Tja, journalistiek

Een van de kleitabletten waarop het Babylonische Zondvloedverhaal valt te lezen (British Museum)
Een van de kleitabletten waarop het Babylonische Zondvloedverhaal valt te lezen (British Museum)

De Israëlische krant Ha’aretz plaatste onlangs een artikel over de oud-oosterse achtergronden van de eerste hoofdstukken van het Bijbelboek Genesis. De auteur, die ervan lijkt te zijn uitgegaan dat de lezers daar niet van op de hoogte waren, presenteerde een reeks voorbeelden van parallellen met bijvoorbeeld Babylonische teksten. Het probleem is dat die merendeels tegen het eind van de negentiende eeuw al bekend waren. Destijds – in 1902/1903 om precies te zijn – woedde daarover de Babel und Bibel-Streit: was de Bijbel origineel en hadden de andere oosterse volken informatie uit de Bijbel overgenomen en verkeerd begrepen, of maakten de Joden deel uit van een grotere wereld waarin dezelfde verhalen steeds weer en steeds anders werden verteld?

Ik hoef u niet uit te leggen dat het laatste standpunt won en dat Ha’aretz‘ nieuws al een ruime eeuw oud is. Geen krant zal de quantumtheorie, radiotelegrafie, het vliegtuig, de atoomtheorie of continentverschuiving presenteren als iets nieuws, maar als het gaat om de Oudheid, dondert het niet dat een bericht geen actualiteit bezit. Er is iets grondig verkeerd met de voorlichting over de Oudheid.

In het geval van Ha’aretz ligt de oorzaak voor de hand: de journalist maakte het zichzelf makkelijk. Hij koos als doelgroep mensen die de Bijbel buitengewoon letterlijk namen en liet het stukje zichzelf schrijven. Dit artikel staat dan ook niet op zichzelf: ik heb hier al eens geblogd over een soortgelijk geval (en nu ik dat teruglees, denk ik voor één keer dat het een goed stukje was).

Het u-las-dit-in-de-Bijbel-maar-de-wetenschap-zegt-iets-anders-frame is echter problematisch, want bijbels literalisten zijn als doelgroep bepaald niet representatief. Zelfs in Israël gaat het om een minderheid. De meeste mensen zijn niet gelovig; van de wél gelovigen is maar 10% geneigd tot literalisme; en ook die, betrekkelijk kleine, groep denkt genuanceerder dan journalisten wel aannemen. Voor zover ik kan overzien erkennen de meeste Nederlandse evangelische christenen, die wat literalistischer in hun uitleg zijn dan anderen, dat Gods woord is geschreven in het Hebreeuws en Grieks, en dat het dus behoort tot een andere cultuur. Het kan nooit volledig letterlijk worden genomen en vergt altijd studie.

Anders gezegd, de in dit frame veronderstelde doelgroep is niet representatief. Het gros van de lezers heeft geen enkele moeite met het idee dat Bijbelteksten dienen te worden gelezen zoals alle andere teksten uit de Oudheid en moeten worden beschouwd als onderdeel van een grotere wereld van gedeelde verhalen.

Het nadeel van het aanhoudende gebruik van het de-wetenschap-zegt-iets-anders-dan-de Bijbel-frame is dat de vele mensen die openstaan om meer over het onderzoek te vernemen, niet worden bereikt. De basiskennis blijft reusachtig achter. Dat ligt niet aan de Bijbelwetenschappers, want die spannen zich, meer dan andere oudheidkundigen, in om zaken naar behoren uit te leggen. Zie de Assense Qumran-expositie van twee jaar geleden. Het lijkt er meer op dat er een vicieuze cirkel is, waarin journalisten ervan uitgaan dat de lezers niets weten, zich op deze onwetende lezer richten, oude inzichten als iets nieuws presenteren, en zo de onwetendheid van de lezer versterken. Niet alleen dringt wetenschappelijke kennis zo almaar niet door tot het grote publiek, menig lezer trekt, omdat steeds weer hetzelfde oude kliekje wordt opgediend, de begrijpelijke conclusie dat er niets nieuws gebeurt.

Het is in ieders belang dat we deze achterstand wegwerken. Er zouden allang goede websites moeten zijn – de vaste lezers van deze kleine blog kennen echter het trieste lot van Biblija.net – maar zelfs goede boeken (u weet wel, dat medium waaruit we vroeger informatie haalden) zijn zeldzaam. Toch zijn ze er: een voorbeeld is Margreet Steiners Op zoek naar…, waarover ik morgen zal schrijven.

[Wordt dus vervolgd]

Deel dit:

4 gedachtes over “Tja, journalistiek

  1. Het naapen van de media valt hier ook onder.
    In twee weken op verschillende plaatsen hetzelfde achterhaalde nieuwtje zien stoort mij ook mateloos.

    Vriendelijke groet,

      1. Otto Cox

        Herhalen is niet per se verkeerd, meer nog: het is vaak noodzakelijk, zo leert o.a. de communicatiewetenschap en -praktijk. Het grootste probleem lijkt mij het ontbreken van verwijzingen naar verdiepende informatie, zodat je de mensen met meer voorkennis dan wel gewekte nieuwsgierigheid ook bedient.

  2. Fijne observaties weer Jona, dank! Toch ben ik het niet helemaal met je eens. Ik moet denken aan een in de journalistiek circulerende anekdote van de Nederlandse luchtvaartpionier die eens zei: de Nederlandse media schrijven overal fantastisch over, behalve over de luchtvaart.

    Zelf raad ik beginnende journalisten altijd iets aan wat ik leerde op de journalistenopleiding: ga ervan uit dat je publiek basisschoolkennis heeft. Ga maar na, weet jij blindelings de provinciale hoofdsteden, of 7×12? Basisschoolkennis.

    Een bioloog zal zeggen: iedereen weet toch hoeveel chromosomen er zijn? De natuurkundige: de 2e hoofdwet thermodynamica is toch bekend? En jij: iedereen weet toch dat Noach teruggaat op (onder meer) Gilgamesj? Ik denk dat je dat overschat en dat je vaak betere journalistiek krijgt door je ‘dommer’ voor te doen dan je bent, een van mijn favoriete technieken. (Ja, ik voel de grap aankomen ;-))

    Overigens toevallig vandaag een explainer geschreven die in feite het Ha’aretz-stuk (dat ik niet heb gelezen) nadoet voor dna. http://www.volkskrant.nl/wetenschap/spoedcursus-wat-zijn-genomics~a4164748/

    Hartelijks!

Reacties zijn gesloten.