E.P. Wegener (1908-1958) (4)

Dr. Eefje Prankje Wegener

[Eefje Prankje Wegener was een van de belangrijkste Nederlandse papyrologen. Ze is wat vergeten geraakt. Papyroloog Klaas A. Worp (KNAW) ontdekte dat haar leven interessant genoeg was voor een eigen biografie (noot 1). Vandaag de vierde aflevering van een vijfdelige gastbijdrage van Klaas Worp, waarvan het eerste deel hier was.]

Register van de huizen in Leiden

De situatie van de universiteit in de oorlog moet van nadelige invloed zijn geweest voor het papyrologische werk van Eefje Prankje Wegener. Voor zover dit nu nog valt na te gaan, had zij na haar promotie geen baan en beschikte zij “dus” over veel “vrije” tijd. Dat kan dan ook de verklaring zijn voor het feit dat ze in de jaren 1944-1945 met ir. H.A. van Oerle aan een geheel andere exercitie is begonnen. Tot op de dag van vandaag is niet bekend, hoe zij in contact is gekomen met de architect Van Oerle, die toen al bekend stond voor zijn grote interesse voor de geschiedenis van Leiden (noot 21). Ook hij beschikte over veel vrije tijd vanwege de schaarste aan opdrachten, waardoor hij alle tijd had voor archiefonderzoek (noot 22). Naar alle waarschijnlijkheid zal het contact via Wegeners universitaire begeleiders tot stand gekomen zijn.

Ze begonnen gezamenlijk aan een titanenklus: een concordantie van een aantal bronnen van Leiden eind zestiende eeuw, die zal leiden tot het “Register van de huizen in Leiden 1581-1585-1601”. Wat uit deze titel niet blijkt, is dat ook de Grachten- en Stratenboeken van Salomon van Dulmenhorst hierin verwerkt zijn (noot 23; noot 24). En ook niet dat de ambitie er was om dit register zelfs door te trekken naar de “Bonboeken” van de zeventiende eeuw en het Kadaster van 1832, hetgeen te zien is aan de laatste kolommen van de 340 voorgedrukte grote vellen, waarop Wegener alles met de hand ingeschreven heeft. Feitelijk gaat het dus om een concordantie van vier bronnen, met plannen voor meer.

De drie genoemde jaartallen slaan op drie zeer belangrijke registers uit de tijd van Jan van Hout, die tezamen met de unieke Grachten- en Stratenkaarten het mogelijk maakten een reconstructie te maken van alle huizen en hun eigenaren/bewoners uit die tijd: de Volkstelling van 1581, het Register Vetus 1585 en het Oudt Belastingboeck 1601.

Bovenstaand handschrift is goed herkenbaar op een foto (in het bezit van de schrijver) van een meegeleverd transcript van in Uppsala bewaarde Griekse papyrus die daar belandde via een vanuit Leiden opererende Zweeds/Nederlandse handelaar in dat papyrus-materiaal, “Erik von Scherling”, voor wie Wegener soms hand – & spandiensten verrichtte (noot 25).

Naar wij weten is het materiaal pas vele jaren later in 1975 in zijn volle glorie gebruikt, en dan nog wel min of meer tegelijkertijd in twee publicaties (noot 26). De “credits”, die Wegener dubbel en dwars verdient, zijn echter nogal aan de magere kant. Daelemans vermeldt zelfs de verkeerde initialen in zijn artikel “Leiden 1581. Een socio-demografisch onderzoek” (noot 27) en spreekt van drie in plaats van vier bronnen:

Dankzij het monnikenwerk van dr. ir. A. H. van Oerle en dr. C. W. Wegener was het mogelijk dit onderzoek vooral in de richting van de sociale situatie uit te breiden, door de gegevens van 1581 te combineren met die uit het ‘Liber Vetus’ van 1585 en het ‘Oudt Belastingsboec’ van 1601. In de loop van de jaren ’40 heeft dr. C. W. Wegener een concordantietabel voor deze drie bronnen opgesteld.

