De sarcofaag van Wahibre-em-achet hierboven, waarover ik al eens heb geschreven, heeft de vorm van een mummie. Op de deksel staan de godinnen Isis en Nefthys, de overledene was gemummificeerd en op zijn laatste reis kreeg hij gezelschap van shabti’s, kleine beeldjes van bedienden. De naam van de overledene, een officier in het Egyptische leger, betekent “horizon van Wahibre” en verwijst naar farao Wahibre Psamtek, zodat we de overledene kunnen dateren tijdens of kort na diens regering (664-610 v.Chr.).
Wahibre-em-achet moet de vorst persoonlijk hebben gekend: zijn graf is rijk genoeg om te concluderen dat hij een heel hoge rang heeft bekleed in het leger. Dit was een man uit de top-elite van Egypte en als de inscriptie op de sarcofaag niet de namen van zijn ouders zou hebben vermeld, Alexikles en Zenodota, zou niets ons hebben doen vermoeden dat Wahibre-em-achet afkomstig was uit een Griekse familie.
Of hij in het land van zijn ouders of in Egypte is geboren, zullen we waarschijnlijk nooit weten. Wat we wél weten is dat hij met succes carrière maakte in zijn tweede vaderland. Er zijn in de Oudheid tienduizenden landverhuizers geweest als hij en over hen gaat het boekje dat ik momenteel aan het schrijven ben. Of beter: het gaat niet zozeer over de migranten zelf als wel over de manieren waarop we hen kunnen kennen.
Wahibre-em-achet en andere Grieken is het themaboekje van de Week van de Klassieken, die is gewijd aan migratie: het verschijnsel dat mensen met een bepaalde identiteit komen wonen bij mensen met een andere identiteit. Dat lijkt wel op het thema van de Romeinenweek eerder dit jaar, mobiliteit. Het onderwerp kwam ook aan bod tijdens de Nationale Archeologiedagen. Deze herhaling is geen toeval. De DNA-revolutie waarover ik wel vaker blog verandert de oudheidkunde – iedereen is enthousiast, dus het was onvermijdelijk dat drie organisaties daarop reageren. Het is trouwens ook een argument te meer om die evenementen nu eindelijk samen te voegen, maar dat terzijde.
In het eerste hoofdstuk neem ik de migratie van de Fokeeërs vanuit Turkije naar Italië onder handen en probeer ik uit te leggen hoeveel Herodotos’ vertelling gemeen heeft met andere verhalen, zoals de Aeneïs en de joodse traditie over Mozes en Jozua. Er zijn zoveel overeenkomsten dat de vraag pertinent is of Herodotos het niet heeft verzonnen. Het antwoord op die vraag is nee, en ik leg uit waarom we ondanks de schijn van het tegendeel Herodotos toch mogen geloven. Zo wil ik de lezer tonen hoe je omgaat met een geschreven bron. Ik heb dit hoofdstuk eergisteren afgerond en gisteren opgepoetst.
Het tweede hoofdstuk behandelt de materiële cultuur als bewijs voor de Griekse en Fenicische kolonisatie tussen pakweg 800 en 500 v.Chr.: de archeologie en meer in het bijzonder het isotopen- en DNA-onderzoek. Dit deel heb ik gisteren in de grondverf gezet en ik heb de eerste 600 woorden al geschreven. Aan de orde komen onder andere dateringstechnieken en enkele recente wetenschappelijke publicaties. Verwacht niets wereldschokkends: met moderne laboratoriumtechnieken is het bestaande beeld vooral bevestigd en aangescherpt.
Dan volgt een hoofdstuk over epigrafiek, de bestudering van antieke inscripties. Uit de Romeinse tijd hebben we honderden, misschien wel duizenden, grafschriften van soldaten waarin hun geboorteplaats en onderdeel staan vermeld, terwijl we uit de vindplaats kunnen afleiden waar deze kerels zijn overleden. Marcus Caelius, over wie ik al eens blogde, kwam bijvoorbeeld uit Bologna in Italië, was gestationeerd in Xanten en overleed in 9 na Chr. tijdens de slag in het Teutoburgerwoud.
Ik zie het meest uit naar het vierde hoofdstuk, waarin ik het wil hebben over de zaken waarvoor geen bewijs bestaat: de known unknowns. Er moeten talloze nomaden zijn geweest, maar nomaden bouwen geen huizen die archeologisch zijn op te sporen en schrijven ook al geen teksten. Toch weten we van seizoensmigratie tussen Drenthe en de Scheldevallei en tussen Germa in Zuid-Libië en de Romeinse steden van Tripolitanië. Een stad als Ai Khanum zal in dit hoofdstuk zeker een plaats krijgen.
Het slothoofdstuk zal dan een vooruitblik bevatten. De DNA-revolutie begint pas net, maar één conclusie staat al als een paal boven water: mensen zijn in het verleden mobieler geweest dan oudheidkundigen lang hebben aangenomen. Oudheidkundigen zijn allerlei zekerheden gaan heroverwegen en dat betekent dat enkele al langer bekende gegevens, die steeds als uitbijters zijn genegeerd, nu anders worden geïnterpreteerd. De negatieve heuristiek, om een jargonterm te gebruiken, is gewijzigd en dus kijken we nu anders naar dezelfde gegevens.
Tot slot wil ik aangeven hoe we het antieke denken over migratie kunnen plaatsen tegenover het onze. Ik zal nooit beweren dat de ouden beter dachten dan wij, maar door het contrast kun je scherper zien dat onze eigen gedachten plaats- en tijdgebonden zijn. Zo leer je je eigen denken beter begrijpen, en dat is waarvoor we humaniora en een erfgoedsector hebben.
Kortom, ik benut dit boekje om het hele oudheidkundige programma te tonen: de diverse soorten bewijsmateriaal, de methode en de eigenlijke doelen. Aan ambitie geen gebrek, maar ik moet het boekje natuurlijk wel schrijven.
Is Wahibra-Emakhet een terugkerend persoon in alle hoofdstukken? Of is het meer een introducerende anekdote op migratie?
Het boek lijkt me zeer leerzaam, vooral voor iemand als ik die geen wetenschappelijke achtergrond heeft. (Y)
Allebei: hij is de anekdote waarmee ik het boek open, maar hij duikt in elk hoofdstuk even op.
Is WE’s sarcofaag die welke links van de toegangshekjes staat? Hij is prachtig! (Elke keer als ik het museum bezoek, krijg ik de aandrang hem af te stoffen.)
Klopt. Al staat er op dit moment een andere sarcofaag, die er als twee druppels op lijkt. Maar WE komt terug.
Het trekt wel de aandacht, die kaft. Je denkt dat het over Egypte gaat, maar dan gaat het ineens over Grieken. Ook als ik nog nooit van deze blog gehoord had, zou ik dat willen lezen.
Nog iets wat ik me zit af te vragen: zou onze Griek ook echt het Egyptische geloof in een leven na de dood hebben overgenomen of was zo’n graf meer een statussymbool?
Ik kijk ernaar uit, naar dat boekje.