
In september 366 overleed Liberius, de bisschop van Rome. Het was het einde van een tumultueus bewind dat in het teken had gestaan van een conflict met keizer Constantius II, die volgens onze bronnen een aanhanger was van een christelijke opvatting die bekendstaat als arianisme. Liberius had het opgenomen voor een tegenstander van het keizerlijke standpunt, bisschop Athanasius van Alexandrië, en was daarom door de keizer verbannen en vervangen door Felix II. De Romeinse geestelijkheid had daarop de terugkeer van Liberius geëist, de keizer had ermee ingestemd en geopperd dat de twee bisschoppen samen zouden regeren – Rome was ooit groot gemaakt door twee collegiaal regerende consuls, zal hij hebben gedacht – maar de Romeinse menigte had Felix al vrij snel verjaagd.
De man die in deze onoverzichtelijke situatie de kerkelijke bezittingen had beheerd, was de aartsdiaken Damasus. Hij moet het goed hebben gedaan want toen Liberius overleed, was hij de gedoodverfde nieuwe bisschop en kon hij rekenen op de steun van degenen die daarvoor bisschop Felix hadden gesteund. De aanhangers van bisschop Liberius vertrouwden daarentegen op een andere aartsdiaken, Ursinus. Om de chaos compleet te maken, bespraken de twee partijen de opvolging op twee plaatsen en kozen ze beide mannen tot bisschop. Een niet-christelijke historicus, Ammianus Marcellinus, vertelt:
Damasus en Ursinus bestreden elkaar met onmenselijk fanatisme om de bisschopszetel te bemachtigen. De partijen stonden lijnrecht tegenover elkaar en vochten een felle strijd uit, waarbij de aanhang van beiden het op gevechten liet aankomen met doden en gewonden als gevolg. [De stadsprefect] was niet bij machte dit te verhelpen of te verzachten en week onder de druk van het zware geweld uit naar zijn huis buiten de stad. Damasus was als overwinnaar uit de strijd gekomen door de inzet van de partij die hem steunde. Het staat vast dat in de basilica van Sicininum, een heiligdom van de christelijke ritus, op één dag honderdzevenendertig lijken zijn gevonden van mensen die vermoord waren en dat het veel moeite heeft gekost het langdurig opgezweepte volk uiteindelijk weer tot bedaren te brengen. (Ammianus Marcellinus, Romeinse geschiedenis 27.3.12-13; vert. Daan den Hengst.)
De Siciniaanse basiliek is geen andere dan de Maria Maggiore en het lijkt erop dat de door Damasus ingezette knokploeg was gerekruteerd onder de mensen die werkzaam waren in de catacomben. Hoewel keizer Valentinianus er nog voor zorgde dat Ursinus kon terugkeren en eiste dat beide partijen zich in het vervolg zouden gedragen, was zijn verzoek tot dovemansoren gericht. Ursinus werd uiteindelijk verbannen naar Gallië maar bleef een nagel aan Damasus’ doodskist.
Kortom, er was Damasus iets aan gelegen te bewijzen dat hij de ware bisschop van Rome was. Hij knapte allerlei christelijke heiligdommen op. Vergeleken met de enorme projecten van een keizer Constantijn de Grote valt een bouwwerk als de trap in de Catacombe van Callixtus naar de laatste rustplaats van enkele tweede-eeuwse bisschoppen misschien wat tegen, maar Damasus had zijn naam geassocieerd met die van eerdere kerkelijke leiders in Rome en had zijn legitimiteit onderstreept.
Een andere manier om zo’n verband te leggen, was het vervaardigen van schitterende glazen penningen zoals de onderstaande, waarop Petrus en Paulus staan afgebeeld. Gezeten op zogenaamde curulische zetels, gehuld in toga’s en met boekrollen in de hand, zijn ze afgebeeld alsof ze voorname Romeinse bestuurders waren. Damasus’ eigen portret staat op andere penningen, maar mijn foto daarvan is mislukt.

Ook liet Damasus op niet minder dan zevenenzestig plaatsen korte en lange epigrammen aanbrengen ter ere van de martelaren, waarmee hij zijn eigen bewind presenteerde als in lijn met de opvattingen van de bij de Romeinse bevolking populaire heiligen. Eén van de kortste inscripties ziet u bovenaan dit blogstukje. Het origineel is in de Catacombe van Praetextatus. Er staat alleen
Bisschop Damasus maakte dit voor de allerzaligste martelaar Januarius.
Simpel, maar de associatie tussen Damasus en een van de Romeinse martelaren was er, althans voor iedereen die kon lezen. En het lijkt te hebben gewerkt: toen Damasus in 384 overleed, probeerde zijn rivaal Ursinus nog eens terug te komen, maar de situatie in Rome was in de loop van achttien jaar voldoende genormaliseerd om Damasus’ rechterhand Siricius unaniem tot opvolger gekozen te laten worden. In die achttien jaren had Damasus een vooraanstaande geleerde, Hieronymus, een goede Latijnse Bijbelvertaling laten maken, de Vulgaat. Nog belangrijker was dat hij erin was geslaagd de keizers ervan te overtuigen dat ze het arianisme moesten verbieden en een einde moesten maken aan de subsidiëring van de heidense culten. Daarmee is Damasus eigenlijk niet zomaar een bisschop in Rome, maar een van de wegbereiders van het pausdom.
