
Vandaag vierde Kennislink.nl zijn tienjarige jubileum, en dat werd gevierd in Nemo. Voor wie de website niet mocht kennen: er zijn ruim negenduizend artikelen te vinden over wetenschap, men geeft een nieuwsbrief uit met zo’n tienduizend abonnees en men kan zichzelf, met enig recht, typeren als een “etalage van de Nederlandse wetenschap”. Ik heb het aantal gasten in Nemo niet geteld, maar het was behoorlijk druk, en in de menigte herkende ik wetenschapsjournalisten, voorlichters, onderzoekers en enkele bestuurders.
Het programma was gevarieerd en laat zich niet goed samenvatten, maar ik heb twee A4-tjes volgeschreven met observaties die ik voor mij de moeite van het delen waard vond, waarbij ik niet pretendeer compleet te zijn of zelfs maar het belangrijkste op te schrijven.
Nadat museumdirecteur Michiel Buchel had verteld dat de belangstelling voor de wetenschap nog steeds groeide, vertelde uitgeefster Monique Vaanholt dat Kennislink zijn uitgangspunten iets meer wil aanscherpen. Bij haar bespreking van de “kruisverbanden” tussen de vakgebieden wist ze vakkundig de zinledige term “interdisciplinariteit” te vermijden. Ze maakte ook wat opmerkingen over doelgroepen, en wees daarbij op het algemene publiek, dat in het vervolg de mogelijkheid tot debat zou worden geboden, en op mensen in het onderwijs, voor wie duidelijker verband zou worden gelegd met de kerndoelen en eindtermen. Ik had iets meer willen weten over dat “algemene publiek”, omdat ik zelf steeds weer stuit op een enorm verschil tussen laag- en hoogopgeleiden.
Zeer overtuigend vond ik het optreden van de Groningse socioloog-filosoof Hans Harbers, die zich verzekerde van mijn volle aandacht door de woorden “Max Weber” uit te spreken. Je weet dat wat daarna volgt de moeite waard zal zijn, en dat was ook zo. Het kwam erop neer dat de verhouding tussen wetenschap, politiek en publiek niet meer kon worden beschreven zoals Weber het deed in zijn essay “Wissenschaft als Beruf” (1917). De drie partijen zijn zich steeds meer met elkaar gaan bemoeien, zodat de oude scheiding niet langer kan bestaan. We zitten in een situatie van “hybride problemen in hybride fora”, maar er zijn ook enkele tegenbewegingen. Harbers stelde de mijns inziens pertinente vraag of de politiek wel voldoende is beschermd tegen de wetenschap.
Van de quiz herinner ik me vooral de vraag waarom nijlpaardenzweet niet geschikt is als zonnebrandcrème.
Het optreden van Jos Engelen (NWO), die de democratie typeerde als “een pot ouwehoeren”, stelde me teleur, temeer daar hij ook een hem gestelde vraag benutte om iets anders te vertellen dan hem was gevraagd. Ik denk dat Kennislink-hoofdredactrice Sanne Deurloo de ietwat feestelijke sfeer goed aanvoelde door niet kattig op te merken “u beantwoordt de vraag niet!” en het te laten wat het was, maar ik heb wel eens bestuurders horen spreken die overtuigender waren.
Ik was erg onder de indruk van Hedwig te Molder (hoogleraar wetenschapscommunicatie in Twente), die erop wees dat wetenschappers de neiging hadden in debatten met de burger vooral feiten uit te leggen en meenden dat daarmee de discussie dan was beëindigd, terwijl de burger vaak andere dingen wilde bereiken in een debat, bijvoorbeeld erkenning voor een probleem. Ze was niet de enige die zoiets opmerkte.
Een ander thema dat steeds terugkeerde, was dat het belangrijker was dat de maatschappij de wetenschappelijke methode begrijpt dan dat feitelijkheden werden verspreid. Te Molder wees er in deze context op dat het publiek vaak veel weet, wat ook mijn ervaring is.
Daarna was er een borrel, en hoewel ik niet wil beweren dat er alleen maar zeer inhoudelijke gesprekken waren over wetenschapscommunicatie in het algemeen en de positie van Kennislink in het bijzonder, sprak ik met de collega met wie ik naar huis fietste nog steeds over enkele van de aangeroerde onderwerpen. Daarmee lijkt de relevantie van de middag me afdoende geïllustreerd.
Dat enorme verschil tussen laag- en hoogopgeleiden, tot welke (praktische) problemen leidt dat eigenlijk?
Ik heb het in de tweede helft van deze post uitgelegd: http://mainzerbeobachter.wordpress.com/2012/07/06/wetenschapscommunicatie/ (en heb hierboven een link ingevoegd).
Jona, waarom is het term “interdisciplinariteit” zinledig volgens jou?
Ik denk dat heel veel zeer relevant werk intrinsiek interdisciplinair MOET zijn. Ik geef even een paar voorbeelden: medische robotica, klimaatmodelering, onderzoek naar bio-moleculen.
Groet!
Juist doordat samenwerking zo noodzakelijk is, wordt de term erg vak gebruikt. Zó vaak, dat ze inmiddels eigenlijk alles betekent, van korte uitwisseling van ideeën tot fusie van instituten.