
Nijmegen, dinsdag 5 september 1944
De geallieerden rukken op in België. Foute burgers en individuele Duitse soldaten vluchten richting Duitsland. Soldaten confisqueren zelfs damesfietsen. De inspecteur van politie vlucht; ook het gezin verderop op de hoek. Het dochtertje van ongeveer tien jaar draagt een netje met kleren en een houten speelgoedhond. Zielig.
Na deze “Dolle Dinsdag” herstellen de Duitsers zich. Er marcheert een eindeloze stoet Duitsers door onze straat. Waarschijnlijk om de bevolking te intimideren. Zus B. zegt plotseling: “Die soldaat heb ik al eerder gezien.” Over het trottoir lopend tegen de richting van het leger in, zien we dat een gesloten stoet in een driehoek van straten blijft lopen.
Moeder en zus N. gaan met de kinderwagen naar een boer aan de Oude Kleefsebaan bij de Duitse grens om aardappelen te halen
De scholen moeten beginnen, maar men zegt dat de Duitsers middelbare scholieren willen inzetten bij de verdediging van Nijmegen. De jongens moeten loopgraven maken en de meisjes aardappelen schillen en sokken stoppen in de kazernes. De directeuren geven door dat het schooljaar daarom niet begint. We moeten thuis blijven.
Zaterdag 16 september 1944
Zus B. gaat op de step naar Malden om bij een boer maïs te halen. Als ze op een latere datum zou zijn gegaan, was ze misschien van ons afgesneden, toen het front verstarde. Zo zijn sommige families maandenlang verdeeld geweest.
De onderwijskrachten van heel Nijmegen zijn opgeroepen om naar het stadhuis te komen. Zus N. duikt onder bij vrienden. Vader gaat om te horen hoe of wat. De foute burgemeester L. vraagt dan aan de ambtenaar die de binnenkomenden noteert: “Zijn er nog, die er niet zijn?” Dat wordt een gevleugelde uitdrukking in de familie.
De burgemeester stelt dat we het gezag moeten gehoorzamen dat aan de macht is. Als er andere personen de macht zouden krijgen, zou hij die gehoorzamen.
Kleine kinderen in de buurt spelen voor verpleegstertje. Zusje J. wil ook een witte sluier. Moeder geeft een luier, die aan het eind van de oorlog dienst doet als theedoek. Ik plak er een rood kruis op. We lopen samen de straat uit. J. trots als verpleegster. Bij de hoek van de St. Annastraat komt een groep Duitsers in looppas onze straat in. Ze hebben beige werkpakken aan en petten op met doodskoppen. Het geeft een gevoel van bedreigd worden. Ik breng J. snel naar huis en ga weer naar buiten.
Bij de schooldirecteur in onze straat zijn de eerder genoemde Duitsers het huis aan het leeghalen als represaille voor de weigering het schooljaar te laten beginnen. Kleren en meubels worden op straat gezet. Mannen, die toevallig passeren, moeten helpen. Een vriendinnetje, haar broer en ik zitten op het hek van de buren, die op een hoek wonen. Wij waarschuwen voorbijlopende mannen, die dan schielijk de zijstraat ingaan. Een man vindt het onzin en loopt door. Hij moet helpen. Wij zeggen tegen elkaar: eigen schuld. We zijn toch nog kinderen.
[Vandaag een bijdrage van Corry Tolhuizen, die dit lang geleden schreef voor een ter ziele gegane website met de verhalen van gewone mensen over historische gebeurtenissen. Haar stukjes, twaalf in getal, waren te aardig om ze definitief van het internet te laten verdwijnen. De komende maanden zal ik er meer van herpubliceren.]
Gisteren is de tentoonstelling van de lokale WO-II deskundige, die vorig jaar nog een bijeenkomst in de concertzaal organiseerde in het bijzijn van een RAF-afvaardiging en de Engelse ambassadeur ter nagedachtenis van een neergestort Lancaster-vliegtuig juist daar ter plekke, gisteren dus, is zijn tentoonstelling tegen de afspraken in verwijderd uit de plaatselijke openbare bibliotheek met de argumentatie « Het is heel goed iets aan de oorlog te doen, maar doe dat dan in april-mei, als de bevrijding volop in de belangstelling staat. »
Geen idee wat deze nieuwe directeur bezielde, maar erg netjes kan ik het niet vinden.Gelukkig worden het komend jaar hier in de stad enkele zaken alsnog in orde gebracht, waaronder de nagedachtenis van een dominee die actief joodse mensen en andere onderduikers bijstond en na de oorlog weduwen en wezen van NSB-ers. Dat laatste is hem erg lang nagedragen – ten onrechte vind ik, het is eerder een daad van menselijkheid, iets dat op dat moment zeker op z’n plaats was.
Vijfenzeventig jaar later, de oorlog is nog niet voorbij.
Ik hoorde een paar dagen geleden het verhaal van een naamgenoot van mij, ene Sluiter. Deze NSB-er werd na de oorlog opgesloten in een kamp te Castricum. Toe hij na het zondagse bezoek zijn dochter uitwuifde zette hij per ongeluk een voet buiten het hek en werd prompt door een bewaker doodgeschoten.
@Marcel: Dat lijkt me nou een typische ‘management’ argumentatie van een leidinggevende die zich niet laat hinderen door een teveel aan overleg. Oorlog is interessant in april en mei en verder geen gezeur. Historisch inzicht is niet iedereen gegeven…
Na 5 mei 1945 waren er in Nederland inderdaad veel meer verzetshelden dan ervoor.
Ach, kinderen… Ik had waarschijnlijk hetzelfde gezegd over die ene man die doorliep. Aan de andere kant was ik het misschien wel geweest, zo eigenwijs ben ik (soms) wel. Dit laat maar weer zien dat een kleine beslissing grote gevolgen kan hebben.