
Als ik zeg dat het 7 januari was en toevoeg dat het was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar (voor de tweede keer) en Publius Servilius Isauricus consuls waren, en als ik dat omreken naar wat wij 1 december 49 v.Chr. noemen, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”
Hij was bezig een bruggenhoofd te bouwen in wat nu Albanië heet.
De schepen die hem hadden overgevaren – zoals gezegd: te weinig – voeren meteen terug naar Brindisi om de rest van legioenen en de ruiterij over te zetten. Deze operatie liep echter weinig succesvol. De plaatselijke commandant van de Senaatstroepen, Marcus Calpurnius Bibulus, had vernomen van Caesars oversteek en voer uit om de terugvarende transportvloot te onderscheppen. (Deze Bibulus was in 59 v.Chr. Caesars collega-consul geweest.) Bibulus wist dertig schepen te bemachtigen en liet ze met bemanning en al in brand steken. Een nogal drastische methode om Caesars zeelieden af te schrikken. Vervolgens versterkte hij alle havens, in de hoop een eventuele tweede aanvalsgolf vóór te zijn.
Salona
Zijn collega Marcus Octavius viel ondertussen de Dalmatische havensteden aan die met Caesar sympathiseerden, zoals Salona, het huidige Solin in Kroatië. De Romeinse burgers overtuigden hun stadsgenoten dat ze niet moesten capituleren. Ze lieten dus hun slaven vrij om samen verder te vechten. De vrouwen schoren zich naar goed antiek gebruik kaal: gevlochten lang haar was nuttig als katapultveer. Hoewel de belegerden Caesar om versterking verzochten, slaagden ze er zelf in de belegeraars te verdrijven.
Dit gebeurde, schrijft Caesar, nog voor het begin van de winter: een van de redenen waarom het zinvol is de Romeinse kalender om te rekenen naar de onze. Het was feitelijk begin december 49 v.Chr., ook al was het op de Romeinse kalender al medio januari. Zou het werkelijk januari zijn geweest, dan was de oversteek van de Adriatische Zee überhaupt erg moeilijk geweest. Caesar zou nog enige tijd vergeefs wachten op versterkingen uit Brindisi.
Orikon
Voor het moment stond hij er echter niet slecht voor. Hij had de voorhoede van zijn leger over weten te zetten en viel daarmee de Griekse havenstad Orikon aan. Nu kwam het van pas dat hij zich tot consul had laten kiezen. Hij schrijft (in de vertaling van Hetty van Rooijen):
Bij zijn aankomst sloot Lucius Torquatus, die in opdracht van Pompeius het commando over die stad voerde en er een garnizoen van Parthini [een Illyrische stam] had, de poorten en probeerde de stad te verdedigen. Toen echter de Grieken op zijn bevel de muur te bezetten en de wapens op te nemen verklaarden dat ze niet tegen een gezagdrager van het Romeinse volk zouden vechten, en de stadsbewoners zelfs uit eigen beweging probeerden Caesar binnen te laten, liet hij alle hoop op hulp varen, opende de poorten en gaf zich zelf en de stad aan Caesar over.
Caesar bezat nu een havenstad. In dezelfde tijd vielen ook de steden Apollonia, Byllis en Amantia, die wat verder landinwaarts lagen. Kortom, Caesar had voet aan de grond gekregen in het zuiden van het huidige Albanië. Zoals gezegd: voor het moment stond hij er niet slecht voor. De versterkingen moesten echter wel snel aankomen. Zijn leger bestond namelijk uit maar vijf onvoltallige legioenen (15.000 soldaten) en 500 of 600 ruiters. Ruim 20.000 man wachtten in Brindisi nog op de oversteek. Hij zou ze hard nodig hebben.
Ergens in het oosten zette Pompeius namelijk zijn enorme troepenmacht in beweging: negen voltallige legioenen (ongeveer 40.000 man), 5000 lichtbewapenden en 7000 ruiters. Het komt niet als verrassing dat Caesar op dit moment vredesonderhandelingen aanbod. Het komt evenmin als verrassing dat zijn tegenstander het aanbod niet aannam.
[Een overzicht van de reeks over Julius Caesar is hier.]
Ik las even: ‘Caesar in Omikron’. Dat zegt genoeg natuurlijk.
Ik ook!
Bij de drastische aanpak van Bibulus mag je wel heel wat persoonlijke rancune tegenover Caesar veronderstellen. Die arme zeelieden betaalden de prijs voor het consulschap van Julius en Caesar.