In het begin was het woord, dat al vrij snel werd gevolgd door taalplezier. Mensen kunnen niet alleen communiceren maar hebben er ook over nagedacht hoe ze dat het prettigst en effectiefst doen. Een mooie metafoor verduidelijkt. Een elegante opbouw verheldert. Esprit houdt de aandacht vast. Wie woorden zo gebruikt dat mensen luisteren of lezen met plezier, communiceert effectiever.
Om het tekstplezier te vergroten, kun je gebruik maken van citaten. Je kruidt er je tekst mee en behaagt je lezer, die zich gevleid voelt omdat je een brede algemene ontwikkeling bij hem veronderstelt. De beste manier om te citeren is het niet al te nadrukkelijk te doen, zodat degene die de verwijzing herkent erom kan glimlachen, maar degene die haar niet herkent niet het gevoel heeft iets te missen. Het eerste gebod bij een goed citaat is, om Joost Zwagerman aan te halen, dat elke boerenlul de tekst moet kunnen blijven begrijpen.
Umberto Eco is kampioen citeren, en dat is niet zo vreemd, want hij werkte als hoogleraar semiotiek, een wetenschap die zich bezighoudt met tekens en verwijzingen. De naam van de roos, het boek waarmee hij in 1980 debuteerde, staat bol van de literaire verwijzingen. Een deel ervan valt in de Nederlandse vertaling erg op: als Eco uit de Bijbel citeert, doet hij dat namelijk in het Latijn, wat in een Nederlandse tekst overdrevener overkomt dan in een Italiaanse. Het onbedoelde resultaat is dat het boek in ons taalgebied het speeltje werd van een intellectuele klasse. Ik herinner me dat men destijds sprak van een roman door een professor voor professoren.
Die reputatie is onverdiend, want De naam van de roos is helemaal geen ontoegankelijk boek. Het valt in de eerste plaats te lezen als een lekkere historische roman. Het is 1327, we zijn in een abdij in het noordwesten van Italië, en er worden enkele monniken vermoord. De vrome mannen zien er voortekens in van de naderende Apocalyps, er lijken verbanden te zijn met een korte tijd daarvoor onderdrukte volksopstand en ondertussen vindt ook nog een theologische disputatie plaats die een curieuze politieke draai krijgt. De middeleeuwse religie, sociale verhoudingen en politiek krijgen zo allemaal een plaats en je verwerft een mooi beeld van de waanzinnige veertiende eeuw. Sommige mediëvisten hebben erop gewezen dat niet alles precies klopt – de bibliotheek en de voor de plot belangrijke spiegel kunnen niet op deze wijze hebben bestaan – maar we moeten niet op elke slak zout leggen.
Er worden moorden gepleegd en het is nogal elementair dat De naam van de roos zich dus ook laat lezen als een detectiveroman. De hoofdpersonen zijn de flegmatieke Britse oud-inquisiteur William van Baskerville en zijn assistent Adson. Hun namen zullen u doen glimlachen als u de verwijzing naar Sherlock Holmes herkent, maar als dat niet zo is, begrijpt u het spannende verhaal evengoed.
Verder kun je van het boek genieten als griezelroman of gothic novel. Ik zou teveel van de plot verklappen als ik hierop al te uitgebreid inging, maar de shock-effecten liegen er niet om, zoals het lijk dat wordt gevonden in een vat vol bloed, de visioenen die Adson ondergaat of de geheime gang door het ossuarium. De locatie van het verhaal, een abdij, is natuurlijk ook niet zonder reden gekozen.
De naam van de roos valt eveneens te lezen als een speelse introductie tot de semiotiek. Eco heeft bijvoorbeeld het een en ander gepubliceerd over de beeldentaal van reclame, en ik kan u verklappen dat het mooie meisje dat in advertenties ronddartelt, ook een rol speelt in de roman. Waarbij ik overigens wel aanteken dat ze een monnik het hoofd op hol brengt, en monniken hebben zo hun eigen woordenschat, wat een geslaagde scène oplevert.
Verder is De naam van de roos een ideeënroman, al beken ik dat ik het wat oubollig vindt om het religieuze wereldbeeld van de bijgelovige monniken te plaatsen tegenover de verlichte visie van William van Baskerville. Dit was relevant in de negentiende eeuw en is inmiddels een nogal belegen thematiek. Ik zou in onze postatheïstische tijd graag eens een roman lezen waarin wetenschappers en gelovigen die begrijpen dat hun kenwijzen geen raakvlakken hebben, worden geplaatst tegenover wetenschappers en gelovigen die stug volhouden dat wetenschap het bestaan van God zou kunnen bewijzen of weerleggen. Dat lijkt me een stuk urgenter.
