Archeologisch non-nieuws

De piramide van Saqqara bestaat wél.

De bestudering van de Oudheid is een zinvolle bezigheid. Oudheidkundigen maakten een eind aan de letterlijke uitleg van de Bijbel en legden zo de grondslag van de Verlichting. Darwins evolutietheorie is geïnspireerd door de wijze waarop classici oude teksten reconstrueren. De krankjorume racistische theorieën van het nationaal-socialisme hadden alles te maken met gemakzuchtige uitleg van antieke etnografische literatuur. Oudheidkundigen dragen bij aan de vorming van onze cultuur en samenleving. Hun vak is belangrijk.

Dat de media aandacht aan de oudheidkunde besteden, is daarom terecht. Het gaat echter zo vaak verkeerd dat ik daar elke week twee of drie keer over kan bloggen. Vandaag is het een Nu.nl-bericht over het oude Egypte en morgen is het weer iets anders.

Na tien jaar onderzoek heeft de Amerikaanse archeologe Angela Micol mogelijk een opmerkelijke vondst gedaan. Micol denkt twee nieuwe piramides te hebben gevonden in Egypte.

Dat klinkt aardig, maar wie verder leest ontdekt twee dingen, en je hoeft geen oudheidkundige vooropleiding te hebben om te weten dat het bericht over Micol, althans in deze vorm, niet juist kan zijn.

Ze ontdekte de bouwwerken via Google Earth. Op twee verschillende locaties in Egypte zijn via het programma ongebruikelijk gevormde vierhoekige ‘bergen’ gevonden die er mogelijk op wijzen dat daar piramides liggen verscholen.

De Nu.nl-journalist is kritisch genoeg om voor de tweede keer het woord “mogelijk” te gebruiken. Ik zou graag hebben gezien dat hij nu alerter was geweest en het bericht verder had gecontroleerd, want dan zou hij het bericht hebben gelaten wat het was. In plaats daarvan schrijft hij:

Archeologen gaan nu bekijken of het echt om piramides gaat of dat het ongebruikelijk gevormde natuurlijke heuvels zijn.

Dit is feitelijk onjuist: de constatering dat er wonderlijke rotsen zijn, is – volgens het eigenlijke persbericht [[dode link]] – “opgestuurd naar egyptologen en onderzoekers”. Er is nog geen onderzoek gedaan, er is geen bericht dat zulk onderzoek in de steigers staat en er is zelfs geen aankondiging dat men het voornemen heeft om het te gaan onderzoeken. Een mevrouw heeft op Google Earth een wonderlijke rots gezien. Dat is alles.

Voor zover ik kan nagaan, is de mevrouw in kwestie ook geen archeologe; het persbericht noemt haar een “satellite archaeology researcher”, wat (anders dan het in het Nederlandse artikel gebruikte woord “archeologe”) niet betekent dat ze een vakopleiding heeft afgerond. Nu.nl had dit artikel nooit moeten publiceren.

***

Zoals ik al zei, kan ik elke week drie keer schrijven over dit soort non-nieuws en de vaste lezers van deze kleine blog weten dat ik dat ook wel eens doe. Ik heb voor mijn boek De klad in de klassieken een vrij grote steekproef genomen en vastgesteld dat van de archeologische berichtgeving ongeveer 40% niet in de haak is.

Ik denk dat daarvoor twee redenen zijn. De eerste is de snelheid waarmee de redactie van een nieuwsmedium werkt. Ik heb bij het Handelsblad wel eens nagevraagd hoe een volslagen van de pot gerukt artikel over de ouderdom van Nijmegen in vredesnaam in de krant had kunnen komen, en kreeg het ontwapenende antwoord dat ze wel wisten dat archeologische persberichten te vaak onjuist waren en dat ze die daarom verifieerden, maar dat hun specialist op vakantie was.

Zoals ik mijn journalisten ken, balen ze altijd grondig van een fout. Tijdens de redactievergadering drukt de hoofdredacteur zijn mensen nog eens op het hart dat persberichten van archeologen even sceptisch dienen te worden gelezen als die van politieke partijen of multinationals. Soms volgt er een rectificatie en soms kijkt men nog eens naar de eigen procedures. Men is vrij serieus.

De tweede reden waardoor het zo vaak verkeerd gaat, is dat het de wetenschappers niet voldoende interesseert. De voorlichting van het grotere publiek is vaak de sluitpost. Er zijn uitzonderingen, zeker, maar universiteiten worden afgerekend op de aantallen publicaties en de aantallen studenten, en er zijn wetenschappelijke redacties en onderwijsinspecties die onderzoek en onderwijs controleren. De overdracht van informatie wordt niet gecontroleerd en er valt ook geen geld mee te verdienen. Daarom hebben oudheidkundigen geen kwaliteitsstandaarden ontwikkeld, hebben journalisten in feite geen middelen om persberichten te toetsen en kan flauwekul over nieuw-ontdekte piramiden de internationale pers halen.

De rustige lezer van zo’n verhaal ziet de flauwekul en wordt sceptisch over de zin van verder onderzoek. Dat Jezus een hermafrodiet was, pseudowetenschap over Archimedes’ brandspiegels, dat Eva is geschapen uit Adams penisbot, onzinnige vergelijkingen tussen de Oudheid en het heden, dat vrouwelijke gladiatoren topless vochten: het is allemaal door officiële onderzoekers naar buiten gebracht, die zo dus echt zelf verantwoordelijk zijn voor het verlies aan draagvlak.

Deze onverantwoordelijke onverschilligheid is één van de redenen waarom ik voor het overige van mening ben dat het zinvol is een parlementair onderzoek in te stellen naar de uitvoering van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Deel dit: