En een boekenkast-boek, daar kan geen e-book tegenop.
Ik zie het vrijwel wekelijks en het reliëf zit er al jaren. Dus nee, het is geen beschilderd beton, maar het zijn losse boeken van keramiek. Het is onderdeel van de stadvernieuwing in Oud-West in een gewoon straatje. Daar is geen toerist te zien. Als je ervoor staat ziet het er nog indrukwekkender uit dan op de foto. Zie verder Wikepedia.
@Bert Schijf: Dank! Het is dus inderdaad een reliëf en meer dan dat! Letterlijk een buiten-model boekenkast. Dat had ik niet durven dromen.
RogervanB hierboven vestigt terecht de aandacht op misdaadromans. Nou heb ik van Nederlandse misdaadromans een nog veel lagere pet op dan van Nederlandse gevestigde literatuur (met uitzonderingen zoals de drie favorieten die ik al noemde). Maar als er één Nederlandse misdaadroman in
“een hotelboek met hoogtepunten uit de Nederlandse letteren”
moet dan is het wel Een Keel van Glas van Peter de Zwaan.
Frank, dat ga ik zeker kezen! Dank voor de tip!
‘lezen’natuurlijk. Excuses!
Wie heeft het eigenlijk nog over Havank?
Goede vraag! 🙂
Wij lazen dat allemaal toen we 13-14 waren, dwz. in en kort na 1960. We hadden een leraar Latijn die het goed kende, maar er toch een lage pet van op had, hij ervoer het als een soort parodie.
Da’s dus echt een generatie dingetje, ik was 13-14 kort na 1980 en ik heb de naam gehoord en dat houdt het wel zo’n beetje mee op.
Daar houdt het mee op bedoel ik natuurlijk.
Interessant. De wereld zit vol generatiedingen, maar je krijgt er maar een fractie van mee.
Van 1970, dus ook 13-14 na 1980, en ik kende meer jongens die Havank lazen.
‘(…) hij ervoer het als een soort parodie.’
Daar kan ik me wel iets bij voorstellen. Havanks’ eerste romans ademden nog de serieuze sfeer van de detectives van zijn tijd. Je ziet echter dat hij zich als schrijver ontwikkelt, mede onder invloed van collegaschrijvers als Leslie Charteris (The Saint), en zijn werk steeds speelser en humoristischer wordt. Hij weet de lezer te boeien en toe te werken naar een verassend plot, waardoor je het verhaal in een adem uitleest.
Mooie laudatio. Mij is alleen bijgebleven dat vroege en late nogal verschilden. En ook dat The Saint wel eens genoemd werd, dat was echt iemand. Verder is alles uit mijn hoofd vertrokken. Onder klasgenoten zaten een paar echte fijnproevers, die het hele oeuvre overzagen en bijvoorbeeld hun voorkeuren beargumenteerd konden uitleggen.
‘Mij is alleen bijgebleven dat vroege en late nogal verschilden.’
Dat is ook zo. Daartussenin zit een wereld van tragiek en doorontwikkelend schrijverschap. Vooral in zijn naoorlogse jaren gaat het Havank (voor de meelezers: pseudoniem van Hans van der Kallen) niet voor de wind en zoekt hij zijn troost in de jeneverfles. Hoe literair wil je het hebben?
Een van de leuke dingen is dat inspecteur Charles Carlier van de ‘Sûreté Nationale’ in Parijs – bijgenaamd ‘De Schaduw’ – contact heeft met ‘de biograaf’ van ‘The Saint’ en zo allerlei methodes van hem overneemt in strijd tegen de misdaad. De Schaduw is echter al wat op leeftijd en niet zo vlot als zijn illustere collega, wat niet zelden tot hilarisch penibele situaties leidt, waaruit hij zich uiteraard als held weet te bevrijden, altijd met een verrassende plot als uitkomst.
