
De Amsterdamse journalist Theodor Holman houdt van de oude wereld, die steeds weer in zijn oeuvre opduikt. Zo schreef hij eens, gezeten in de etalage van De Bijenkorf, in één dag een boek, waarin een heel hoofdstuk was opgenomen over de (fictieve) toespraken van Hannibal en Scipio vlak voor de slag bij Zama. Daarin legde Holman perfect uit hoe de Romeinse geschiedschrijver Titus Livius, die deze twee toespraken heeft verzonnen, ze benut om de karakters van de sprekers te typeren. De oude Hannibal weet teveel van oorlog om er nog in te geloven, de jonge Scipio ruikt bloed.
In zijn beste roman, De plant die muziek maakte, voert Holman zijn oude lerares Latijn, mevrouw Van Katwijk-Knapp, terloops ten tonele. (Ik heb haar overigens nog eens geïnterviewd.) In Holmans daaropvolgende boek, De grootste truc aller tijden, speelt een Egyptische papyrus een rol. Kortom, Holman heeft een liefde voor de Oudheid.
Gisteren wijdde hij zijn dagelijkse column in Het Parool aan de onhandige vergelijking van Mark Rutte tussen de EU en het Romeinse Rijk waarover ook ik onlangs schreef. Het gaat me nu niet om wat Holman betoogt, maar om iets wat hij terloops schrijft.
Is het verdedigen van grenzen uiteindelijk nutteloos? Wij – de Germanen – dachten van niet toen de Romeinen in 12 voor Christus Nederland wilden binnendringen. De Romeinen rukten op, maar de Germanen hadden daar geen zin in, en ofschoon ze veel zwakker waren dan de Romeinen, kwamen die niet de Rijn over. Die Germanen hielden nadien toch 400 jaar stand, waarna de Friezen, Franken en de Saksen de boel nog een tijd beheerden.
Holman handhaaft hier de traditionele visie op de Nederlandse Oudheid, waarin ons eigen verleden (“wij”) wordt gezocht bij de Germanen en de Franken, en niet bij de Romeinen. Daar is heel, heel veel voor te zeggen, want we spreken nu eenmaal een Germaanse taal en onze middelnederlandse literatuur staat in de Frankische traditie.
Ik wijs hierop omdat Holman, die dus oprecht belang stelt in de oude wereld, zich het actuele verhaal over de limes, waarin dat “wij” nogal wordt genuanceerd, niet heeft eigen gemaakt. Niet dat hij er nooit van heeft gehoord, maar de oudheidkundige informatie die de laatste jaren over Nederland is uitgestort, heeft geen aansluiting gevonden bij wat Holman al weet over de Oudheid. De Nederlandse Oudheid en de limes zijn gescheiden werelden gebleven.
Dat ligt niet aan Holman. Het ligt aan de wijze waarop de limes wordt gepropageerd: steeds weer worden de feiten gepresenteerd, maar de zo geboden informatie sluit slecht aan bij de bestaande geschiedbeelden. Bij mijn weten heeft nog niemand de moeite genomen uit te leggen waarom het nieuwe beeld van Nederlands antieke verleden beter is dan het oudere. De voorlichting blijft gericht op de eerste kennismaking, biedt geen methodische verdieping en anticipeert niet op de groeiende wetenschapsscepsis.
Anders gezegd: ze is erg gericht op het vergroten van de naamsbekendheid, terwijl die groot genoeg is en veel mensen al redelijk limes-moe zijn. Wie dan méér van hetzelfde biedt en niet uitlegt waarom het nieuwe geschiedbeeld een verbetering is, roept een herhaling van de Nijmeegse aquaductenaffaire over zich af.
De voorlichting moet, nu de meeste geïnteresseerden weten wat de limes is, de diepte in en moet aansluiting zoeken bij bestaande geschiedbeelden. Anders zullen zelfs enthousiaste liefhebbers van het antieke erfgoed (mensen dus als Theodor Holman) de limes niet herkennen als hun eigen antieke verleden. Dat is zorgwekkend, want als het zo doorgaat zitten we binnenkort opgezadeld met een limes die werelderfgoed is – en die nauwelijks iemand werkelijk iets zegt.
