Absence of evidence is not evidence of absence

Niet gebouwd door aliens

De vuistregel is vermoedelijk het bekendst uit de bijbelse archeologie: absence of evidence is not evidence of absence. Het gezegde is vaak ingeroepen geweest ter verklaring van een beruchte asymmetrie in ons bewijsmateriaal: terwijl de Bijbel het heeft over een groot koninkrijk ten tijde van David en Salomo, is daarvoor geen archeologisch bewijs. We hebben momenteel twee buitenbijbelse vermeldingen van David als voorvader van de dynastie van het koninkrijk Juda (één, twee) en nul verwijzingen naar Salomo. Geen enkel kleitablet, niets.

Dit probleem is al ruim een eeuw bekend. Een eeuw waarin bijvoorbeeld in Megiddo alvast enkele stallen zijn toegeschreven aan Salomo, zonder dat er bewijs was voor diens historische bestaan. De gedachte was: goed doorgaan met spitten, we vinden nog weleens onweerlegbaar bewijs dat Salomo een historisch personage is geweest. Het ontbreken van bewijs gold dus niet als bewijs dat er nooit iets was geweest.

Lees verder “Absence of evidence is not evidence of absence”

Romeinse droom

De
De “lichtblauwe stip”

Waar droomden Romeinse politici van? Van roem! Dat heeft alles te maken met hét grote verschil tussen toen en nu: er was destijds nauwelijks economische groei. Wij worden als samenleving elk jaar een tikje rijker en kunnen zelfs tot achter de komma uitrekenen hoeveel procent welvarender we zijn, maar in de Oudheid had men zelfs geen idee dat er economische groei bestond. De welvaart op aarde was als een grote taart, dachten ze, en als iemand daar een grotere punt afsneed, hadden de anderen minder. Dat de taart, zoals wij het zien, ook als geheel groter kon worden konden ze niet bedenken.

Het gevolg was dat de Romeinen – maar eigenlijk iedereen vóór de zeventiende eeuw – dachten dat alles wat de één teveel had, ten koste ging van de ander. Had de een teveel te eten, dan had de ander te weinig. Was de een vrij, dan was de ander onvrij (en daarom had men geen problemen met slavernij). En als de ene familie heel beroemd was, ging dat ten koste van het aanzien van de andere. De concurrentie tussen de politici was daarom scherper dan wij ons kunnen voorstellen: het ging niet om het beleid, het ging niet om het prestige van een minister, het ging om de eer van je eigen familie. Een politicus moest “scoren” – niet om zijn eigen loopbaan maar omdat hij het ging om de familie-eer.

Lees verder “Romeinse droom”