Volgens zijn biograaf J.P.M. Passage was hij “als kind van zijn tijd en van de gymnasiale cultuur in de jaren twintig en dertig (…) een traditioneel auteur in de beste zin van het woord: zijn werk weerspiegelt de West-Europese beschaving en het tijdloze belang ervan, zoals de ontwikkelde individualist in zijn milieu dat zag.”
(Bron: Wiki)
‘De boeken worden nog steeds een warm hart toegedragen en dat is niet voor niets. De van enorm veel humor doorspekte verhalen uit de jaren 1950 / 1960 blijken ook veel lezers in de 21ste eeuw weer aan te spreken. Sterker: Er zijn schrijvers als Danier en Tomas Ross die in Havanks geest nieuwe boeken en strips uitgebracht hebben!’
https://havank.nl/
Och och, daar was mijn vader in zijn jonge jaren fan van. Hij had een hele reeks uit de Zwarte Beertje serie. Ik heb er één gelezen en heb veel later nog eens een tweede geprobeerd. Ik begrijp WillemV’s leraar Latijn heel goed.
‘Och och, daar was mijn vader in zijn jonge jaren fan van.’
Ach, jouw vader ook al? 😉
Als je anderhalf boekje hebt gelezen, kun je moeilijk iets over zijn oeuvre zeggen, Frank.
Havank schreef dertig romans voor uitgeverij Bruna waarvan er mee dan 6 miljoen (!) over de toonbank gingen. Na Havanks’ overlijden voltooide journalist Pieter Terpstra nog een aantal manuscripten.
Er zijn weinig auteurs (Baantjer: 7 miljoen) die hem dat na doen. Er volgden zes hoorspelen bij de NCRV en striptekenaar Daan Jippes tekende onder het pseudoniem Denker een aantal strips.
Daar mag best meer aandacht aan worden besteed.
Excuus: het pseudoniem van Daan Jippes is niet ‘Denker’ maar ‘Danier’.
Inderdaad, de Havank door Danier (Daan Jippes) hoort op elke hotelkamer. https://sites.google.com/view/havankgebonden/havank-gebonden/varia/danier
En nu iets geheel anders, want het lukt me niet om tot maandag te wachten.
https://www.trouw.nl/wetenschap/het-voordeel-van-historici-wij-hebben-geen-methode~b9935648/
“Ons voordeel: wij hebben geen methode. Nou ja, die hebben we wel, maar veel stelt die niet voor.”
Commentaar overbodig.
“Nee, dan de medici. Die hebben een stappenplan dat rechtstreeks naar de waarheid leidt.”
Ah, vandaar dat medici in verschillende landen voor dezelfde klachten totaal verschillende behandelingen voorstaan (Lexicon van Hardnekkige Misverstanden, Krämer en Trenkler, lemma Geneeskunde2).
Alleen proza of ook poëzie?
Proza natuurlijk sowieso de Max Havelaar. Verder wat mij betreft ook iets van Louis Paul Boon, Wapenbroeders? Dan heb je meteen de Reynaert al te pakken. Verder A Alberts, Het zand voor de kust van Aveiro. En korte verhalen, vaak vergeten, maar ook in het Nederlands zijn er sterke kortebaanschrijvers, weer A. Alberts, verder Joop Waasdorp, F.B. Hoitz, D. Hooijer.
Moderne poëzie, in elk geval Bernlef, Lucebert, Gerrit Krol, Rogi Wieg, K. Michel, Toon Tellegen, Tjitske Jansen.
Ik zou wel meer namen kunnen noemen, maar laat ik het hier maar even bij houden.
Gedichten van Dick Hillenius, alsook z’n overig werk.
Naast Havank The Saint.