Van Oerle dankt Wegener hartelijk voor haar arbeid in het “Woord vooraf” van zijn magnum opus (noot 28):

In het bizonder wil ik vermelden mej. drs. E.P. Wegener die gedurende de oorlogsjaren met grote ijver en zorgvuldigheid het Concordantieregister samenstelde. Dit zal voor velen een vraagbaak blijven.

Het zal altijd een mysterie blijven, hoe precies dit project tot stand gekomen is en hoe de werkverdeling was. Vermoedelijk was van Oerle de project-initiator en ook de bedenker van de voorgedrukte vellen, die ondanks de papierschaarste tijdens de oorlog vermoedelijk bij de drukkerij & uitgeverij Fa. E.J. Brill gedrukt zijn (Wegeners promotor Professor B.A. van Groningen had daar al ca.1940 een voet tussen de deur had gekregen). Als papyroloog zal Wegener weinig moeite gehad hebben met het oude schrift van de talrijke registers. Het is aannemelijk, dat zij het grootste deel van het uitvoerende werk voor haar rekening genomen heeft, waarbij Van Oerle een belangrijke rol in de reconstructie gehad zal hebben. Tegelijk is het een mysterie, hoe het mogelijk was dat van Oerle zijn zozeer gewaardeerde medewerkster postuum(!) academisch degradeerde van doctor tot doctorandus.

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

8 gedachtes over “E.P. Wegener (1908-1958) (4)

  1. Marcel Meijer Hof

    Vrouwen deden (en doen voor een deel nog steeds) mee voor spek en bonen ?
    « Marietje, wil jij even thee inschenken ? » Doe het zelf, denk ik dan.

  2. Wilfried Dierick

    “Vrouwen deden mee voor spek en bonen”…
    Vgl Alice Kober en de ontcijfering van het Linear B

    1. Ik weet niet waar het idee vandaan komt dat Alice Kober voor spek en bonen meedeed bij de ontcijfering van het Lineair-B, al heb ik wel gezien dat een recent verschenen biografie op die trommel roffelt. Het is voor zo’n biograaf natuurlijk wel handig haar te presenteren als een soort Rosalind Franklin. Dat pikken de media immers op, dat herkennen ze.

      Maar Michael Ventris en John Chadwick hebben, voor zover ik het kan overzien (en ik ben geen specialist), nooit anders dan met het grootste respect geschreven over hun te vroeg overleden collega.

      Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat we te maken hebben met de misrepresentatie die in de oudheidkunde helaas zo normaal is: steeds werken we met frames die journalisten oppikken, zoals archeologische “schatten”, de “eerste [voorwerp] in [land]” en “geheimen” die worden “ontraadseld”. De genegeerde vrouwelijke onderzoeker is ook zo’n frame.

      Niet dat het per se onzin is. Franklin is ronduit bestolen en had de Nobelprijs behoren te krijgen. En soms vinden archeologen schatten en ontraadselen historici een mysterie. Maar als het gaat over Kober, heb ik het vermoeden dat ze niet het slachtoffer was zoals ze wordt gepresenteerd.

  3. Bert Schijf

    Interessant om te lezen dat eind 1944 het Leidse stadsarchief nog open was en er onderzoek kon worden gedaan. @Worp schrijft dat het een mysterie (een lievelingswoord van de schrijver als hij iets niet weet, of misschien niet grondig heeft uitgezocht) is waarom Oerle Wegener van dr. naar drs. heeft gedegradeerd. Nog zo’n veel te groot woord, dat een bewuste handeling om iemand te straffen aangeeft. Het ligt veel meer voor de hand dat Broeke het gewoon niet wist omdat hij en Wegener er nooit over hebben gesproken. Wat kreeg ze overigens voor dat monikkenwerk? Want ze moest in de hongerwinter toch ergens van eten. Hier wreekt zich dat Worp tot nu een vooral opsommerig verslag schrijft zonder de nodige context. Maar ik ben benieuwd naar het slot.

Reacties zijn gesloten.