
[Vandaag een bijdrage over voetbal van een van de vaste gasten in de reageerpanelen van deze blog: Dirk Zwysen uit Antwerpen.]
Trouwe lezers van dit blog knipperen niet meer met de ogen als ze lezen over meervoudige attestatie, seriatie, isotopenonderzoek en het vermoedelijk verzonnen woord röntgenfluorescentiespectrometrie (kom nou). Allemaal zeer rationele manieren om licht te werpen op de Oudheid. Maar hoe betrouwbaar ook, deze methoden schieten tekort als we de Oudheid willen ervaren. Hoe was het om naar de wagenrennen te gaan en de roden te zien winnen? Hoe voelde het als een triomftocht passeerde? Wat ging er door het hoofd van de hoplieten bij Marathon? Voor zulks einfühlen trekt een beetje onderzoeker naar de voetbal (door Nederlanders foutief het voetbal genoemd).
Nu dient men zich uiteraard niet te begeven naar het eerste het beste stadion, maar naar een authentieke voetbaltempel. In de Lage Landen is uw beste optie een bezoek aan het Bosuilstadion in Antwerpen, de thuisbasis van de Royal Antwerp FC.
Club en stadion ademen geschiedenis. Gesticht in 1880 is Royal Antwerp FC de oudste club van België, trots drager van stamnummer 1 en landelijk gekend als The Great Old. Op Den Bosuil zelf probeert u een plaatsje te bemachtigen op de mythische tribune Twee. De Bosuil is het dichtste dat wij kunnen komen bij de ervaring van een middag circus maximus of colosseum en als gebouw aantoonbaar ouder dan beide. Verwacht geen roltrappen, tapis plein of comfortabele, genummerde zeteltjes. U betreedt de betonnen tribune door een boog in het midden. Samen met 6000 anderen (inderdaad, een flink legioen) mag u zelf uw plaats kiezen over de hele lengte van het veld op één van de houten bankjes. Niet dat u veel gaat zitten. Rechtstaan en zingen, pepert een spandoek u in, en als Alypius bent u verloren. Van alle voetbalsupporters zijn die van Antwerp de fanatieksten, omdat zij het verst af staan van de cultuur en de beschaving van moderne voetbalstadions en alle zaken hierin die bijdragen tot het verwekelijken van de geesten, en omdat zij het dichtst gelegen zijn bij Beerschot, met wie zij voortdurend oorlog voeren.
Dat brengt ons bij de gezangen. Het kan niet anders of soldaten in de oudheid zongen over en naar hun tegenstanders. Bronnen vermelden vaak een strijdkreet of het occasionele, individuele bon mot (bijvoorbeeld voor Thermopylai) , maar er moet meer geweest zijn in de slopende uren voor de chaotische confrontatie. Voor zover ik weet, zijn die liederen ons niet overgeleverd. Omdat Herodotos, Thoukydides, Caesar e.a. deze informatie niet de moeite waard vonden, zijn spottende spreekkoren een known unknown. Zelfs als we ze meekregen, zouden we ze waarschijnlijk niet begrijpen als de noodzakelijke context niet uitgelegd wordt. Bovendien zouden ze, net als de graffiti in Pompeii, de lesboekjes in de humaniora niet halen. In het voetbalstadion ervaart een mens wat het is om met duizenden anderen de tegenstander te jennen. Dat gaat van algemene plagerijen tot specifieke of vluchtige beledigingen die verwijzen naar de actualiteit. Ik kies zorgvuldig welke ik meezing, want het moet plezant blijven.
Antwerp is de Ploeg van ’t Stad (hoofdletter, zoals in Urbs). Meer dan bij andere clubs zijn lokale identiteit en clubliefde nauw verweven. Op de vlaggen het rood en wit van het stadswapen, de burcht en de handen van de stichtingsmythe. Op de T-shirts de skyline van Antwerpen, op de tribunes de oudste taal van de wereld. In de lasagne die mijn identiteit als goede Belg is, zit een dikke laag rood-witte saus. Misschien vallen club en stad zo mooi samen omdat in beide het gevoel van een verlies knaagt: de open wonde van 1585, de overtuiging dat ’t Stad meer verdient.
Ook toen de club dertien jaar lang ploeterde in de financiële en sportieve Onderwereld van de tweede klasse, bleef het publiek komen. Sinds enkele jaren is de Great Old weer thuis, aan de top van het Belgische voetbal. Binnenkort volgt een eerste apotheose wanneer Rood-wit de finale van de Belgische beker speelt tegen Club Brugge. Brugge-Antwerp: dat is de Reie tegen de Schelde, de veertiende eeuw tegen de zestiende, boeren tegen die van ’t Stad. Een clash die de Peloponnesische en Punische oorlogen degradeert tot een ruzie op de speelplaats. Een epische strijd waarvan zelfs Tom Holland het belang niet kan overschatten.