“Daar is heel, heel veel voor te zeggen, want we spreken nu eenmaal een Germaanse taal en onze middelnederlandse literatuur staat in de Frankische traditie.”
Welnee. Onze wetsgeschiedenis staat in de Romeinse traditie, dus wat maakt dat uit?
‘Wij Nederlanders’ (ahem) identificeren ons met de Germanen vanwege de identificatie ten tijde van de ‘bewustwording’ van ‘wij Nederlanders’ als Nederlanders. De grootste bedreiging van ons prille land kwam steeds weer uit het zuiden, waar de Rooms-katholieke (what’s in a name?) erfvijanden Spanje en Frankrijk ons tot in de 19de eeuw dwars zaten.
Was ons land eerder bezet geweest door Pruisen of een ander protestants Duits koninkrijk, dan was dit beeld misschien anders geweest. Dan waren onze Batavieren misschien als Romeinen gekenschetst in plaats van ‘vrijheidslievende Germanen’. Maar nu zat de Latijnse Roomse vijand stevig in het zuiden, en dus ook het historische vijandbeeld. Den Romein is was den bezetter. Zo.
Dat is te kort door de bocht, Robert. De bewoners van de Lage Landen identificeerden zich al met de Germanen vóór de strijd tegen de rooms erfvijanden Spanje en Frankrijk. Zie de Divisiekroniek van Cornelius Aurelius, die een halve eeuw vóór de Opstand is geschreven.
Zie bovendien de volledige middelnederlandse literatuur. De begint in de elfde eeuw met de Frankische stof: het Roelandslied. Daarna is er materie als Karel ende Eleghast, compleet met Germaans sprookjesmotief. De Romeinen worden pas in de zestiende eeuw stof voor literatuur.
Als men in de Nederlandse Middeleeuwen literatuur schrijft over de Oudheid, is het óf bewerking van bijv. de Alexanderroman, óf bijbelse geschiedenis, óf de Trojaanse stof. De Romeinen schitteren door afwezigheid.
De limes is een Fremdkörper in onze traditie. Dat is niet erg. Kennis daarvan mag worden toegevoegd aan wat er al is. Maar je moet aansluiting zoeken bij wat al bestaat. Nu heel hard “limes! limes! limes!” roepen, roept vooral weerstand op omdat het niet past bij de al bij de mensen aanwezige informatie maar wel wordt gepresenteerd als het enige dat er echt toe doet.
“Als men in de Nederlandse Middeleeuwen literatuur schrijft over de Oudheid, is het óf bewerking van bijv. de Alexanderroman, óf bijbelse geschiedenis, óf de Trojaanse stof. ”
Dat is een interessant punt. Hoe kan het dat deze 3 voorbeelden uit de Griekstalige wereld komen?
Is het mogelijk dat het Romaanse erfgoed verdrongen werd door een victorycult rondom ‘echte helden’ als Atli, Sigurd, Scyld, Dietrich en Beowulf? Is er eigenlijk een academisch bewijs voor de gedachte dat iemand uit het jaar 500 zich nog steeds ‘Romeins’ voelde ten noorden van de Loire?
Ik kom op je eerste vraag terug. Moet nu eerst even in conclaaf met een medievist.
Wat betreft de laatste vraag, zeker wel. Je ziet in juridische claims, in titels, in de creatie van genealogieën dat men Rome als de maat nam. Een Saksische koning die graag ‘caesar’ wil zijn of Karel de Grote die voor de titel van keizer gaat geeft wel aan wat het vorbeeld was. Hoe lang zich men ‘Romein voelde’ is een vraag die veel lastiger te beantwoorden is omdat dat persoonlijk is.
Juridisch was er een duidelijke tweedeling in burgers van ‘Romeinse’ komaf en die van ‘Frankische’ achtergrond, als weet ik niet tot hoelang die tweedeling heeft bestaan. Zulke ‘Romani’ zijn ook uit andere voormalige provincies bekend, Oostenrijk en Engeland bijvoorbeeld.
