[Vandaag een bijdrage van Corry Tolhuizen, die het onderstaande schreef voor een ter ziele gegane website met de verhalen van gewone mensen over historische gebeurtenissen. Haar stukjes, twaalf in getal, waren te aardig om ze definitief van het internet te laten verdwijnen. De twee eerste stukjes waren hier en daar en ik zal de komende maanden meer van herpubliceren.]
Nijmegen, zomer ’44
Er is ’s nachts vaak onrust in de lucht. De geallieerden vliegen over richting Ruhrgebied, waar veel industrie is. We zingen dan onder meer “Van de hele firma Krupp staat alleen nog maar de stoep.”
Soms vallen er verdwaalde bommen op Nijmegen. We zien hoe Duitse schijnwerpers de hemel afzoeken. Er worden ook wel vliegtuigen neergeschoten.
Vader vertelt dat de geallieerden nu “vliegende forten” hebben. Ik stel me een soort kastelen in de lucht voor.
In een nacht met veel vliegverkeer boven Nijmegen vluchten we weer eens naar de slaapkamer van vader en moeder. Drie personen aan het hoofdeinde en drie aan het voeteneinde. We bidden de rozenkrans. Dan vindt buiten een ontploffing plaats en rollen we over elkaar heen… we zijn niet getroffen, maar door het ledikant gezakt.
Een schoolvriendinnetje zegt, dat je mannetjes uit een trein kunt zien springen. Ik denk dat ze maar wat fantaseert. Blijf toch met haar na school, als het gaat schemeren, over de leuning van de Sint-Annabrug hangen. Er komt een trein onder de brug door naar het oosten, richting Duitsland. De trein mindert vaart en inderdaad zien we in het halfduister mannen hier en daar uit de trein springen en tegen het talud opklimmen.
Thuis vertelt vader, dat die mannen waarschijnlijk aan de Arbeitseinsatz in Duitsland wilden ontkomen. Minderde de machinist vaart vanwege de naderende bocht of om de mannen een kans te geven te ontsnappen?
Mensen worden ingedeeld in goed en fout. In de zijstraat, waar ik meestal met andere kinderen speel, woont de NSB-familie B. Ik speel met hun zoontje R. maar mag van mijn ouders niet bij hem in huis gaan, en mag me niet laten uithoren. Af en toe hangt de WA-vlag in de kleuren rood en zwart uit. (Later heb ik bij het zien van de Amsterdamse vlag lang een nare associatie.)
De vader van R. loopt af en toe in WA-uniform. Mw. B. collecteert voor winterhulp, een foute organisatie.
Vader stapt iedere avond even vóór acht uur over het tuinhekje van de buren om via hun ondergedoken radio naar radio Oranje te luisteren. Mw. B. waarschuwt de buurman, dat het duidelijk is, dat zij naar de Engelse zender luisteren. Mw. B. is dus toch niet slecht.
Het huis van een ouder echtpaar naast onze buren is in beslag genomen. Zij verhuizen naar een bovenwoning. Een deel van hun spullen wordt bij ons in de kasten gepropt. In hun huis komt een foute, beruchte inspecteur van politie te wonen.
Oud-leerlingen vragen vader of zij vanuit ons zijraam de gangen van deze man mogen nagaan. Vader vindt het te gevaarlijk voor het gezin. Later wordt vanuit de zijstraat aan de overkant op de man geschoten.
Vader examineert in Arnhem in [de schouwburg] Musis Sacrum bij de hoofdakte-examens B. De voorzitter en medegecommitteerde staan bekend als fout. De kandidaten moeten ’s morgens hun persoonsbewijs laten zien. Verschillende mannen hebben als beroep: landbouwer. Ze zijn opgedoken om hun hoofdakte als onderwijzer te halen, ondanks het feit, dat ze een vals persoonsbewijs hebben. De voorzitter maakt er een opmerking over. Tussen de middag zegt hij tegen vader, dat hij even weg is. Vader vertrouwt het niet, de Grüne Polizei is vlakbij gevestigd. Hij zegt tegen de kandidaten dat ze beter even in de buurt kunnen gaan wandelen. Als vader in de deuropening van Musis Sacrum zal verschijnen, kunnen ze terugkomen. De collega komt terug met een zak broodjes. Niets aan de hand. Vader is nog gespannen, als hij het ’s avonds thuis in Nijmegen vertelt. (Vader was geen held, maar toen het erop aankwam, nam hij een groot risico.)
Zus N. krijgt op 6 juni haar eindexamendiploma onderwijzeres. Het blijkt D-Day geweest te zijn: de geallieerden zijn in Normandië geland.
Later meer.
“Mw. B. is dus toch niet slecht.”
Op vergelijkbare manier is oa mijn grootvader aan dwangarbeid in Duitsland ontkomen. De NSB-burgemeester van zijn dorp had de gewoonte te suggereren dat hij nodig eens op familiebezoek elders moest gaan.
Dezer dagen kop in NRC: “Grote historische accuratesse in het NOS Bevrijdingsjournaal”.
En wat zie ik vandaag op tv? Wouter Zwart, quasi-live vanuit Berlijn 6 juni 1944 met als achtergrond een landkaart van Duitsland in de grenzen van 1937.