Dat begrijp ik wel en respecteer ik ook. Maar daar gaat het niet over. Als niet-oudheidkundige kun je veel plezier aan historische verbeelding, al was het maar omdat het je appetijt voor het onderwerp opwekt en dat het aanzet tot verdere studie. Dat zou je moeten toejuichen. Als je dan merkt dat de auteur zijn literatuur kent en ook vermeldt, is het laten we zeggen, een hogere vorm ‘van ontspanning! Jij hebt ook al non-fictieboeken, bvb. van Philipp Kerr besproken. De boog kan niet altijd gespannen zijn. ‘
Ik weet niet of alle deelnemers aan dit forum oudheidkundigen, classici of archeologen zijn, maar uit de reacties blijkt dat velen ook non-fictie lezen. Ik verwacht van jou niet dat je knopen doorhakt, maar hou er rekening mee dat niet iedereen zoveel weet over de oudheid als jij.
DIt was een reactie @ Jona Lendering!
Correctie: …dat velen ook non-fictie lezen… moet zijn … dat velen ook fictie lezen.
Ik geloof dat ik vandaag mijn dag niet heb.
Meneer FrankB
U hebt geen hoge pet op van de “Nederlandse gevestigde literatuur”.
Over welke ‘gevestigde literatuur’ hebt u het eigenlijk ?
Die van vlak na WO II en de jaren zestig, dus Claus, W.F. Hermans (geloof ik door niemand genoemd van de (bijna allemaal) heren, Mulisch ?
Maar die Nederlandse literatuur houdt niet op na die tijd. Ik lees werkelijk bijna geen enkele schrijver van de laatste twintig, dertig jaar: Stefan Hertman,s Erwin Mortier (Vlamingen), H.M. van de Brink, Marcel Möring, Tessa de Loo (De Tweeling), Tommy Wieringa, Kristien Hemmerechts (Vlaams). Zo kan ik nog wel even doorgaan.
En voor wie het Oude Testament verfoeit en het NT niet: de literaire waarde van de psalmen ( lees een vertaling van Ida Gerhardt) of van het Hooglied of van delen uit het boek Jesaja is toch wel even wat groter dan die van het overgrote merendeel van het Nieuwe Testament.
En als het kort moet zijn voor op het nachtkastje in de hotelkamer: de beide verhalen Saïdjah en Adinda en De steenhouwer uit de Max Havelaar of de zeer korte verhalen van A.L.Snijders
Truus PInkster (neerlandica)
@JL en en @ Rob Duijf
Ik ben zo vrij om hier iets te schrijven dat off-topic is van deze blog.
Een paar blogs geleden hadden we het over literaire hoogtepunten en stelde ik de vraag wat je dacht, Jona. over de zogenaamde literaire non-fictie. Mijn vraag was eigenlijk bedoeld om je uit te lokken je mening te geven over dit soort literatuur. Rob schreef dat het waarheidsgehalte van dergelijke boeken afhangt van de historische onderbouwing waarmee de auteur de historische feiten op- of aanvult. Daar ben ik het uiteraard helemaal mee eens.
Mijn uitgangspunt is: levert het boek voor een niet-ingewijde een goed leesbaar en ontspannend boek op, en als hij van het onderwerp van het boek weinig af weet, is het dan voor hem/ haar aanleiding zich te gaan verdiepen in de beschreven periode? Een paar namen die bij mij dit effect gehad hebben: Hella Haasse met “Het woud der verwachting” (over de dichter Charles d’Orleans), Roger Martin du Gard “Les Thibault” over de aanloop naar WO I, enz.
Kijk, ik weet ook duidelijk wat het verschil is tussen wetenschappelijke boeken (geschiedvorsing) zoals jouw boeken en historische fictie, maar die laatste lees ik ter ontspanning. En vaak is het een stimulans om mij te verdiepen in een bepaalde historische
periode.
Tussen haakjes: alle verhalen over de Kelten, en a fortiori die, die naverteld zijn, zijn eigenlijk ook pure fictie. In de Griekse en Romeinse epen, de Gilgamesh, de Hindumythes , de Ijslandse saga’s en de Keltische verhalen zit maar weinig feitelijk materiaal, maar ze worden steeds doorverteld. Waarschijnlijk omdat die verhalen onze verbeelding stimuleren.