Carotta

Caesar; portret uit Nijmegen (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

Er valt in onze tijd al zo weinig te lachen, dus we moeten zuinig zijn op onze pseudohistorici. Maar ze zijn aan het uitsterven, zoals de meeste pseudowetenschappers. Toen het Roswellincident een halve eeuw geleden was, vielen de ooit zo talrijke ufologen vooral op doordat ze zwegen. Voorbij, voorbij, ach en voorgoed voorbij. Gelukkig hebben we Francesco Carotta nog, die beweert dat de cultus van Julius Caesar niet door iedereen goed werd begrepen en dat zo het christendom is ontstaan.

Het verkeerde begrip zou zijn voortgekomen uit verschrijvingen in antieke handschriften: ‘Galilea’ lijkt bijvoorbeeld wel wat op ‘Gallia’, dus als de ‘echte’ verlosser uit Gallia naar Rome kwam en daar werd vermoord, kon het gebeuren dat halfgeletterde vissers en timmerlieden dat uitlegden als een messias die uit Galilea kwam om in Jeruzalem te worden geëxecuteerd. Dat is ongeveer de theorie van Carotta, die is geïnspireerd door het soort fouten dat hij computers zag maken. Ik verzin het ook niet.

De weerlegging is eenvoudig. De theorie is immers incompleet: ze verklaart niet waarom zulke kolossale schrijffouten niet tevens zijn gemaakt in de overlevering van andere teksten. De tragedies van de Atheense toneeldichter Euripides zijn overgeleverd via papyri uit de derde eeuw v.Chr. en in Byzantijnse manuscripten uit de Middeleeuwen, en ze lijken op elkaar. Er zijn wat verschrijvingen, maar de enormiteiten die volgens Carotta zouden moeten ontstaan, zijn geheel afwezig. Hetzelfde kan worden gezegd voor de overlevering van de Hebreeuwse Bijbelteksten: van de Dode Zee-rollen tot de middeleeuwse Codex Leningrad is er vrijwel geen wildgroei.

Carotta’s methode is maar toepasbaar op één geval, en is daarmee, gemeten aan alleszins gebruikelijke criteria, onwetenschappelijk. Een veel betere manier om te kijken naar de tekstoverlevering is de zogeheten Lachmannmethode, die toepasbaar is op alle teksten uit de Oudheid. (Ze is overigens ontwikkeld door de Zweedse rechtsgeleerde Carl Johan Schlyter, en niet door de classicus Karl Lachmann, maar dat terzijde.)

Sterker nog, deze methode stelt ons in staat de tekst van verloren gegane manuscripten te reconstrueren: we kunnen redelijke theorieën opstellen om te verklaren waar de vergissingen in bestaande handschriften vandaan zijn gekomen. Als dan ook papyri worden gevonden waarin de veronderstelde oertekst inderdaad voorkomt, is een op basis van de Lachmannmethode gedane voorspelling empirisch bevestigd.

Als het zo verschrikkelijk simpel is, hoe kan het dan dat zo’n Carotta een uitgever vindt? Waarom schrijft het toch serieuze NRC Handelsblad er dan over? Hoe kan het dan dat anders toch respectabele geleerden als Paul Cliteur en Andreas Kinneging denken dat het gaat om een serieuze wetenschappelijke doorbraak?  Waarom is er een televisiedocumentaire aan gewijd?

Het antwoord is: omdat niemand de Lachmannmethode zó heeft uitgelegd dat ook uitgevers, Handelsbladjournalisten, documentairemakers, Cliteuren en Kinnegingen het snappen. Het heeft niet ontbroken aan oudheidkundigen die de theorieën van Carotta hebben weerlegd, en hun energie verdient bewondering, maar hun moeite is natuurlijk vergeefs. Wie wind zaait, zal storm oogsten; wie zijn methoden uitlegt, doet amateurs denken dat er geen methode is.

Het is echter het dempen van de put nadat het kalf is verdronken. Als oudheidkundigen een professionele, proactieve communicatiestrategie zouden hebben, zou er geen Carotta zijn geweest. Classici, archeologen en oudhistorici kunnen er niet mee volstaan af en toe eens een boekje te publiceren waarin ze wat feiten bij elkaar zetten, ze moeten eens professioneel gaan worden.

Deel dit:

4 gedachtes over “Carotta

  1. Jeroen van den Brink

    Ik vermoed dat u het boek van Carotta niet hebt gelezen, want uw samenvatting van zijn theorie is onjuist. U draait oorzaak en gevolg om.

    De Jezus-mythologie is – zoals mythologieen dat doorgaans zijn – een mengsel van oudere mythologieen en (locale) historie. Ik hoop althans dat u het met me eens bent dat Jezus geen historische figuur is. Een Julius Caesar-cultus was er – dat zal u bekend zijn – en werd met name beoefend door de langs de grenzen van het rijk gelegerde soldaten. Dat zo’n cultus locaal transformeert in iets nieuws door vermenging met locale gegevens is niets bijzonders. Het had aan de Donau kunnen gebeuren en aan de Rijn, maar het waren juist de toevallige naamsovereenkomsten in Palestina die de transformatie van de mythologie daar zo soepel deden verlopen, uiteraard in samenhang met het Joodse geloof in de komst van een verlosser.

    In mijn optiek maakt Carotta het erg aannemelijk dat de Julius-cultus een belangrijke bron was voor de Jezus-cultus.

    Wat jammerlijk is, is dat zijn boek moeilijk leesbaar is. Carotta is geen schrijver en hij verliest zich wel erg in filologische scherpslijperij. Het wachten is op een begenadigd romancier die laat zien hoe aannemelijk zijn ideeen over het ontstaan van het Christendom zijn.

    1. Natuurlijk is Jezus wel een historische figuur. Zelfs de antieke tegenstanders van het christendom trekken dat niet in twijfel; het zou de makkelijkste manier zijn geweest om zich van een ongewenste religie af te maken.

      De Caesar-cultus is een staatscultus. Er zullen zeker legioencommandanten aan hem hebben geofferd – Caesars zwaard lag in Keulen – maar het gaat te ver te zeggen het een soldatencultus was. Dan zouden we wel bronzen godsbeeldjes en cultusplaatsen hebben opgegraven. Dat is nauwelijks gebeurd.

      1. Jeroen van den Brink

        Welke historische bronnen rechtvaardigen de aanname dat Jezus een historische figuur is?

        1. Ik stel voor dat je eerst een boek leest over geschiedtheorie, zoals Chris Lorenz’ De constructie van het verleden, of iets van F.R. Ankersmit. Daar staat de voorkennis in die je nodig hebt. Als je daarna nog vragen hebt, kun je terugkomen. Dan hoef ik geen dubbel werk te doen met het uitleggen van die dingen die je echt even moet hebben opgezocht. Ik heb immers ook ander werk dat ik moet doen.

          Als je een kant-en-klaar antwoord wil, moet je je wenden tot een universiteit. Zoek op de betreffende websites naar de vakgroep oude geschiedenis. Die zijn wettelijk verplicht je een antwoord te geven; je hebt daar via je belastingen bovendien al voor betaald. Het ligt in de rede dat je hen om opheldering vraagt, niet mij.

          Als ze je geen antwoord geven, kun je daarover een klacht indienen bij het CvB van de universiteit die heeft geweigerd je te antwoorden.

Reacties zijn gesloten.