Romeinse forten in Syrië

Niet in Syrië maar in Jordanië: Qasr Bshir

Zoals een van de vaste gasten in de reageerpanelen al opmerkte, vertelt The Guardian over Romeinse forten die zijn ontdekt in Syrië. Dát daar forten waren, was allang bekend. Die dateren uit de derde en vierde eeuw na Chr. De reeks loopt door richting Jordanië, waar het bovenstaande fort is te zien: Qasr Bshir, het best-bewaarde Romeinse fort ter wereld. Qasr el-Azraq is een ander voorbeeld.

De limes in Syrië

Dat we op oude lucht- en satellietfoto’s meer forten kunnen ontdekken, is ook bekend. Een recente studie uit Groot-Brittannië toont dat de Romeinen het generaalsadvies dat de voornaamste poort naar de vijand gericht moest zijn, zelden opvolgden. Zulk onderzoek doen ze dus ook in Syrië. De luchtfoto’s daar zijn gemaakt tijdens en kort na de Eerste Wereldoorlog en voor de satellietfoto’s moet u denken aan het Corona-programma uit jaren zestig en zeventig waarover ik twee jaar geleden schreef. Toen de Landsat-foto’s kwamen, was veel wat voordien zichtbaar was, door intensiever landgebruik verdwenen.

Lees verder “Romeinse forten in Syrië”

Bataven in Straubing

Masker uit de Straubinger Römerschatz (Gäubodenmuseum, Straubing)

De bruine borden “Straubing Römer” voerden even weg van de Duitse A3, naar Straubing, een stadje in Beieren met ruim 45.000 inwoners. Eind veertiende, begin vijftiende eeuw vormde het zowaar een personele unie met de graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen. Verder is het de geboorteplaats van schlagerzanger Rex Gildo. Maar mij ging het om het Gäubodenmuseum en zijn Romeinse schat met onder meer zeven Romeinse gezichtsmaskers.

Castellum

Al in de zestiende eeuw bestond het idee dat op deze plek aan de Donau een Romeins castellum had gestaan. Pas eind negentiende eeuw vonden de eerste opgravingen plaats, uitgevoerd door lokale amateurhistorici- en archeologen. Vanaf 1978 is het onderzoek in handen van de archeologische dienst van Straubing.

Lees verder “Bataven in Straubing”

Wee de overwonnenen (1)

Het vorige week verschenen boek van Alexander van de Bunt over de vestiging van het Romeinse gezag in de Lage Landen, Wee de overwonnenen, begint met Tacitus. Alexander legt uit dat zijn Romeinse voorganger veel heeft geschreven over onze contreien – Tacitus zal regelmatig terugkeren in het boek – en dat die teksten de beeldvorming over Romeins Nederland sterk hebben bepaald. Terecht wijst Alexander er vervolgens op dat we Tacitus niet al te serieus moeten nemen. Hij was een man van zijn tijd. Hij had een agenda. En vooral: hij schreef niet om onze vragen te beantwoorden.

Omdat Tacitus geen wetenschapper is en ook geen historicus in de normale betekenis van dat woord, moeten we zijn informatie – vertekend, verdraaid – vergelijken met andere gegevens en Van de Bunt wijst terecht op de archeologie. Dat geldt vanzelfsprekend voor alle antieke auteurs. We moeten ze toetsen. Als het gaat om Strabons beschrijving van de rauwe rituelen van de Germaanse Kimbren wijst Van de Bunt bijvoorbeeld op de Man van Grauballe, een Deens veenlijk waarvan de keel is doorgesneden. Van Plinius’ beroemde beschrijving van de terpenbewoners uit het Waddenzeegebied vertelt Van de Bunt dat ze hun woonplaatsen niet hadden gebouwd uit armoede, maar als reactie op de getijden. Soms klopt antieke informatie, soms niet, en je moet kritisch blijven.

