Karel ende Elegast is geschreven in de twaalfde eeuw maar veronderstelt een verhaal dat al de ronde deed:
Wat den konink daar gevel,
dat weten nog die menige wel.
Het verhaal van Karel ende Elegast bevat inderdaad oudere elementen. Daarbij denk ik niet meteen aan een historische kern, al is er misschien (en zonder dat we dat ooit zeker kunnen weten) wel een stille echo van een historische gebeurtenis. Die ligt vanzelfsprekend niet in Karels avonturen op het dievenpad, maar wel in wat daarop volgt: de ondergang van Karels verwant Eggerik, tijdens een hofdag in Ingelheim. Karel heeft namelijk in die palts in 788 een einde gemaakt aan de carrière van een van zijn voornaamste en invloedrijkste familieleden, Tassilo van Beieren. Meer denkbare historische echo’s kan ik echter met de beste wil van de wereld niet aanwijzen en zoals gezegd is ook deze niet bewijsbaar.
De “oudere laag” waar ik op doel, is de sprookjessfeer rond Elegast. Ik noemde gisteren al het toverkruid dat Elegast in staat stelt te horen wat de dieren elkaar vertellen. Even later, als Elegast in de slaapkamer van Eggerik en zijn vrouw is, laat hij het echtpaar met een toverspreuk in slaap vallen:
Daarna zeide Elegast een bede
daar hi mede slapen dede
Eggerik ende die vrouwe.
Ook de naam “Elegast” zou een achtergrond in de sprookjeswereld kunnen hebben. Ze is althans wel eens verklaard als het Germaanse woord Elbegast, wat zoiets als “heer der elven” wil zeggen en geen verkeerde naam is voor een bosbewoner met enkele magische krachten. Maar er is meer.
Volksvertellingen zijn vaak hetzelfde. Het biezen mandje waarin Mozes de Nijl afvoer, is dat waarmee Sargon over de Eufraat dreef, waarmee Romulus en Remus aan de goede zorgen van de Tiber werden overgedragen en waarmee ooit een meisje aanspoelde bij Kinderdijk. Al zo’n anderhalve eeuw verzamelen en inventariseren geleerden sprookjes, die kunnen worden geraadpleegd in de Aarne-Thompson-Uther-index. In deze ATU zijn zo’n 2500 sprookjestypen samengebracht, vaak bekend in varianten uit verschillende samenlevingen, keurig voorzien van een nummer. De auteurs van een vorige maand verschenen, interessant artikel hebben die varianten gebruikt om stambomen te maken en een oudste gemeenschappelijke voorouder te reconstrueren, die ze konden plaatsen in de stamboom van de Indo-Europese talen en daarmee zelfs konden dateren.

Zoals u al vermoedde, heeft ook Karel ende Elegast parallellen. Het gaat om ATU 951, “De koning en de rover”. Helaas is dat nu net een sprookje dat nog moet worden opgenomen in de online-databasis, maar ik vertrouw erop dat u van me wil aannemen dat de parallellen bestaan, bijvoorbeeld uit Litouwen en Rusland. In dat laatste geval gaat het verhaal over tsaar Iwan de Verschrikkelijke. Het feit dat dit verhaal ook buiten het Indo-Europese taalgebied is aangetroffen in Korea, Mongolië en Abchazië, suggereert dat de overeenkomsten niet kunnen worden verklaard door een gemeenschappelijke voorouder in de tijd dat het Pre-Proto-Germaans en het Pre-Proto-Balto-Slavisch nog met elkaar in contact waren (meer), maar dat het een verhaal was dat van cultuur naar cultuur is “overgesprongen”, meegenomen door nomaden op de grote Euraziatische steppe.
In elk geval lijkt het erop dat Karel ende Elegast als het ware drie lagen heeft:
- eerst was er een sprookje over de koning, de dief en de afgewende staatsgreep; gegeven de naam Elegast zal het Germaans zijn geweest (als de naam is afgeleid van Arbogast, wat ook een theorie is, kunnen we het sprookje preciezer plaatsen in een Frankische sfeer;
- dit verhaal werd vervolgens toegepast op Karel de Grote en doorverteld;
- tot slot heeft in de twaalfde eeuw een goede verteller het in sappig middelnederlands toevertrouwd aan het perkament.
Ik zei al dat Karel ende Elegast even oud is als het Nibelungenlied en de verhalen van Chrétien de Troyes, die zijn geschreven in de tweede helft van de twaalfde eeuw. Karel ende Elegast moet toen echter wat ouderwets hebben geleken. Lange beschrijvingen van het hoofse leven als die in het Nibelungenlied ontbreken, terwijl vrouwen in Karel ende Elegast niet dezelfde delicate behandeling krijgen als in de gedichten van Chrétien. Integendeel, de zus van Karel, die eerst is getrouwd met Eggerik, wordt zonder dat daaraan veel woorden worden vuilgemaakt doorgehuwelijkt aan Elegast. De hoofse literatuur zou pas later populair worden in de Lage Landen – en dat leverde overigens ook prachtige teksten op, waarover ik nog wel eens zal bloggen.
Karel ende Elegast markeert het begin van onze eigen literatuur. De auteur heeft humor, houdt de vaart erin, weet spanning op te bouwen en heeft een stoer taalgebruik. Er zijn talen die een slechter literair debuut maakten.
Op mijn school werd destijds verteld dat Elegast was afgeleid van ‘edele gast’, een edelman of geest daarvan, of van een heilige of zelfs Jezus.