De naam van de roos is ook zeer genietbaar als politiek traktaat. In het Italië van 1980 moet elke lezer bij de onderdrukte volksopstand, die een ietwat communistisch karakter heeft, hebben gedacht aan de Rode Brigades. Faalde de Italiaanse democratie in de oorlog tegen de terreur? Eco’s boek bevat een hartstochtelijk pleidooi voor ons politieke systeem: een van de hoofdstukken bestaat uit een samenvatting van de Defensor pacis, het boek waarmee Marsiglio dei Mainardini in 1324 de rechtvaardiging bood voor de scheiding van kerk en staat, de scheiding van wetgevende en uitvoerende macht en de representatieve democratie (meer).
Maar vóór alles zou ik De naam van de roos willen typeren als een boekenroman. Ik geloof niet dat dit een erkend literair genre is, al zijn er meer auteurs die hebben geschreven over het genot van andermans boeken. De Argentijn Jorge Luis Borges is maar één voorbeeld – en ik noem hem niet zonder reden, want hij figureert in De naam van de roos onder de naam Jorge van Burgos, terwijl de kloosterbibliotheek meer dan oppervlakkige gelijkenis vertoont met de curieuze wereld die Borges beschreef in het korte verhaal “De bibliotheek van Babel” in zijn bundel De Aleph.
Eco houdt van boeken. Hij verwijst naar Lewis Carroll, Ernst Curtius, Ian Fleming, Sigmund Freud, Johan Huizinga, Athanasius Kircher, Erwin Panofsky, Rabelais, Jonathan Swift en Ludwig Wittgenstein. Je zou Eco met enig recht kunnen aanduiden als snob of name dropper, en voor zijn latere romans vind ik die typeringen ook verdedigbaar, maar in De naam van de roos gaat het de auteur niet om vertoon van belezenheid. Het gaat om het plezier van de tekst. Eco heeft van verwijzingen een heerlijk doolhof gebouwd waarin – met een woord van Carl Sagan – om elke hoek steeds weer iets moois op je te wachten, klaar om te worden ontdekt.
[Oorspronkelijk verschenen op Sargasso.]
Bedoel je met Jan Huizinga de cultuurhistoricus Johan Huizinga (1872-1945)? Voor zover ik weet werd hij nooit Jan genoemd.
Dank. Ja. Natuurlijk. Ga ik snel verbeteren!
Als onverbeterlijke barbaar pikte ik vanzelfsprekend geen enkele verwijzing op. Ik kan me nog wel herinneren – het is een jaar of tien geleden – dat Marsiglio dei Mainardini genoemd werd, maar alleen in de epiloog. De uitgebreide inleiding en uitleiding vond ik authentiek aandoen. De bijgelovigheid van de monniken veel minder, maar was noodzakelijk om de moordenaar een beweegreden te geven. Daarom vond ik de roman als misdaadroman niet volledig geslaagd. Maar ik kan bevestigen dat het boek als een trein leest.
De opvolger De slinger van Fouceault vind ik zwaar overschat. In de eerste helft gebeurt ongeveer niets; de tweede helft beschrijft een samenzwering die net zo onorigineel maar ambitieus is als die uit bv. de Da Vinci Code.
Ken wel de film maar niet het boek.
Wel heb ik Eco’s ‘De begraafplaats van Praag”.
Zeer lezenswaardig !
Een van lievelingsboeken!
Alle thema’s die Jona benoemt zijn er natuurlijk, maar de ideeenroman komt er een beetje bekaaid af, wat mij betreft.
Want het is m.i. niet alleen een roman over religieus vs wetenschappelijk denken, maar ook over verschillende vormen van wetenschappelijk redeneren. In zijn onderzoek past William van Baskerville een aantal logische redeneermodellen toe, met wisselend succes: inductie, deductie en abductie komen in verschillende vormen langs.
Ook mooi vind ik de scheiding tussen ‘het leven’ en ‘de waarheid’ die Adson ervaart. Eco heeft in een interview verteld over een oude vriend van hem, die hiermee worstelde. Eco vindt het allemaal onzin, en lacht er hard om.
De video met Sean Connery is overigens ook helemaal niet slecht! Eco heeft voor de opnames even met Sean Connery gesproken en was geshockeerd. Het werd een van Connery’s beste performances.
Ik probeer eens wat: Wie is er te porren voor een avond in October de naam van de roos kijken, met wijn en bier?
Wat de slinger betreft: Ik ben het maar gedeeltelijk met MNb eens: de slinger doet inderdaad een beetje denken aan de thrillers van Brown, maar de slinger was natuurlijk veel (!) eerder gepubliceerd (in 88 al) dan het werk van Brown.