Als Cornelius Aurelius een link legt tussen Bataven en de bevolking van de Lage Landen in zijn tijd, is dat toch niets anders dan het bekende gebruik om contemporaine volkeren te beschrijven en te benoemen naar de Romeinse beschrijvingen van oude volkeren? Dit zegt niet zo zeer iets over de Nederlandse identiteit van die tijd, als wel dat Cornelius Aurelius zijn klassieken kende. Ik weet niets van deze materie; dit is enkel mijn eerste indruk.
De Frankische literatuur legt een verbinding met Karel de Grote en zijn rijk (zijn Romeinse Rijk), maar hoeft geen Germaans karakter van de Franken uit te dragen. Het gaat in ieder geval niet over de Germaanse bewoners van de Lage Landen in de Romeinse tijd, dus de tegenstelling Germanen – Romeinen ontbreekt.
Kunnen jullie geen Franken uitnodigen voor het Romeinenfestival in Nijmegen, zoals in Simpelveld Cherusken zijn?
Ik zou eens moeten kijken welke re-enactmentgroepen er zijn.
Doen we al voor het jaarlijkse Laat-Romeins Evenement in Museumpark Orientalis.
https://www.facebook.com/events/147591395601156/
“De door jou gevolgde link kan zijn verlopen of de pagina is wellicht alleen zichtbaar voor een doelgroep waarin jij niet bent opgenomen.”
Oftwel: die Facebook-pagina is niet openbaar.
Ja, ik zag al zoiets, leuk geintje van Facebook als je een publiek evenement maakt. Deze dan: https://www.facebook.com/events/1520983708199241/
Het Romeinse Rijk was tweetalig, zeker wat betreft de intellectuele bovenlaag. Het Grieks had meer prestige. Dus Griekstalige werken stonden hoog in aanzien en hadden in de overlevering een prominente(re) plaats.
Ik heb daar zelf nog nooit van gehoord. In het oostdeel was Grieks de meest gebezigde taal, in het westen was Latijn dat. De taal van de ambtenarij was meer Latijn dan Grieks en in het leger werden de commando’s tot zeker na de 7de eeuw nog in het Latijn gegeven.
Wat dat voor (de overlevering van) literaire werken betekende weet ik niet, maar omdat men in deze streken zelden Griek las ging dat van hogere prestige niet op.
Robert,
Voor wat betreft ambtenarij en leger heb je zeker een punt, maar wat betreft de hulptroepen/auxiliares? Verschillende veldslagen werden beslist door ‘Scythische signalen’ en die waren zo berucht dat wij deze Griekse (!) uidrukking nu vertalen als ‘veeg teken’. Mijn vraag gaat echter over het culturele. En Byzantium was een merendeels Griekse stad. Rome had in 500 geen bestuurlijke betekenis meer. De laatste keizers die in de stad met een Romeinse kliek regeerde waren de Severi. Honorius en Valentinianus III verbleven weliswaar een tijd in Rome, maar hun regeringen werden gevormd door Stilicho en Aetius. Een Vandaal en een Scyth (= Tervingus/Visigothus) die niet echt gebruik maakten van ‘Romeinen’, in de etnische zin van het woord. Dus, Hoe kan het dat de nazaten van de etnische Franken en Menapiers (wij) verhalen ontlenen aan het etnisch Griekse taalgebied, terwijl Latijnse verhalen onderbedeeld zijn in de vroege middeleeuwen?
Het is me overigens bekent dat mensen als Arbitio, Silvanus, Balchobaudes, Richomerus en Soterichus actief waren in het oosten. Richomerus was zelfs een fan van, en goed bevriend met Libanius, en omdat de laatste geen latijn sprak … ….
…. blijt mijn vraag hangen …
De laatste grote Latijnse dichter gedurende de Keizertijd was overigens Merobaudes. Een Frank. Die schreef een panegyric over Atilla, oftewel Atli. De achtergrond van mijn vraag.
