Zo’n dag waarop het geluk je toelacht (1)

Belgen zijn niet twee- maar drietalig

Het Afrikamuseum in Tervuren (ten oosten van Brussel) is heropend en ik had tegenstrijdige verhalen gehoord over de wijze waarop het museum nu zou omgaan met de welbeschouwd nogal koloniale collectie en het al even koloniale gebouw. Aan de ene kant waren mensen die vonden dat een wel heel diepe buiging was gemaakt naar politiek-correct denken, aan de andere kant oordeelde een anti-racisme-werkgroep van de VN dat het museum niet ver genoeg was gegaan. Alle reden om eens een kijkje te nemen.

Het plan was daarna naar het oosten te fietsen. Met wat geluk kon ik in Tongeren nog even naar de Stonehenge-expositie of even langs bij een kennis in Hasselt, met wie ik al weken probeer een afspraak te maken en wiens nummer ik netjes in mijn telefoon had geprogrammeerd voor het geval het inderdaad mocht lukken. Alles zou staan of vallen met een vroege aankomst in Brussel. En dus stond of viel alles met een vroeg vertrek uit Amsterdam. En dus ging de wekker al om kwart voor zes en dus kocht ik slaperig – me licht ergerend aan het luide gesprek bij de kaartjesautomaat naast me – een kaartje voor mijzelf en een kaartje voor mijn fiets, checkte in, plaatste mijn fiets in het daarvoor bestemde compartiment en plofte neer in een verder lege coupé.

Om een of andere reden viel me, out of the blue, ineens te binnen dat ik op eerdere reizen naar België een papieren kaartje uit de automaat had gekregen. Maar dat had ik niet. Had ik het in de automaat laten liggen? Stond het op mijn chipkaart? Ik had ingecheckt, dus niemand zou me in Nederland wat maken, maar hoe zat dit? Ik verwenste het geklets bij de kaartjesautomaat naast me en ik vervloekte mijn slaperigheid, want een conducteur met een slecht humeur kan je hele dag verpesten – vooral als jij inderdaad geen kaartje bij je hebt en de conducteur gelijk heeft. Bij de overstap in Rotterdam legde ik het aan een conducteur voor, die me zei dat ik moest beginnen met uitchecken, want ik had nu twee keer voor deze reis betaald, en hij zou naar me toe komen.

Ik wilde alleen maar een kaartje kopen maar hij was eindeloos bezig met irrelevante vragen, zoals of ik wel een aankoopbonnetje had van het internationale kaartje dat ik vrijwel zeker in de automaat in Amsterdam had laten liggen. En nog zo een: had ik misschien een digitaal bankafschrift? Het stoorde me wat, tot ik begreep dat hij zocht naar manieren om te verhinderen dat ik een cent teveel zou betalen. Aardige kerel.

Brussel. Het is moeilijk uit te leggen wat daar zo leuk aan is, maar het begint voor mij al bij de borden op het station. Die letters hébben gewoon iets, zie de foto hieronder. En anders is het wel de meertaligheid: je hoort er alles dwars door elkaar, zie de foto hierboven. Ik ken iemand die bij hoog en bij laag volhoudt dat de Brusselaar zich definieert als het soort Belg dat wél plezier beleeft aan het feit dat ’ie meer dan één taal spreekt.

Na een piepklein omweggetje via de voormalige Bergstraat 60 en een mislukt standbeeld van Jacques Brel, reed ik naar het Justitiepaleis, de monstruositeit die Joseph Conrad ertoe bracht Brussel te typeren als sepulchral city, om daarna de stad uit te rijden. Het glas dat ergens op de weg lag en dat de hele dag had kunnen verpesten, deerde mijn banden niet en een kilometer of tien verderop was het museum. Ik zal er later deze week nog over bloggen maar voor het moment kan ik alleen zeggen dat ik de omgang met het koloniale verleden integer vond, dat het minder groot bleek dan ik me herinnerde, dat ik de coelacanth-op-sterk-water niet heb kunnen vinden, dat er veel groepen waren, dat ik (in weerwil van de Brusselse meertaligheid) uitsluitend Nederlands heb horen spreken en dat ik er langer ben gebleven dan gepland. Veel langer.

Een pwo-masker, d.w.z. een eerbewijs aan vrouwelijke voorouders (Afrikamuseum, Tervuren)

Mijn nieuwe jas, die die ochtend nog nodig was geweest, kon uit toen ik verder fietste. Mocht ik nog ambities hebben gehad tot museumbezoek in Tongeren of een biertje in Hasselt, dan werden die kort daarna op de aangenaamst mogelijke wijze naar de vaantjes geholpen, want de route die ik had voorbereid om naar Tienen te komen, bleek niet bepaald geschikt om door te rijden. Ik was de kasseien vergeten. Ik houd van België maar elk Eden heeft zijn slangen.

[wordt vervolgd]

Deel dit:

3 gedachtes over “Zo’n dag waarop het geluk je toelacht (1)

  1. Frans

    Als de een het te politiek correct en de ander het te racistisch vindt, hebben ze waarschijnlijk iets goeds gedaan. En in een commissie die na een bezoek van een uurtje al een oordeel klaar heeft heb ik ook geen grenzeloos vertrouwen. Als ik nog eens in de buurt ben, ga ik er zeker kijken, ik vind Afrikaanse kunst erg mooi.

  2. PG

    De ‘sepulchral city’ is in de eerste pagina’s meer specifiek een ‘whited sepulchre’. Ik heb ooit gelezen dat dit sloeg op het sobere neoclassicisme van de bovenstad, met uniform witte gebouwen. Vanwaar de link met het Justitiepaleis?

Reacties zijn gesloten.