In 88 was de slinger heel vernieuwend, denk ik. Het boek gaat namelijk niet over een samenzwering, maar over mensen die in een samenzwering geloven, en de wereld vanuit dat perspectief bekijken. Ze interpreteren de wereld vanuit hun verwachting, en komen in resonantie met een paar verveelde figuren die een blaadje volschrijven over tempeliers en aanverwante zaken. Wie was zich in 88 bewust van de kracht van het complotdenken? Ook vond ik vond de slinger eigenlijk een heel geestig boek, met prachtige beschrijvingen van stromen freaks die zich met de zaak komen bemoeien.
Oh, ik beweer beslist niet dat Eco het kunstje van Brown heeft afgekeken. Ik beweer wel dat in 1988 het complot dat Eco presenteert – al dan niet virtueel – net zo onorigineel was. Zie onder.
“Wie was zich in 88 bewust van de kracht van het complotdenken?”
Ik.
De moord op de Kennedy’s, de vrijmetselaars, de Rozenkruizers – complottheorieën waren er toen ook al. En ik vond ze toen al even ver gezocht.
Fair enough, MNb!
De slinger heb ik in lang geleden in Wenen gelezen, mooie herinneringen, en ik heb ervan genoten ; – )
In de eerste helft van september ben ik wel te porren, maar in oktober zit ik weer in Moengo, Suriname.
OK. Mail me maar, dan proberem we wat op te zetten ; – )
Ik heb jullie beide gemaild.
mooi!
De hele toestand over de tempeliers en de vrouw van Jezus kwam al voor in The holy blood and the holy grail van Baigent, Leigh en Lincoln uit 1982. Daar hebben zowel Eco als Brown het idee uit gehaald. Ik vond het heel zwak van Eco dat hij het zo klakkeloos had overgenomen en alleen de actie wat verplaatst had. Deed erg af aan mijn leesplezier destijds. En Brown had alles nog schaamtelozer geplagieerd. Inmiddels is overigens bewezen dat de ‘geheimzinnige’ Pierre Plantard het hele verhaal, incluesief de zogenaamde bewijsstukken, volledig had verzonnen en de Engelse journalisten er naïef had laten intuinen.
Henk, in de slinger gaat het er toch juist om dat de schrijvers van het blaadje van het begin af aan zich er bewust van zijn dat het hele verhaal onzin is *graaft in geheugen* . Uit een combinatie van luiheid en studentikoze lol schrijven ze het verhaal op, en daarna wordt het serieus genomen door anderen. Overigens, ik ken het boek van Baigent niet, maar heb er van gehoord ivm Brown. ’t Komt nogal ‘weird’ over, allemaal.
HBHG was een enorme bestseller, wereldwijd, en in de tijd dat Eco de Slinger schreef nog lang niet vergeten. Ik vond het gewoon zwak dat hij geen ander mysterie bedacht en het zo klakkeloos gebruikte. Zonder overigens te vermelden waar hij het vandaan had.
Ik meen me te herinneren dat hij het wel ergens in de tekst vermeldde. Gek genoeg herinner ik me niet waar, maar herinner ik me wel dat er een moment was waarop ik dacht “gelukkig, hij noemt zijn bron wel”.
Ja, dit was ook mijn ervaring.
Met Joost Zwagerman heb ik op school gezeten – hetzelfde leerjaar, nooit dezelfde klas. Het zou me verbazen als hij zich mij nog herinnerde. Ik herinner me hem alleen maar omdat ik zijn naam enkele jaren na afstuderen in de krant tegenkwam en me afvroeg of hij dezelfde was. Inmiddels weet ik dat dat zo is.
In zijn tienerjaren maakte hij beslist geen geheim van zijn literaire ambities. Ik nam die niet serieus, vandaar mijn verrassing een paar jaar later. Hij laat zich niet vaak uit over zijn schooljaren. Als hij dat doet is hij negatief en dat kan ik volmondig bevestigen. Ik sta niet eens op de groepsfoto van het examenjaar. Hij wel.
Toch is er hoogstwaarschijnlijk ook iets positiefs. Wij zijn letterlijk gedrild in het schrijven van opstellen, samenvattingen en dergelijke. Mijn nagenoeg foutloze Nederlands is daaraan te danken. Ik herken dat in zijn romans. Daarom durf ik wel te beweren dat het drillen invloed heeft gehad op zijn schrijfstijl.
Dus tot vreugde van alle leerkrachten Nederlands: ik ben voorstander van dit drillen op de middelbare school.
Kan het zijn dat ik acht citaten in je tekst tel?
Elementary, dear Adson.