De gelijkenis van de farizee en de tollenaar

Tiberius (Musée Grand Curtius, Luik)

Als historicus mag (nee, moet) ik dan seculier zijn, de zondag is een fijne dag om te bloggen over het Nieuwe Testament. Afkomstig uit een wereld waar bijna alle geschreven bronnen gaan over de elite, biedt het Nieuwe Testament verhalen over gewone mensen, zoals vissers en timmerlieden. En tollenaars, waarover ik het vorige week had. Vandaag wil ik daarop verder gaan met de gelijkenis van de farizee en de tollenaar uit het Evangelie van Lukas.

Wat farizeeën zijn, is een lastige vraag. Historici grappen weleens dat de speurtocht naar de historische farizee net zo lastig is als de speurtocht naar de historische, joodse Jezus. Het staat echter vast dat de farizeeën de diverse regels die verplicht waren voor de priesters ook aanvaardden voor zichzelf. Omdat de ontstaansgeschiedenis van de stroming onduidelijk is, weten we niet waarom ze dat deden. Eén theorie zegt dat met het aantreden van de hogepriester Jonathan rond 150 v.Chr. de cultische reinheid van het hoge ambt was gecompromitteerd en dat de farizeeën daarop reageerden. Dat klinkt plausibel, maar nogmaals: we weten het niet.

Lees verder “De gelijkenis van de farizee en de tollenaar”

J.P. Meier over Jezus’ gelijkenissen (2)

meier_parables

Ik gaf in mijn vorige stukje al aan waarom Meiers boek Probing the Authenticity of the Parables belangrijk is: binnen een deelgebied van de oudheidkunde dat methodisch sterk is, is dit het best-leverbare. Dat laat onverlet dat het thema waaraan Meier zich in het vijfde Marginal Jew-boek waagt, de parabels, weinig kans biedt op succes. Twee stukjes geleden gaf ik al aan dat er voor een historicus, bij de huidige stand van de methode, geen eer aan valt te behalen. Wellicht moeten we de methode aanpassen maar de discussie daarover lijkt aan Meier niet besteed.

Wil dat zeggen dat Probing the Authenticity of the Parables een slecht boek is? Nee, zelfs al zijn twee conclusies voorspelbaar. Ik heb ze al beschreven.

  • De eerste is dat de parabels in de evangeliën van Matteüs en Lukas vrijwel zeker hun eigen composities zijn. Het is jammer, maar het is niet anders: exit de Dwaze Maagden dus, alsmede de Barmhartige Samaritaan, de Verloren Zoon, de Farizee en de Tollenaar.
  • De tweede conclusie is dat de parabels uit Marcus en Q in één van deze twee bronnen zijn overgeleverd en dat ze dus – één bron is geen bron – niet te authenticeren zijn. Dat wil niet zeggen dat ze onecht zijn, het wil alleen zeggen dat we het niet weten. Jammer van de gelijkenissen van de Zaaier en de Goede Herder.

Lees verder “J.P. Meier over Jezus’ gelijkenissen (2)”

John P. Meier over Jezus’ gelijkenissen (1)

meier_parables

In een eerder stukje legde ik uit dat Jezus van Nazaret parabels gebruikte om uit te leggen wat het aanbrekende Koninkrijk Gods inhield, maar dat we eigenlijk niet zoveel méér weten. De inhoud van de gelijkenissen is namelijk voor verschillende uitleg vatbaar. De meeste parabels zijn bovendien betrekkelijk laat opgeschreven, door Matteüs en Lukas, en documenteren een beginnend christendom: ideeën over Jezus maar geen ideeën van Jezus. Vrijwel alle gelijkenissen zijn bovendien bekend uit slechts één bron, zodat we, op grond van de vuistregel dat één bron geen bron is, moeten accepteren dat we niet weten of ze authentiek zijn.

In mijn boek Israël verdeeld heb ik de gelijkenissen daarom vrijwel alleen gebruikt als aanvullend bewijs over Jezus’ ideeën of als illustratie van de tendens van een evangelie. Een idee dat ik, terugdenkend, zou hebben kunnen uitwerken is dat dit genre goed past in het jodendom van Galilea, dat niet zoveel op had met de officiële cultus in Jeruzalem maar aansluiting zocht bij het jodendom van de vroege profeten – mannen (en een paar vrouwen) die hun prediking lardeerden met parabels en fabels.

Lees verder “John P. Meier over Jezus’ gelijkenissen (1)”

Gelijkenissen

meier_parables

Anderhalf jaar geleden verscheen mijn boek Israël verdeeld, waarin ik het jodendom schetste zoals het bestond vóór de tempel in Jeruzalem werd verwoest. Ik beschreef de diverse halachische discussies, legde uit hoe vooringenomen de beschrijvingen van Flavius Josephus waren en wijdde ook een hoofdstuk aan het optreden van een charismatische, genezingen verrichtende, eigen halachische opvattingen verkondigende profeet die het naderende Einde der Tijden aankondigde. Later hebben ze rond Jezus van Nazaret nog een religie gesticht, maar daar ging mijn boek niet over.

Een onderwerp waaraan ik weinig aandacht besteedde, was Jezus’ gebruik van gelijkenissen. Het zijn mooie verhalen, daar niet van, maar geschiedschrijving is niet het navertellen van mooie verhalen. Je noteert wat belangrijk is en solide kan worden onderbouwd. Dat laatste is bij Jezus nogal lastig, aangezien in onze voornaamste bronnen, de evangeliën, feit en fictie door elkaar lopen. Wetenschappers van allerlei pluimage – historici, theologen, archeologen, filologen, sociale wetenschappers – zijn al een eeuw of twee bezig met het zoeken naar wegen om die twee categorieën te scheiden, laverend tussen de Skylla van de al te grote goedgelovigheid en de Charybdis van de hyperscepsis. Welgedefinieerde criteria spelen hierbij een belangrijke rol. Wat hieraan voldoet, wordt beschouwd als authentiek en toegeschreven aan “de historische Jezus”; wat hieraan niet voldoet, geldt als onbeslist. Wie de Bijbel wat letterlijker wil nemen, mag dit materiaal aanvaarden; wie sceptisch is, kan het negeren; maar dat wat de toetsing doorstaat, zou – als het onderzoek in orde is – door iedereen moeten worden beschouwd als betrouwbaar. De gelijkenissen, zo had ik al snel in de smiezen, vallen niet in deze categorie.

Lees verder “Gelijkenissen”