Lees verder “Wee de overwonnenen (1)”

Bellus Imago

Zomaar een Latijnse inscriptie uit Timgad, vooral omdat ik de letters zo elegant vind.

Marc van Oostendorp had gisteren een aardig stukje over Nederlands Latijn. Er zijn mensen die vinden dat we bij het gebruik van Latijnse woorden in onze eigen taal ook de Latijnse regels moeten volgen. Van Oostendorp citeert iemand die de moeite nam een Nederlandse fotografieclub te schrijven dat ze zich beter geen Bellus Imago (“mooi plaatje”) konden noemen, omdat imago een vrouwelijk woord is en het eigenlijk bella zou moeten zijn. Wat een Romein overigens nog steeds vreemd zou vinden. Het lijkt een latinisering van het Franse belle image.

Maar het volgen van de Latijnse regels is geen wet van Meden en Perzen. Je kunt ook beargumenteren dat een leenwoord, als het eenmaal uit de uitlenende taal is vertrokken, zijn grammaticale regels achterlaat en zich aanpast aan de lenende taal. We zeggen ook dat iets is gehypet, waarbij we het Engelse hype gebruiken als een Nederlands woord. Er is geen bindende reden waarom wij ons zouden moeten houden aan de Latijnse regels.

Net als u en de classici die ik weleens spreek lig ik niet werkelijk wakker van deze kwestie. Ook Van Oostendorp lijkt het eerder curieus dan problematisch te vinden dat iemand die zichzelf typeert als een ooit volijverige gymnasiast zózeer aanstoot neemt van Bellus Imago dat hij de fotoclub een brief schrijft en zelfs een psychologisch profiel opstelt van de fotografen, die zouden hechten aan het prestige van het Latijn maar die taal in feite minachten.

Lees verder “Bellus Imago”

Wanneer een unprovenanced document wél kan worden uitgegeven

Een papyrus zinder provenance: een voorraadlijst, geschreven voor satraap Bessos (de latere koning Artaxerxes V) (foto Khalili-verzameling)

Een antieke tekst die zomaar opduikt in de oudheden handel is een document zonder gedocumenteerde provenance. Dat wil zeggen dat onbekend is waar zo’n snipper papyrus of zo’n perkamentfragment vandaan komt. Dan kan het een vervalsing zijn, zoals de Artemidorospapyrus of het Evangelie van de Vrouw van Jezus, om twee recente voorbeelden te noemen.

Papyri vonder gedocumenteerde provenance, die via eBay of Facebook of de andere kanalen van de zwarte markt te koop zijn, zijn niet per se vals. Ze zijn gewoon niks. Het zijn data waar een wetenschapper niets mee kan beginnen, vergelijkbaar met het resultaat van een laboratoriumproef waarvan opstelling, werkwijze en materialen niet zijn genoteerd. De wetenschapper die zich ermee bezighoudt verspilt energie, tijd, intellect en gemeenschapsmiddelen. Een wetenschappelijke publicatie van een unprovenanced papyrus heeft uitsluitend nut voor de eigenaar, die bij verkoop een hogere prijs kan vragen.

Lees verder “Wanneer een unprovenanced document wél kan worden uitgegeven”

Nog één keer dan: de limes (3)

Woerden, Drive-in Museum: een voorbeeld van goede eerstelijns-voorlichting, die het mogelijk maakt de grote musea voor de tweede lijn te gebruiken. Wat overigens nog onvoldoende gebeurt.

[In het eerste deel van dit stuk legde ik uit dat de huidig limes-voorlichting de cruciale doelgroep niets biedt en de al bekende infrastructuur negeert waarlangs mensen hun informatie vinden. In het tweede deel vertelde ik dat je voorlichting niet moet beginnen bij de partijen die je toevallig kent, maar dat je moet vertrekken van het eigenlijke verhaal. Daar moet je dan de middelen en partijen bij zoeken die het met de juiste middelen aan de juiste doelgroepen kunnen vertellen.]

