Tollenaars

Romeins belastingkantoor (Makthar)

In verschillende verhalen uit het Nieuwe Testament komen tollenaars voor. Ze waren verantwoordelijk voor het innen van de belastingen. Het woord “tollenaar” komt van een Grieks woord τελώνης, dat verwijst naar het wegen van grote sommen geld. Belastingen werden namelijk voor een flink deel voldaan in klinkende munt; hierboven ziet u de bakken waarin de belastingplichtigen hun geld kwamen storten.

Belastinginners doen nuttig werk. De overheid garandeert de grensverdediging, de openbare orde, de rechtspraak en allerlei openbare voorzieningen. Dat was in het Romeinse Rijk niet anders dan bij ons en dat wisten de ingezetenen van het Mediterrane wereldrijk natuurlijk ook. Dat maakt de diepe weerzin die men tegen de tollenaars voelde, op het eerste gezicht wat curieus. Als verklaring wordt vaak corruptie genoemd, en daar is ook wel enig bewijs voor. Johannes de Doper draagt de belastinginners op niet teveel te vragen (Lukas 3.13). Ik vraag me echter af of dit wel het hele verhaal is. Eerst een blik op het systeem, daarna op de toepassing.

Het systeem

Een voorindustriële samenleving is te arm om een belastingdienst te financieren. Daarom besteedden de hellenistische en Romeinse heersers het werk uit. Vennootschappen van rijke mensen schoten aan het begin van het belastingjaar aan de belasting voor, en kregen in ruil een concessie om in een bepaalde regio voor een bepaalde termijn een bepaalde belasting te innen. Het voordeel van dit systeem was dat de overheid voldoende liquide was. Het nadeel was dat het eigenlijke innen was uitbesteed en dat er nogal wat aan de strijkstok bleef hangen. Dat kun je corruptie noemen maar was ook inherent aan het systeem.

Het probleem was bekend. Dat keizer Augustus het toezicht verbeterde, was echter meer ambitie dan feit. Domitianus was succesvoller. Trajanus’ reputatie als goede keizer heeft er dan weer alles mee te maken dat hij de vennootschappen hun vrijheid teruggaf. Dit was een eufemistische manier om te zeggen dat rijke Romeinen verder konden gaan met zich verrijken.

De belastingvennootschap gaf op haar beurt concessies uit. Een vermogende bewoner in een provincie schoot een bedrag voor en verwierf zo het recht om in zijn gemeente belasting te innen. Een voorbeeld is Zacheüs, in Lukas 19.2 aangeduid als “oppertollenaar en rijk”. Zo’n oppertollenaar verpachtte het eigenlijke werk en zo komen we op het plaatselijke niveau. Hier kunnen we Levi plaatsen, die volgens Marcus 2.14 in zijn tolhuis zat toen Jezus hem als leerling riep.

“Zacheüs” en “Levi” zijn overigens Hebreeuwse namen. Je ziet hoe de Romeinen gebruik maakten van lokaal geworven medewerkers. Afhankelijk van je perspectief zijn het de collaborateurs van een bezettingsmacht of ambtenaren die begrepen dat de Romeinen, welke fouten ze ook hadden, rust garandeerden.

De toepassing

Hetgeen ons brengt bij de details van de Romeinse machtsovername. Na de dood van koning Herodes in 5/4 v.Chr. was zijn rijk in drieën geknipt. Filippos kreeg gebieden in zuidelijk Syrië, Antipas kreeg Galilea en Archelaos kreeg Samaria en Judea. Laatstgenoemde maakte zo’n puinhoop van het bestuur dat de Judeeërs een delegatie naar keizer Augustus stuurden met een verzoek om geannexeerd te mogen worden.

