Ik was gisteren een dagje in Zutphen en toen het werk af was, moest ik nog even in Nijmegen zijn. Daar was ik sneller klaar dan verwacht en zo stond ik, voor de tweede keer in een week, bij het station met én een fiets én de vraag wat te doen. Dus reed ik maar waarheen de wind me blies, en dat bleek Den Bosch te zijn, waar ik aan de Hinthamerstraat (hier) een oude bekende terugzag, vereeuwigd als muurschildering.
Voor wie de tekst op de foto niet kan lezen: hier is het anonieme veertiende-eeuwse gedichtje.
Ghequetst ben ic van binnen,
Doorwont mijn hert so seer,
Van uwer ganscher minnen
Ghequetst so lanc so meer.
Waer ic mi wend, waer ik mi keer,
Ic en can gherusten dach noch nachte;
Waer ic mi wend, waer ic mi keer,
Ghi sijt alleen in mijn ghedachte.
En het is gewoon mooi.
Ook voor mij een geliefde oude bekende, van in mijn dagen als student Germaanse. Je vindt het ook gezongen terug.
Ach wat mooi. Wie zegt zoiets nog tegen een ander?
Anoniem? Al Googelend kwam ik op ene Bisschop Lodewijks (Ludovicus Episcopius), die ook met het volgende intrigerende lied wordt geassocieerd:
Een bier, een bier,
een bierenbroyken,
en drincket schier,
maer bringhet altijt loyken,
ick segt u, parmafoyken,
lappet in u coyken:
wildit mij eens bringhen,
ick sal ons een lieken singhen,
een bier, een bier, een bier,
een bierenbroyken,
en drincket schier,
maer bringhet altijt loyken.
De wereld is vol onverwachte ontdekkingen…