De Armeense genocide: Diyarbakır

Diyarbakır en de Tigris, waar tijdens de Armeense genocide mensen werden verdronken.

[Vierde deel van een serie van zes; het eerste is hier.]

Een voorbeeld van de in het vorige stukje genoemde vier stappen is de provincie Diyarbakır. Volgens de officiële Ottomaanse census was 40%-50% van de bevolking Armeens. De al genoemde gouverneur Mehmet Reshid, een moslimvluchteling uit de Russische Kaukasus, was bang voor een vijand in eigen gelederen, die steun kon bieden aan de Russen en de Britten. In zijn kort voor zijn zelfmoord geschreven memoires sprak de gewezen legerarts over “een gezwel, een tumor, dat moest worden uitgesneden om verdere verspreiding te voorkomen”.

Stap één. Reshid stelde Armeense arbeidsbataljons in die rond Diyarbakır in het veld moesten werken. Veel dienstplichtigen kwamen om door de zomerhitte en allerlei ziektes. Er zouden twaalfhonderd doden zijn geteld langs de wegen, terwijl nog eens zeshonderd mannen in een ravijn zouden zijn doodgeknuppeld. Toen aan premier Talaat Pasha werd gemeld dat sommigen zich verzetten, drong deze aan op snelle liquidatie van de andere dienstplichtigen.

Lees verder “De Armeense genocide: Diyarbakır”

De Armeense genocide: Het begin

Monument voor de Armeense genocide in Ejmatsin

[Derde deel van een serie van zes; het eerste is hier.]

De grote Europese mogendheden hadden in de negentiende eeuw de wereld verdeeld. Het was een handige manier om onderlinge conflicten af te leiden: er was altijd wel ergens een stukje planeet om aan de verliezer te geven, zodat die wat wisselgeld kreeg en geen al te groot gezichtsverlies leed. Probleem was wel dat er steeds minder planeet te verdelen viel. Nadat in China invloedssferen waren uitgetekend, was de Balkan het laatste stukje dat nog viel te verdelen, en de twee Balkanoorlogen hadden ook daaraan een einde gemaakt. Toen in Sarajevo de Oostenrijks-Hongaarse kroonprins werd doodgeschoten, was er geen uitlaatklep meer en de Derde Balkanoorlog escaleerde tot een wereldoorlog.

Het verbaasde niemand dat de Ottomaanse overheid partij koos voor de Centrale Mogendheden, aangezien de generale staf al voor een deel bestond uit Duitse militaire adviseurs met intrigerende namen als Colmar von der Goltz Pasha en Otto Liman von Sanders Pasha. Er zal ook weinig verbazing zijn geweest dat de drie Ottomaanse leiders – Talaat, Enver en Cemal – ervoor kozen af te rekenen met de “binnenlandse vijanden”. De aanleiding was de vernederende nederlaag bij Sarikamish – tegenwoordig een wintersportdorp ten oosten van Erzurum – in de winter van 1914/1915. De Ottomaanse commandant, Enver Pasha, gaf bij zijn terugkeer in Constantinopel de schuld aan zijn Armeense eenheden, die hem een dolk in de rug zouden hebben gestoken.

Lees verder “De Armeense genocide: Het begin”

De Armeense genocide: De Jonge Turken

Talaat Pasha (Wikimedia Commons)

[Tweede deel van een serie van zes; het eerste is hier.]

Tegen het einde van de negentiende eeuw groeide in het Ottomaanse Rijk de kritiek op de sultan. In het noorden en westen waren gebieden verloren gegaan, het bestuursapparaat functioneerde slecht, er was corruptie en vriendjespolitiek. Op de militaire, medische en bestuurlijke academies stelden de “Jonge Turken” zich een andere vorm van bestuur voor, gebaseerd op de idealen van de Franse Revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap. De Grondwet van 1876 moest weer van kracht worden. De Armeense intelligentsia kon hier wel enige sympathie voor opbrengen.

In 1908 grepen de Jonge Turken de macht. In juli werd de grondwet weer van kracht, het Ottomaanse Rijk herkreeg zijn parlement en de sultan bleef alleen aan als staatshoofd en kalief. Al heel snel liepen de nieuwe machthebbers echter aan tegen de vraag die zich ook na de Franse Revolutie en daarop geënte omwentelingen had aangediend: wie vormden het volk? De Nieuwe Turken benadrukten eenheid – en bedoelden daarmee niet de aloude eenheid van een rijk waarin ook soennieten van Koerdische en Arabische komaf, Armeense christenen, Palestijnse en Europese joden, Egyptische kopten en Cypriotische orthodoxen woonden, om nog maar te zwijgen over de lappendeken Libanon. Het ging de Jonge Turken vooral om de eenheid van alle Turken, ook degenen die verderop naar het oosten leefden, richting Turkestan (het huidige Oezbekistan en Turkmenistan). Ik stipte het jadidisme al eens aan.