Flavius Josephus biedt een overzicht van de belastingen ten tijde van koning Herodes. Het komt erop neer dat mensen 18% per jaar afdroegen, wat excessief is in een voorindustriële samenleving. De ingezetenen konden hun geld echter terugverdienen op ’s konings bouwprojecten. De fondsen circuleerden dus binnen het koninkrijk. Na de annexatie verdween het geld echter richting Syrië, waar III Gallica, VI Ferrata, X Fretensis en XII Fulminata moesten worden betaald. Tijdens de regering van Tiberius stuurden de bewoners van Judea een delegatie naar Rome om te vragen om een belastingverlaging. Of die er gekomen is, weten we niet.

Het is geen toeval dat het Nieuwe Testament én de rabbijnse literatuur (m.n. over de prosbul) voor deze periode vaak verwijst naar schuldenproblematiek. In Jezus’ tijd was het nog rustig. Sub Tiberio quies, noteert Tacitus. Maar de belastingdruk was ondraaglijk hoog.

De gehate tollenaars

De tollenaars deden niets ongebruikelijks als ze winst namen. Dat ze teveel winst namen, was een bekende systeemfout waar iedereen, van de keizer in Rome tot Johannes de Doper aan de Jordaan, op de hoogte was. Wat daarnaast speelde, was dat de belastingdruk in Judea excessief hoog was. De tollenaar representeerde niet alleen een corrupt systeem, maar ook een bestuur dat blind was voor de gevolgen voor de eigen ingezetenen.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier. Volgende week de gelijkenis van de farizee en de tollenaar.]

Deel dit:

16 gedachtes over “Tollenaars

  1. Pieter

    “Het komt erop neer dat mensen 18% per jaar afdroegen, wat excessief is in een voorindustriële samenleving.”
    Hoe hoog was de belasting dan in andere Romeinse gebieden?

    1. Je kunt als vuistregel nemen dat mensen een tiende van de oogst moesten afstaan, of het equivalent daarvan in munten. De rest van de oogst was om op te eten en als zaaigoed voor het volgende jaar.

      Een kleine reserve opbouwen was ook nog mogelijk en bovendien wenselijk, want gemiddeld eens in de vier, vijf jaar mislukte de oogst; althans in een gebied als Attika. Andere regio’s (zoals Egypte, Mesopotamië en de Hautes Plaines in Algerije) waren gelukkig wat stabieler en dit werden dan ook de meest verstedelijkte gebieden van de oude wereld.

      1. Pieter

        Dank je wel voor je antwoord. Welke bronnen zijn er die een indicatie voor die percentages bieden, zoals Josephus voor Judea?

        1. Merit

          “ ‘Zacheüs’ en ‘Levi’ zijn overigens Hebreeuwse namen.”

          De hebreeuwse naam van de tollenaar Zacheüs is gelijk aan die van de profeet van het bijbelboek Zachar-ia.
          ‘Overview: Zechariah’ op YouTube https://youtu.be/_106IfO6Kc0

          In de naam Zachar-ia herkent men de hebreeuwse letters z – k – r, die staan voor ‘gedenken’ .
          Men vindt deze letters in het 4de gebod: Gedenkt (de sabbatdag).
          Ook in Jizkor, de titel van een boek van D. Hausdorff (1978), ziet men de letters z – k – r.

          Eveneens vermeldenswaard in dit verband is het Namenmonument in Amsterdam dat Le-zecher heet, d.i. Ter gedachtenis.

          1. Gert M. Knepper

            Het is niet heel belangrijk, maar ik denk dat uw hypothese dat “de hebreeuwse naam van de tollenaar Zacheüs (…) gelijk [is] aan die van de profeet van het bijbelboek Zachar-ia” niet vol te houden is. De “profeet van het bijbelboek Zachar-ia” heet in de Septuagint (de Griekse vertaling van het Oude Testament) Ζαχαρίας (Zacharías). en niet Zacheüs. Ook bij Lukas (1:59) komt een Zacharías langs. We hebben geen enkele reden om aan te nemen dat de Zacheüs van Lukas eigenlijk dezelfde Hebreeuwse naam droeg als de Oudtestamentische profeet Zachar-ia. Bovendien bestond er de Hebreeuwse naam Zakkai (Nehemia 7:14, Ezra 2:9), die ‘puur, ‘onschuldig’ betekende. In de Septuagint heet zo iemand dan ‘Zakchos’, wat aanmerkelijk meer op Zakchaios lijkt dan ‘Zacharías’. Het is dus veel waarschijnlijker dat de tollenaar uit Lukas 2 luisterde naar de Hebreeuwse naam Zakkai.