Doelgroepen

Goed, als we een “eigenlijk verhaal” hebben, kunnen we kijken naar de mensen voor wie het is bedoeld. Niet iedereen heeft immers dezelfde informatiebehoefte. Voor sommige mensen is het voldoende te weten dát twee meter onder deze of gene plek de resten liggen van dit of dat Romeinse fort. Het bord waarop dat staat uitgelegd zal voor menigeen overigens niet meer zijn dan de zoveelste toeristische informatie langs de weg, die je ter kennisgeving aanneemt.

Lees verder “Nog één keer dan: de limes (3)”

Nog één keer dan: de limes (2)

De Muur van Hadrianus: voorbeeld van een clausura.

[In het eerste deel van dit op verzoek geschreven stuk legde ik uit waarom de huidige limes-voorlichting contraproductief is: ze biedt de cruciale doelgroep niets. Ze verspilt ook geld omdat ze de infrastructuur negeert waarlangs mensen al informatie vinden. Een en ander is het gevolg van het feit dat men achterstevoren werkt: de limes-organisaties zijn niet begonnen met het vaststellen van ze wilden vertellen om daarna uit te zoeken met welke partijen ze dat wilden doen, maar zijn uitgegaan van het aanbod van de partijen die toevallig al bekend waren. Niet datgene wat noodzakelijk was, maar dat wat in de rolodex zat, is bepalend geworden voor dit project.]

Het eigenlijke verhaal

Hoe begin je met een project om de limes wat meer aandacht te geven? Bij het eigenlijke verhaal. OCW financiert de culturele sector niet om de burgers wat feiten toe te werpen: “cultuur verrijkt het individu en verbindt de samenleving”, lees ik op de website van het ministerie, en het heeft “waarde voor onze identiteit en geschiedenis”. Cultuur is een poging het eigen denken beter te doorgronden. Dit moet ook ons vertrekpunt zijn.

Eén mogelijkheid is erop wijzen dat de limes de omkering vormt van het Gelderse geschiedbeeld: ooit hadden we een redelijk pluriform beeld van het verleden waarin “we” Germanen waren. De limes legt het accent voor de oude geschiedenis van Nederland nogal eenzijdig op degenen die vroeger de “ze” waren. Dit is een interessante omkering: vaderlandse geschiedenis wordt hier ingeruild voor Europese. We leven in een verenigend Europa en de geschiedenis verandert mee.

Lees verder “Nog één keer dan: de limes (2)”

Nog één keer dan: de limes (1)

De Saalburg (even ten noorden van Frankfurt) is de moeder van alle limes-reconstructies.

Ik blogde onlangs over de wijze waarop de limes-berichtgeving, door gebrek aan gewicht, als clickbait meewaaide met reclame voor de gemeente Voorschoten. Dat was niet fijn: noch de limes noch de gemeente heeft er voordeel van dat wethouder Marcel Cramwinckel werd neergezet als Tjolk Hekking. Verschillende ambtenaren vroegen me om toelichting en ik leg daarom nog eens uit waarom de limes-voorlichting contraproductief is, wat je daar nu eigenlijk wil vertellen, hoe het beter kan en hoe zowel een gemeente als de limes-organisaties er voordeel van zouden hebben. Simpel samengevat:

  • ga niet uit van wie toevallig informatie aanbiedt maar ga uit van een reëel bestaande informatiebehoefte
  • de wetenschap hoeft het eerste en laatste woord niet te hebben maar de wetenschap negeren is nou ook weer niet nodig.

Voor de vaste lezers van deze blog: u weet dit al, want dit vertelde ik op een limes-netwerkdag, ik schreef erover in mijn veelgelezen limesmoeheid-stuk en ik besprak het in mijn praatje op de VU. Reguliere lezers van deze blog adviseer ik niet verder te lezen.

En vooraf ook nog even dit. Als ik beschrijf dat er rond de limes dingen fout gaan, doel ik niet op de talloze vrijwilligers die gratis en voor niets uitleg geven. Ik heb het over de bestuurlijke kant van de zaak. Ook daar is aan goede bedoelingen geen gebrek, maar er zijn inzichten in wetenschapscommunicatie die nog onvoldoende worden toegepast.