Het schiet me overigens te binnen dat de Noord-Afrikaan Apuleius naar de Griekse gebieden trok om daar de oudste overgeleverde roman te schrijven, en de roman is natuurlijk het vehikel van de middeleeuwen. Kan dat er iets mee te maken hebben?
Hulptroepen en auxilia had je al na de derde eeuw niet meer. De tijdelijke eenheden die werden aangetrokken dienden of als individu, of als groep onder een foedus (verdrag). Zo ook de talloze Germanen die via het Romeinse leger met de cultuur in aanraking kwamen. En die hun geschiedenis later allemaal in het Latijn neerpenden. De Franken waren zo bezig met Romeins-zijn dat er van hun taal nu weinig over is: Frans is een Latijnse taal. In Engeland zie je dat niet meer terug.
Dat Richomeres Grieks heeft geleerd zegt meer over de man dan dat Libanius geen latijn wenste te leren. Maar het zegt niets over de Griekse taal zoals de massa van Romeinen (of Germanen) die in onze streken bezigden. Je kon Grieks leren, natuurlijk, daar was prive-onderwijs voor.
Latijn stond hier als een huis omdat de kerk hier Latijn bezigde. En dus was het de taal van de elite en de literatuur. Eeuwenlang sprak hier niemand Grieks, ik denk totdat het via Bijbelse bronnenstudie weer binnenkwam.
Over het ontlenen van verhalen aan een etnisch Grieks taalgebied, deden we dat hier dan? Ik ken zeer vele volksverhalen, legenden, heiligenverhalen die gewon uit en (laat-)Romeinse context komen. Sint Maarten, Sint Nicolaas, Cunera, het Thebaanse legioen, de moord op de 300 maagden bij Keulen. Ik denk dat die Alexanderroman hier als genre al bekend was via de Romeinse cultuur, en niet via een culturele link met het Griekse literaire gebied.
Overigens..
Byzantium was een Grieks gehucht. U doelt denk ik op Constantinopel, de naam die het kreeg nadat Constantijn het immens uitbouwde, waarna het geen Byzantium meer heette. Het ‘Byzantijnse Rijk’ heeft ook nooit bestaan, voordat we daaraan beginnen. 😉
Dat van die Scytische signalen die nu een ‘veeg teken’ zouden zijn heb ik nog nooit gehoord. Bron?
Theodor Holman is evident een betere historicus dan Jona Lendering.
Als het om feiten gaat, ik meen wel dat beiden ongelijk hebben.
De Romeinen werden aan de Rijn gestopt door de Friezen. Nederland is dus een Fries volk. Althans, boven de rivieren. Onder de rivieren waren ongeveer zoals de auteurs beweren. De Friezen zijn het oudste volk van Europa.
De opmerkingen over de taal zijn volstrekt onjuist.
Nederlands is ontstaan uit een fusie van verschillende talen, waarin Fries en Hebreeuws of Jiddische de belangrijkste stam zijn. Ik kwam al eens eerder van die eigenwijze intellectuelen tegen, die ontkenden dat er een Hebreeuwse of Jiddische invloed is in het Nederlands, maar moest na meer onderzoek toch vaststellen dat Nederlands de enige taal is met een harde G in onze omgeving. Deze harde G is hoorbaar in het Hebreeuws, de taal die nu in Israël gesproken wordt. Deze harde G komt uit de Reformatie, toen alle Joden naar Holland moesten vluchten tegen de Katholieken.
Ik heb overigens het vak geschiedenis laten vallen op de middelbare school.
De Geschiedenis leraren daar waren zo erg achterlijk in hun vak, dat ze niet eens wisten dat Adolf Hitler een Rooms Katholiek was. Professoren op de faculteit zullen nog achterlijker zijn in dat vak lijkt me, want dat Adolf Hitler Rooms een Katholiek was, behoort eigenlijk al op de Basisschool onderwezen te zijn. Maar Majoor Boshart van het leger des Heils, die helemaal geen geschiedenis had gestudeerd, wist eens te vertellen dat Hitler katholiek was in een interview.
Het woord “historicus” betekend blijkbaar speciaal onbenul in geschiedkunde.