  2. Roger Van Bever

    …Vennootschappen van rijke mensen schoten aan het begin van het belastingjaar aan de belasting voor, en kregen in ruil een concessie om in een bepaalde regio voor een bepaalde termijn een bepaalde belasting te innen…

    M.i. zat hier al een zware fout in het systeem omdat die belastingpachters (publicani genoemd) al bij het begin van het belastingjaar bij opbod de functie verkregen. Het waren i.h.a. zeer rijke Romeinen met veel connecties die het ambt konden verwerven en in staat waren de bedragen die ze ‘hoopten’ binnen te halen voor te schieten. Toen ze gouverneur werden van een provincie, hetgeen vaak samen ging, konden ze hun corruptie botvieren. Toen Cicero tot gouverneur werd benoemd van Cilicië werd hij daar als een redder begroet, zoals hij in zijn correspondië verteld, omdat zijn voorganger Appius een uitermate corrupte persoon was, die zich alleen maar verrijkt had. Cicero had ook op Sicilië al kennis gemaakt met de wrede en corrupte Verres.
    Vanaf de tweede eeuw n. Chr. kwam er enige verandering in doordat Rome meer toezicht ging houden op die publicani.

  3. Ben Spaans

    Altijd gedacht dat ‘Tollenaars’ echte ’tol’ hieven…
    Het via ‘verpachten’ heffen van belastingen bleef de norm tot in de vroegmoderne tijd, zeker in Frankrijk tot aan de Revolutie. Bij ons kende de Republiek b.v. ‘Pachtersoproeren’ in 1747-48.

  4. Ben Spaans

    Google op ‘Tax Farming and state capacity in England and France’ en men stuit op een pdf-document van slecht 20 pag. waarin weer eens wordt getoond dat Engeland en Frankrijk met gelijksoortige instituties begonnen, maar er in Albion wel een geslaagde hervorming plaats vond en in Frankrijk weer niet – de makke van het laatste land in de achttiende eeuw, culmininerend in de Revolutie…

    1. Ik bezorg historici een acute hartverzakking, maar grosso modo is het technologisch niveau tussen het ontstaan van de eerste steden en de agrarische/ industriële revolutie maar heel langzaam gestegen. De economische mogelijkheden stegen ook maar marginaal. Nadat de agrarische revolutie het mogelijk had gemaakt met de helft van de boeren de hele bevolking te voeden kon de industriële revolutie de welvaart spectaculair doen toenemen.

      Pas op dat moment kon een staatsapparaat worden ontwikkeld dat beleid niet alleen initieerde, maar ook zelf uitvoerde en controleerde. Het ontbreken van een eigen belastingdienst in alle voorindustriële samenlevingen was dus min of meer logisch.

      1. FrankB

        Krijgen historici daar een hartverzakking van?! Tot zeker 1000 CE was het tempo van technologische innovatie in het Westen (inclusief de landen rondom de Middellandse Zee) laag. Let wel, ik heb het niet over India en China. Nog rond 1500 was dat laatste land technologisch veel verder. Chinese schepen waren tien keer zo lang als de langste schepen uit Europa. En toen zat in Europa er al een een lekker gangetje in.
        Voor de natuurwetenschappen lag het tempo nog lager. Zelfs de “revolutie” van Copernicus was een herhaling van het werk van Aristarchos van Samos. Geen enkele Grieks/Romeinse slimmerik uit de Oudheid zou versteld staan van het westerse natuurwetenschappelijke niveau van pakweg 1400 CE.

  5. Ben Spaans

    Nou waren in 1500 die grote schepen in China al gesloopt…(als dit een verwijzing is naar de Zheng He expedities).

Reacties zijn gesloten.