Lees verder “De Armeense genocide: De Jonge Turken”

De Armeense genocide: De jaren van Abdulhamid

De achtergrond bij de Armeense genocide: Armeniërs als percentage van de Ottomaanse bevolking, gebaseerd op de officiële volkstelling en cijfers uit tsaristisch Rusland. Er zijn drie concentraties: het oostelijke (Russische) deel, het deel rond het Van-meer, en in het zuidwesten het voormalige Kruisvaardersstaatje Cilicisch Armenië. (klik=groot)

Genocide is een berucht lastig te definiëren misdrijf, maar in elk geval hebben we te maken met een door een overheid – een koning, een generaal, een staat – geplande, systematisch uitroeiing van een groep onderdanen of een als vijandig beschouwde buitenlandse groep. De mensen worden zonder onderscheid gedood: mannen, vrouwen en kinderen. Ook culturele uitingen worden vernietigd. Alle definities – de Wikipedia biedt een overzicht – dateren van 1944 of later en zijn bedoeld om juridisch vat te krijgen op het fabrieksmatige doden van joden, een misdrijf dat in omvang en technologie zonder parallel is maar vergelijkbaar met eerder uitroeiingen. Zoals de Armeniërs tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Het land van de Armeniërs was in 1639 door de Ottomaanse Turken en de Safavidische Perzen verdeeld en het laatste, oostelijke, deel was in 1827 in handen gekomen van de Russen. Het is de sinds 1991 zelfstandige republiek. Het westelijke, Ottomaanse, deel van Armenië bestaat niet langer.

Lees verder “De Armeense genocide: De jaren van Abdulhamid”

Armeense kerk

Michaël verslaat Belial
Michaël verslaat Belial

De foto maakte ik een paar weken geleden in een Armeens kerkje. Ik vind het reliëf erg mooi, juist omdat de negentiende-eeuwse beeldhouwer wat klungelig te werk lijkt te zijn gegaan. (Ik houd ook van de zandstenen reliëfs in bijvoorbeeld Mainz of Ghirza.) Het reliëf stelt de aartsengel Michaël voor, van wie wordt verteld dat hij aan het einde der tijden de hemelse heerscharen zal aanvoeren in de strijd tegen de duivelse machten.

De beeldhouwer, die u begin negentiende eeuw moet plaatsen, heeft z’n best gedaan. De aartsengel spietst de opperduivel, Belial, die nog het meest lijkt op een gehoornde hond. Dit type afbeelding staat in een werkelijk millennia oude traditie: de voorstelling van een hemelse macht die een gedrochtelijke tegenkracht verslaat, gaat terug op het gevecht van de Babylonische oppergod Marduk en het zeemonster Tiamat. Overigens zijn ook engelen Babylonische vondsten.

Lees verder “Armeense kerk”

Manzikert

manzikert_panorama
Manzikert

Eindelijk gelukt! Kort voor zonsondergang stond ik gisteren op de plaats waar in augustus 1071 de slag bij Manzikert plaatsvond. De liefhebber kan de vlakte vinden ten zuidoosten van het huidige Malizgert in oostelijk Turkije (hier). Vanuit Tatvan, waar mijn hotel was, was het ruim anderhalf uur rijden over een weg die tot Ahlat uitstekend was en daarna zeer snel verslechterde. De chaotische rit over de bergen, met steeds de aanblik van de besneeuwde berg Süphan, was er een om nooit te vergeten.

De strijdende partijen

Waarom wilde ik erheen? Omdat de slag bij Manzikert een van de weinige écht beslissende veldslagen is uit de wereldgeschiedenis. Aan de ene kant stonden de Turken, net overgegaan tot de islam en gecommandeerd door de Seljukische sultan Alp Arslan, ‘de Leeuw’. Hij was de machtigste man in de soennitische wereld en streefde er, met de geloofsijver van een jonge bekeerling, naar om de sji’itische moslims op het rechte soennitische pad te brengen. Zijn doel was daarom de verovering van Cairo, waar een sji’itische vorst de titel van kalief voerde. Voor Alp was het onaanvaardbaar dat een niet-soenniet claimde de heerser der gelovigen te zijn.

Lees verder “Manzikert”

Misirlou

Een jonge Koptische vrouw uit Egypte, rond 1900.

Linkerbeen naar voren. Een enorme zwaai ermee naar achteren. Rechtervoet naar rechts. Inhalen met linkervoet. Rechtervoet ernaast. Door de knieën zakken. Dat zijn de passen van een dans die Misirlou heet.

Waar de passen vandaan komen, weet ik niet, maar ik weet wel dat het liedje vanuit Smyrna/Izmir in Klein-Azië is meegenomen naar Athene, waar het in 1930 op de plaat is gezet door rebetika-muzikant Michalis Patrinos, die echter nooit heeft geclaimd de melodie te hebben gecomponeerd. Je kunt het hier beluisteren.

In de tekst – die Patrinos wél kan hebben geschreven – vertelt de ik-figuur, vermoedelijk een Griek, dat hij verliefd is op een Egyptisch moslimmeisje, iets wat destijds niet bepaald zonder moeilijkheden was. Het opmerkelijke is dat het hele liedje kan worden gespeeld op één snaar van een oud (de peervormige gitaar die in de Levant populair is).

Lees verder “Misirlou”