Dit is maar één van de verhalen die te vertellen zijn over de Romeinse catacomben, in dit geval over een op zich niet heel opvallende inscriptie. In Rome zult u het echter niet horen, aangezien een gids bij zo’n toeristische rondleiding niet al te diep op de materie kan ingaan en het christendom daarom presenteert als een eenheid. Dat er spanningen zijn geweest om zaken als het arianisme en door persoonlijke ambities, is domweg te lastig voor een eerste kennismaking. Voor wie meer wil weten, is een bezoek aan de Romeinse Katakomben in Valkenburg daarom eigenlijk geschikter. Het is een mooie plek en tijdens de rondleidingen is wat meer rust voor goede vragen. Ik breng de crowdfundingsactie waarover ik al eerder schreef, graag nog eens onder uw aandacht: hier.
[In mijn reeks museumstukken waren dit numero 221 en 222; een overzicht is hier. En dit was verder het 2605e blogstukje dat u hier kon lezen, wat ik normaal gesproken niet zou hebben vermeld als het niet ook de zesde verjaardag was van deze blog.]
Proficiat Jona ! Een gemiddelde van 434 blogs per jaar is een belangrijke prestatie. Ik lees ze steeds met plezier en interesse. En af en toe schaf ik op jouw voorspraak een boek aan.
“Dat er spanningen zijn geweest”
Ik mag die christenen, die wegens veronderstelde morele superioriteit een theocratie voorstaan, altijd graag onder de neus wrijven dat hun geloofsgenoten elkaar de hersens begonnen in te slaan zodra het christendom staatsgodsdienst is geweest – en dat ze daar pas in de 17e, 18e eeuw mee op begonnen te houden.
En in 366 AD was het christendom nog niet eens officieel staatsgodsdienst in Rome – kun je nagaan!😢
Je productie is jaloersmakend. Net als de constante hoge kwaliteit. Ik volg je pas een paar jaar en ben nog steeds oude blogs van daarvoor aan het lezen, omdat ik er niet één wil missen. Gefeliciteerd. Dat jij (en dus je blog) maar heel oud moge worden.
Ook christenen hadden (en hebben) deel aan het europese civilisatieproces en waren (zijn) niet meer beschaafd dan anderen. Het is een anachronisme om hun geloofsgenoten van eeuwen later onder de neus te wrijven dat het geweldsmonopolie van de toenmalige overheid nog niet het niveau van europese staten van de 18e eeuw bereikt had.
Hear, hear.
Gefeliciteerd, wat heb je enorm veel blogs gepubliceerd! Ik lees ze met groot plezier en steek er heel veel van op, dank je wel.
Weer een boeiende blog Jona, ik wist niet dat er zo laat nog overheidssubsidies naar de heidense erediensten gingen.
Wellicht een wat late reactie, maar de bewering dat de ‘basilica van Sicininum’ geen andere dan de Santa Maria Maggiore is, lijkt me wel voor enige tegenspraak vatbaar. Zie ook de voetnoot in de vertaling van Den Hengst, die aangeeft dat we eigenlijk niet weten op welke basiliek Ammianus hier doelt.
Het is eigenlijk vrij onaannemelijk dat de basilica van Sicininum en de basilica van Liberius (de voorloper van de Santa Maria Maggiore) dezelfde kerk zijn. Taalkundig is er geen enkele verwantschap tussen ‘Sicininum’ en ‘Liberius’, en feitelijk hebben we geen idee waar dat ‘Sicininum’ op slaat. Je kunt op dit punt Ammianus vergelijken met de tekst in de Collectio Avellana (kritisch over Damasus), die wél expliciet de basilica van Liberius noemt. De Collectio noemt een ander aantal slachtoffers van de slachtpartij (160 + vele mensen die later stierven), en spreekt bovendien van een eerdere gewelddadigheid in de basilica van Julius aan de andere zijde van de Tiber (het is niet gewaagd daar de Santa Maria in Trastevere in te zien, gesticht door Liberius’ voorganger bisschop Julius). Dan zijn er dus wellicht drie confrontaties geweest tussen de aanhangers van Damasus en die van Ursicinus: bij de basilica’s van Julius, Sicininum en Liberius.
Overigens blijkt uit archeologisch onderzoek dat de Santa Maria Maggiore niet is gebouwd op de fundamenten van de basilica van Liberius. Waar die laatstgenoemde kerk dan wel stond (ernaast? In de buurt?) is nog onduidelijk. Dat het verdwijnen ervan iet te maken heeft met de weinig herderlijke handelingen van Damasus en zijn makkers, is echter heel goed mogelijk.