Lees verder “Nog één keer dan: de limes (1)”

Hoe junk news werkt

De Vliet

Je hebt fake nieuws en junk nieuws. De eerste is het bekendst: het is een van de uitdrukkingen om onwaar nieuws te typeren. Junk nieuws is iets anders: het is nieuws dat misschien wel en misschien niet waar is maar dat vooral triviaal is, dat massaal wordt verspreid en dat zo het zicht blokkeert op het eigenlijke nieuws.

Junk nieuws is het beruchtst uit de politiek. Als de Verenigde Staten met de staart tussen de benen Syrië verlaten, kan de president de nieuwscyclus naar zijn hand zetten door heel hard te roepen dat een migrantenkaravaan de Amerikaanse zuidgrens bedreigt. Of daar wérkelijk iets aan de hand is, is niet belangrijk, zolang de aandacht er maar voortdurend op wordt gevestigd en het publiek er niet aan toe komt werkelijk geïnformeerd te raken.

Echte informatie heeft een zekere opbouw. Het is hoe onderwijs werkt: de stof in de eerste klas wordt uitgewerkt in de tweede en derde. Het is hoe het in een museum gaat: algemene uitleg op grote borden op de muren van de zaal, verdere uitleg bij de vitrines, specifieke uitleg op bordjes bij de voorwerpen. Hoe voorlichting fout kan gaan, zien we in de gemeente Voorschoten bij het Corbulokanaal.

Lees verder “Hoe junk news werkt”

Veel geschreeuw en weinig wetenschap (3)

Woerden, Drive-in Museum: een goed voorbeeld van eerstelijns-voorlichting… maar er is geen tweede lijn.

[Afgelopen vrijdag was aan de Vrije Universiteit het Romeinensymposium, waar ik een van de sprekers was. De tekst van mijn lezing, waarvan het eerste deel hier is, zal niets bieden wat niet al eerder is gezegd. Doorlezen op eigen risico.]

Junk news en aanverwante problemen

Je hebt fake news en junk news. De eerste categorie is het bekendst: onjuiste informatie, niet per se moedwillig verspreid, zoals de opmerking eerder dit jaar in De Volkskrant dat er in Nederland geen Romeinse ruïnes zichtbaar zijn. Het waren niet alleen Heerlenaren die zich ergerden.

Ergerlijk als fake news is, is het minder problematisch dan junk news. Dat is een platte boodschap die zó vaak wordt herhaald dat mensen de echte informatie niet meer vinden kunnen. Bad information drives out good. Dit is hét centrale probleem voor de limes: waar je ook zoekt, je vindt steeds dezelfde flauwe informatie en het echte verhaal is onvindbaar. We bieden veel geschreeuw en tonen weinig wetenschap.

De onvindbaarheid van de juiste informatie wordt versterkt door de “tweede trechter”. Een trechter is een metafoor om aan te geven hoe mensen naar inzicht brengt: je trekt eerst hun aandacht en leidt ze steeds verder naar de eigenlijke informatie. Je kunt ook de metafoor gebruiken van een ladder waarlangs je opklimt richting wetenschap.

Vanouds hebben we bladen als Archeologie Magazine en Hermeneus, de Week van de Klassieken, voortreffelijke musea en lesprogramma’s voor de scholen. Perfect is het niet, maar de mensen weten de weg naar deze informatie te vinden en de betrokkenen kunnen hun positie benoemen in het grote gebouw der humaniora. Ze kunnen duidelijk maken waarom de geesteswetenschappen maatschappelijk belangrijk zijn, waarom een vakopleiding nut heeft en welke betekenis archeologie heeft voor onze cultuur.

