
Als ik u zeg dat het 22 december was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Marcellus en Lentulus consuls van Rome waren, en als ik dat omreken naar 17 november 49 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag morgen 2069 jaar geleden?”
Caesars troepen
Hij kwam aan in Brindisi in de hak van Italië. Hij was uit Rome vertrokken op wat wij 8 november 49 v.Chr. noemen en na een reis over de Via Appia bereikte hij op de tiende dag de havenstad waarvandaan hij de Adriatische Zee wilde oversteken. Hijzelf schrijft in zijn Aantekeningen bij de Burgeroorlog (in de vertaling van Hetty van Rooijen):
Caesar vertrok uit Rome naar Brundisium, waarheen hij twaalf legioenen en de hele ruiterij had opgeroepen. Hij trof daar echter schepen aan voor transport van ten hoogste vijftienduizend legioensoldaten en vijfhonderd ruiters. Dit was voor Caesar het enige beletsel om de oorlog snel te beëindigen. En zelfs die troepen werden niet voltallig ingescheept; want in de talrijke veldtochten waren veel soldaten ongeschikt geworden voor de krijgsdienst, en tijdens de lange mars vanuit Spanje was hun aantal sterk geslonken. Bovendien had ongezond herfstweer in Apulië en bij Brundisium na het heilzame klimaat in Gallië en Spanje de gezondheid van het hele leger ondermijnd.
Later schrijft Caesar dat de zeven legioenen waarmee hij was overgestoken, samen maar vijftienduizend man telden. Dat betekent dat de legioenen op maar halve sterkte waren. Het duidt al met al op desertie en op de onvrede onder de mannen die al eerder tot uitbarsting was gekomen.
De tegenstander
Caesar gebruikt de gelegenheid om aan te geven hoeveel troepen zijn tegenstanders – dat wil zeggen: de twee consuls, de Senaat en hun generaal Pompeius – in de tussentijd wel niet op de been hadden gebracht. Om te beginnen een vloot uit de provincie Asia, de Cycladeneilanden, het eiland Korfu, Athene, de twee Zwarte-Zee-provincies Pontus en Bithynië, de havensteden van Syrië, Fenicië en Cilicië. Caesar noemt ook Egypte, dat weliswaar zelfstandig was maar waar de Ptolemaïsche koningen in onmin leefden en sommigen op Pompeius, anderen op Caesar vertrouwden. Om al deze mensen te betalen waren kapitalen verzameld in het binnenland achter de havensteden. Met zijn vloot wilde Pompeius Caesars oversteek verhinderen om daarna de strijd aan te binden in Italië.
Pompeius had voor negen legioenen van Romeinse burgers gezorgd, vijf uit Italië, die hij had meegebracht, één veteranenlegioen uit Cilicië … en twee uit Asia, die Lentulus als consul had laten lichten.
Hierover hadden we het in het blogje van afgelopen vrijdag.
Verder had Pompeius grote aantallen soldaten uit Thessalië, Boeotië, Achaea en Epirus over de legioenen verdeeld om ze te versterken … Bovendien verwachtte hij uit Syrië Scipio met twee legioenen.
Hierna vermeldt Caesar nog boogschutters en slingeraars, eenheden uit Centraal-Anatolië, en nog zo het een en ander.
Egotripper
Na dit alles beschreven te hebben, vindt Caesar dat het tijd is om zichzelf indirect te presenteren als geliefde generaal.
Caesar sprak zijn soldaten toe. Nu het eind van alle inspanningen en gevaren in zicht was, moesten ze met een gerust hart hun knechten en zware bagage in Italië achterlaten en met lichte bagage aan boord gaan om inscheping van een groter aantal manschappen mogelijk te maken, en al hun hoop vestigen op de overwinning en op zijn vrijgevigheid. Ze riepen eenstemmig dat hij moest bevelen wat hij wilde en dat ze elk bevel gewillig zouden uitvoeren.
Elders lezen we dat Caesar claimde dat zijn mannen voor hem de hemel zouden hebben willen bestormen. Hij was helemaal de getapte jongen. Terwijl zijn soldaten nog kort tevoren hadden gemuit en zó massaal deserteerden dat hij maar 15.000 man zou kunnen overzetten. De Tweede Burgeroorlog duurde al bijna een jaar en hoewel Caesar successen had geboekt, moest de feitelijke beslissing nog komen.
[Een overzicht van de reeks over Julius Caesar is hier.]
“Het duidt al met al …..”
Het duidt er ook op dat Ouwe Sjuul een opschepper was.
Een opschepper die bijna steeds succesvol was. Dat kan geen toeval zijn.
In het kader van de (waarschijnlijk) domme vragen: voor wie schreef Caesar eigenlijk?
De Irak filmpjes zijn zo schat…leuk gedaan weer!
Ik weet eigenlijk niet goed wie de doelgroep was. In elk geval waren senatoren en equites inbegrepen, maar regelmatig denk je: hij prijst gewone manschappen, hij zal ook voor gewone mensen hebben geschreven, die een deel van zijn electoraat vormden.
Ik denk dat Caesar De Gallische Oorlog begon te schrijven om (positief) in beeld te blijven bij het Romeinse volk terwijl hij in Gallië was. Hij wilde immers na zijn proconsulschap opnieuw gekozen worden. Ik denk ook dat zijn stijl inclusief het gebruik van de derde persoon enkelvoud, er rekening mee hield dat zijn verhalen op bijeenkomsten en misschien zelfs in kroegen werden voorgelezen.
Ja, dat lijkt mij ook. Ik ben alleen wat minder zeker van de tekst van de Burgeroorlogen.
Misschien wilde hij zichzelf en anderen overtuigen dat hij de juiste keuzes had gemaakt.