
[Ook vandaag geef ik het woord aan Edwin de Vries, een van de medewerkers van Livius maar momenteel als archeoloog actief in Soedan. Het eerste stukje is hier; het onderstaande schreef hij op 21 januari.]
Ik heb al verteld dat ik een keer eerder in Soedan ben geweest. Dat is inmiddels 8 jaar geleden, voor een reddingsproject. De stuwdam bij Meroë was toen nog in aanbouw en bij voltooiing van de dam (in 2008), zou een fors gebied onder water verdwijnen, inclusief de bijbehorende archeologie. Om zoveel mogelijk te documenteren waren buitenlandse archeologen meer dan welkom in Soedan, mits zij werk zouden verrichten in het gebied van de Vierde Cataract, kortom, vanaf Merowe stroomopwaarts. Samen met S.E. Sidebotham en Ross Thomas zijn we een kortstondig en wellicht wat schamper gefinancierd avontuur aangegaan om een middeleeuws fort aan de Nijl te documenteren bij El-Kab.
De klus bij El-Kab was geen succes. Bij aankomst in het dorp werd het al gauw duidelijk dat er het niet helemaal pluis was. We kregen geen toegang tot de woning van de oudheden-dienst (de sleutel was zoek) en er was wel erg veel politie op de been voor een nogal klein dorp. De politie was daarnaast erg zwaar bewapend met automatische wapens en zelfs een zware mitrailleur. We begrepen het allemaal niet zo goed, maar toen we aan de slag gingen werden we door boze dorpelingen tegengewerkt. De situatie voelde onveilig aan en we kregen steeds meer het gevoel dat we niet welkom waren. Uiteindelijk hebben we eieren voor ons geld gekozen en hebben we El-Kab verlaten.
Achteraf bleek dat de lokale bevolking het idee te hebben dat de dam niet voltooid zou kunnen worden als niet alle archeologie was gedocumenteerd. Vanuit dat perspectief is het niet zo vreemd dat zij ons hebben tegengewerkt. Ik kan mij prima inbeelden dat zij er niet echt op zaten te wachten op een immens stuwmeer op hun land. Of het echt uit de hand heeft kunnen lopen zullen we (gelukkig) nooit weten, maar we hebben er toch goed aan gedaan om te vertrekken. We waren simpelweg niet welkom, en dan moet je jezelf als buitenlander (en gast) niet gaan opdringen. Zelfs als dat betekent dat een stuk erfgoed verloren gaat.
Na dit mislukte avontuur hebben we enkele dagen in Kareima gebivakkeerd, aan de voet van Jebel Barkal. We hadden een groot aantal permissies om archeologische sites te bezoeken, dus dat hebben we maar gedaan als, zij het enigszins terneergeslagen, toeristen. We kregen echter na een aantal dagen bezoek van de inspecteur van een Pools team, die, na uitgebreide verontschuldigingen, ons een ander onderzoeksgebied aanbood. Het betrof een gebied van Nuri, stroomopwaarts tot aan de Merowe-dam. Dit gebied werd immers ook bedreigd, omdat het Chinese bouwbedrijf dat de dam aan het bouwen was hier grootschalig grind aan het winnen was. De woestijn werd grondig met bulldozers bewerkt, iets wat over het algemeen weinig gunstig is voor archeologische vindplaatsen.
Dit avontuur was veel succesvoller. Onze basis was in Nuri, waar we uitzicht hadden op de piramides. ’s Avonds was het een geweldig spektakel. Bij de ondergaande zon kwamen de boeren terug va hun velden aan de Nijl, op ezels en kamelen, bepakt met vers voer voor hun schapen en geiten, die vaak al blatend aan kwamen rennen. Maar naast deze idyllische setting hebben we drie weken keihard gewerkt met beperkte middelen. De auto was een wrak, het huis was nog niet afgebouwd (het had bijvoorbeeld nog geen dak), en ons eten maakten we klaar op een geïmproviseerde kookplaats (ongehinderd door voorkennis over het maken van een fatsoenlijk houtskoolvuurtje). We hebben in die drie weken een groot aantal tombes gedocumenteerd uit verschillende periodes. Daarnaast hebben we ook verschillende steentijd vindplaatsen gedocumenteerd. Ik heb mij daarbij vooral beziggehouden met het maken van schaaltekeningen van vindplaatsen en detailtekeningen van vondsten, rotstekeningen, en tombes. De resultaten zijn gepubliceerd in het academisch tijdschrift Nubia, in 2006.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.