De limes-organisaties hebben deze structuur grotendeels genegeerd: naast de Week van de Klassieken is er een Romeinenweek gekomen. Je kon nog beweren dat de eerste ging over de Oudheid en de tweede over de Nederlandse Oudheid, maar volgend jaar is het thema “de vrouw”, waarbij dit onderscheid onmogelijk is. Het thema valt immers alleen te behandelen door de gegevens te halen uit Italië. Dan heb je twee keer hetzelfde evenement.

(Tussen haakjes wijs ik erop dat we hier een voorbeeld hebben van eclecticisme: je kunt een vraag niet beantwoorden, haalt informatie dus van elders en neemt maar aan dat wat daar en toen gold, ook voor jouw regio en tijdperk geldt. Als het doel is een zo breed mogelijk publiek zo snel mogelijk te voorzien van adequate informatie, is dat laatste mislukt. Het zal worden herkend en het zal de scepsis verder versterken.)

Andere voorbeelden van verdubbeling: online hebben we een educatief platform over de limes naast Quamlibet, het platform dat classici en historici al gebruiken. Het zou makkelijker zijn geweest alles op één al vertrouwd punt onder te brengen. Verder herhalen de diverse limes-websites vrijwel allemaal dezelfde informatie – allemaal eerstelijns en nooit Web 2.0. Afhankelijk van wie je vraagt zijn er nu vier of zes limes-fietsroutes. Ze zijn niet identiek maar het kon efficiënter.

Kortom: goede informatie is onvindbaar door het herhalen van dezelfde, platte boodschap. De dubbele trechter maakt het nog verwarrender. Het kan dus efficiënter.

Aanbevelingen

Triest als het is: er zijn voldongen feiten. Die zijn niet allemaal slecht maar er is ruimte voor verbetering. Het moge duidelijk zijn dat ik ervoor pleit dat we naast de eerste lijn een tweede lijn openen, opdat we geïnteresseerden niet langer afstoten. Dat betekent:

  1. Het wetenschappelijk proces moet uitgelegd. Hoe weten we wat we weten? Waartoe dient dat? Wat is het belang van kennis van archeologie, limes, humaniora? Dit uitleggen heeft als voordeel dat je belet dat een olijke staatssecretaris van Cultuur zich afvraagt wat ’ie moet met musea vol opgegraven potten en pannen.
  2. Leg uit waarom de omkering van het Gelderse geschiedbeeld excess empirical content oplevert en een verbetering is. Of misschien moet ik zeggen: excess educational content. Het voordeel is dat je scepsis vóór bent.
  3. Toon hoe de limes, als onderdeel van de geesteswetenschappen, helpt onze eigen denkbeelden te doorgronden. Gebruik de Romeinse noties over de grenzen van het imperium om de betrekkelijkheid van de eigentijdse (op de negentiende eeuw teruggaande) noties over territoriaal begrensde staten te begrijpen.
  4. Overschat je eigen kennis niet want de academische opleidingen zijn sinds de jaren tachtig te kort. Werk dus samen met wetenschapscommunicatoren, classici en historici. Bedenk hierbij dat het grote publiek de academische specialismen niet (h)erkent. (Een archeoloog die spreekt over veenlijken, krijgt te maken met een publiek dat deze vondsten interpreteert met behulp van TacitusGermania en een classicus die spreekt over die tekst, krijgt vragen over het Meisje van Yde.) Het voordeel van samenwerking is dat ook anderen je inzichten verspreiden.
  5. Vermijd junk news en fuseer de trechters. Als de Romeinenweek samengaat met de Week van de Klassieken is het voordeel dat een evenement ontstaat dat er echt toe doet. Voor Romeins Nederland is het beste nieuws in tijden dat het Rijksmuseum van Oudheden een conservator voor Nederland in de Romeinse Tijd heeft gekregen, zodat de gangbare trechter is versterkt.
  6. Gezond wetenschapscommunicatiebeleid heeft als vertrekpunt de informatiebehoefte van de doelgroepen, niet wat de betrokken partijen toevallig hebben te bieden.