Wie de Oudheid bestudeert, beschikt over ruwweg twee soorten gegevens: enerzijds materiële resten, anderzijds teksten. De eerste categorie bewijsmateriaal is het domein van archeologen, terwijl teksten het studieobject zijn van classici, papyrologen, qumranologen, egyptologen en andere filologen. Dat een en dezelfde antieke cultuur wordt bestudeerd door twee soorten wetenschappers is historisch gegroeid, wordt dus niet bepaald door wat feitelijk nodig is en is eigenlijk niet zo heel wetenschappelijk. Erger nog is dat wetenschappers hierdoor onvolledige of zelfs onjuiste inzichten kunnen overdragen aan de samenleving.
Dat blijkt wel uit het vrij recente schandaal rond het Evangelie van de Vrouw van Jezus, een zogenaamd antieke tekst waarvan al snel duidelijk was dat het ging om een vervalsing. De ontdekster erkende de problemen echter pas toen journalist Ariel Sabar de maker had opgespoord. Ondertussen was de wereld “verrijkt” met het inzicht dat in de Oudheid het idee had bestaan dat Jezus getrouwd was geweest. De ontdekster had zich onvoldoende gerealiseerd dat nieuw-ontdekte oude teksten uitsluitend wetenschappelijke waarde hebben als ze een gecontroleerde herkomst hebben.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.