
Ik blogde gisteren over Karel ende Elegast, een middeleeuwse ridderroman over Karel de Grote die op dievenpad gaat, midden in de nacht zijn verbannen vazal Elegast ontmoet, na een duel besluit met hem in te breken in het kasteel van ’s konings zwager Eggerik en zo ontdekt dat deze een staatsgreep beraamt. Afgaande op de tekst heeft Elegast tot de ontknoping niet in de gaten met wie hij van doen heeft, maar ik wees er in mijn stukje op dat een voorlezer de tekst – ik dacht concreet aan regels 824-826 – zó voordragen kan dat de toehoorder een ander vermoeden krijgt. Een kwestie van intonatie, strategisch pauzeren en eventueel een gekke bek.
Dat was een losse flodder van me, maar misschien valt er iets meer over te zeggen. Om te beginnen: Elegast heeft al opgemerkt dat Karel een mooiere wapenrusting draagt dan hij in zeven jaar heeft gezien:
Zi verlichten alse den dag
van stenen ende goude.
Hierna volgt een tweede moment waarop Elegast argwaan kan krijgen. Wanneer hij in het kasteel van Eggerik begint met inbreken, eet hij een kruid dat hem de dierentaal doet verstaan. Als hij hoort hoe een haan tegen een hond zegt dat de koning voor de poort staat, keert Elegast terug om het aan Karel te zeggen. Die antwoordt met iets als “wat zou de koning hier nu doen? kom zeg, je gelooft toch niet wat een haan kraait of een hond blaft?”
Ik lette bij het lezen van deze passage op iets anders (morgen meer) en keek vooral naar de geschreven tekst: Elegast vraagt of de koning hier kan zijn, krijgt een ontwijkend antwoord en laat zich aansporen verder te gaan met de kraak. Het kwam niet bij me op dat Elegasts gesprek met Karel zich er goed voor leent te worden voorgelezen met wat ironische stiltes om bij de lezer te doen inzinken dat Elegast argwaan koestert en besluit niets te zeggen tegen de man bij wie hij uiteindelijk weer in het gevlei wil komen.
Ik was niet van plan hierover te schrijven, want er komen allerlei vragen op die ik niet kan beantwoorden. Ik ken wel antieke teksten waarin de toehoorder een andere boodschap uit de tekst kan en moet halen dan er feitelijk geschreven staat: het evangelie van Marcus is het bekendste voorbeeld, waarin Jezus’ volgelingen in het duister tasten over de aard van hun leermeester, met wie het van kwaad tot erger gaat. Als je alleen kijkt naar de geschreven tekst, gaat die over een menselijke mislukking. De christelijke toehoorder (of lezer) weet echter beter en herkent de ironie dat Jezus’ tegenstanders hem steeds weer correct identificeren als zoon van God. Maar bestonden dit soort teksten, waarin de geschreven betekenis een andere is dan de voorgelezen boodschap, ook in de Middeleeuwen? Ik weet het niet.
Misschien is er echter nóg een clou. Ik werd namelijk naar aanleiding van mijn vorige stukje gebeld door een ervaren schermer, die me vertelde dat een zwaardvechter het gezicht niet hoeft te zien van zijn tegenstander om te weten met wie hij van doen heeft. Motoriek en techniek zijn zo persoonlijk als een vingerafdruk. Als middeleeuwse soldaten luisterden naar Karel ende Elegast, moeten ze op het moment dat ze hoorden dat de twee mannen een duel aangingen, hebben gedacht dat Karel was ontmaskerd.
Als dit klopt, moet de opmerking die ik gisteren citeerde over Elegasts onwil om in te breken in Karels paleis, ineens anders worden gelezen: niet als een blijk dat hij ondanks alles trouw bleef aan zijn leenheer, maar als een eerste stap om de gunst van Karel te herwinnen. Een spel dat Karel besluit mee te spelen. De discussie over de haan en de hond zou dan wel eens voorgedragen kunnen moeten als een grap tussen twee oude vrienden, die speels doen alsof ze niet weten wie de ander is. Een goede voorlezer kan dat zo voordragen.
Zou het echt zo zijn? Ik heb geen idee. In de eerste plaats zou ik willen weten of er twaalfde-eeuwse teksten zijn waarin de geschreven tekst en de uitgesproken boodschap niet samenvallen. Het is mogelijk. Als Marcus het kan bedenken, kunnen anderen het ook bedenken. Ik zou echter wel voorbeelden willen zien uit de twaalfde eeuw. Uit het Nibelungenlied of de gedichten van Chrétien de Troyes schieten mij echter geen parallellen te binnen en het past niet goed bij mijn vooroordeel dat middeleeuwse literatuur ongecompliceerd is. In de tweede plaats: ik heb geen idee of in de twaalfde eeuw heren en vazallen nog samen oefenden in wapengebruik en de gelegenheid kregen elkaars vechtstijl te leren kennen. En tot slot: ik lees her en der dat alles wat we tot nu toe meenden te weten over middeleeuws zwaardgebruik onjuist is, dus ik weet niet of de parallel met modern schermen überhaupt klopt.
Vermoedelijk zie ik, met de gedachte dat Elegast Karel heeft doorzien, een complicatie waar die niet is, maar het leek me zinvol na te denken over het verschil tussen de geschreven en de geïntoneerd voorgedragen tekst. Ook het verschil aan voorkennis bij moderne en middeleeuwse lezers is een boeiend onderwerp. Zeker weten doe ik echter niets. Wat ik wél zeker weet: van Karel ende Elegast is een heerlijke film van te maken. Er is een geweldige plot en je kunt het zó brengen dat de kijkers nog een uur napraten over de vraag of Elegast nu wist met wie hij op dievenpad was.
Het is een intrigerende gedachte, maar ik deel je twijfel. Komt de trouw van Elegast – een hoofdmotief in dit verhaal – niet beter uit de verf als hij niet weet met wie hij op stap is? Misschien projecteren we onze postmoderne ironie ten onrechte op dit rechttoe-rechtaanverhaal.
Misschien ga ik dan ook te ver als ik nieuwsgierig ben naar de haan en de hond: zou het publiek hier symboliek in gezocht hebben? Ik denk in de context van het verhaal bijvoorbeeld aan de haan die het verraad van Petrus onderstreept en de hond als symbool voor trouw.
Klopt. In sprookjes en mythen is de haan het beeld voor het geweten ofwel het ‘ik’ (de individuele geest) van de mens. Zie bijvoorbeeld De Bremer stadsmuzikanten. De hond daarentegen is veeleer beeld van de ziel, met al zijn frisse, spontane, beweeglijke en vaak ook onvoorspelbare uitingen. Hij zou aan de leiband van zijn baasje moeten lopen, zoals de ziel idealiter door de geest gestuurd wordt.
Schermen is niet hetzelfde als zwaardvechten. Zwaardvechten in de achtste eeuw is niet hetzelfde als zwaardvechten in de dertiende of de vijftiende eeuw. Als de koning en zijn vriend lang samen zijn geweest en misschien zelfs tegen elkaar gespard hebben, kunnen ze inderdaad op de hoogte zijn van elkaars techniek, maar of die zo verschillend was van die van hun andere contemporainen is de vraag. Je kunt maar een beperkt aantal dingen met een zwaard doen. Ermee steken was tot de veertiende eeuw zeldzaam want veel zwaarden hadden tot die tijd nauwelijks een punt, dus het kwam op hakken en pareren neer. Je kunt een paar trucs of afleidingsmanouvres toepassen, maar dat is het wel. Ik betwijfel daarom of dat herkennen van elkaars stijl een mogelijkheid was.