Tribalisme, snuift de één. Panem et circenses, blaast de ander. Irrationele mysteriecultus met halfgoden, zucht een derde. Ze hebben helemaal gelijk. Ik ga mijn rood-witte sjaal omdoen, een frietje steken en me weer een avond onderdompelen in de levende Oudheid. Broeva, haro!
Mooi verhaal, Dirk! En met veel liefde geschreven over F.C. Antwerp. Vandaag zijn we toevallig de hele dag in Antwerpen geweest voor meer prozaïsche dingen. Mochten wij nog ooit verhuizen naar mijn geboorteland, dan gaan we naar Antwerpen.
…Van alle voetbalsupporters zijn die van Antwerp de fanatieksten, omdat zij het verst af staan van de cultuur en de beschaving van moderne voetbalstadions en alle zaken hierin die bijdragen tot het verwekelijken van de geesten, en omdat zij het dichtst gelegen zijn bij Beerschot, met wie zij voortdurend oorlog voeren…
Gefeliciteerd met deze leuke pastiche op DBG!
Roger
Alstublieft, houdt rekening met een paar onwetende Nederlanders die de pastiche niet herkennen. Wie is DBG en waar/wanneer produceerde hij/zij het origineel?
“Ook toen de club dertien jaar lang ploeterde in de financiële en sportieve Onderwereld van de tweede klasse, bleef het publiek komen.”
Daar herkent men de volksclub aan. Gelukkig zijn er ook ten noorden van Antwerpen een paar te vinden, die in dit opzicht de RAFC naar de kroon proberen te steken. En dan heb ik het niet over de Grote Drie en ook niet over omhooggevallen amateurclubs als Almere CIty FC, waar bij een thuiswedstrijd zowat minder mensen zitten dan er bij volksclubs uit mee zouden willen gaan.
Hoezeer dit stukje mijn voetbalhart ook raakt – ja, ik ben bijkans een halve eeuw fan van roemruchte club, toch blijft een belangrijk aspect onderbelicht: hooliganism. RAFC heeft het en mijn favorieten ook. Het fenomeen heeft gemaakt dat ik sinds vier decennia geleden voetbaltempels vermijd. Destijds zou ik Circus Maximus en Colosseum ook gemeden hebben, denk ik dan.
De Bello Gallico. Van alle Galliërs zijn de Belgen het dapperst…
Ik zag het ook niet meteen.
Ah, bedankt.
Sorry Frank, ik had de titel voluit moeten schrijven. U ziet dat het heel laat geschreven is. Wij waren net doodmoe thuis uit het ziekenhuis in Antwerpen. Maar die pastiche trof mij onmiddelijk. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat Dirk Zwijsen een classicus is.
Ik ben een germanist die beter klassieke had gedaan, maar dat boden ze niet aan in Antwerpen en ik had geen zin om op kot te gaan.
Ziekenhuizen zijn zelden leuk. Ik hoop dat je een volgende keer naar Antwerpen kan komen in aangenamere omstandigheden.
“Van alle voetbalsupporters zijn die van Antwerp de fanatieksten, omdat zij het verst af staan van de cultuur en de beschaving van moderne voetbalstadions en alle zaken hierin die bijdragen tot het verwekelijken van de geesten, en omdat zij het dichtst gelegen zijn bij Beerschot, met wie zij voortdurend oorlog voeren.”
Ah, echos van de fremen mirage (https://acoup.blog/2020/01/17/collections-the-fremen-mirage-part-i-war-at-the-dawn-of-civilization/).
“Beerschot, met wie zij voortdurend oorlog voeren”
Ik heb toch maar even Wikipedia geraadpleegd. En jawel, zoals het een respectabele club betaamt kent deze rivaliteit een pijnlijke start, waarvan de wonden maar niet willen genezen. Ik citeer:
“In mei 1900 kende het voetbal in Antwerpen een groot conflict. Een groot deel van de spelers van Antwerp trok naar het pas opgerichte Beerschot AC. Dat Beerschot zou de volgende twee seizoenen ook telkens op een tweede plaats stranden. Antwerp daarentegen ….. kon ….. jarenlang geen rol van betekenis spelen.”
Nog pijnlijker (want flink zout in de wonden wrijven hoort er ook bij):
“De thuiswedstrijden werd afgewerkt op de naburige terreinen van Beerschot AC en van Berchem Sport. Toch wist Antwerp met deze ploeg in 1929 zijn allereerste landstitel binnen te halen.”
Ai ai, zo diep zijn mijn favorieten zelfs nooit gezonken.
Na dit blogstukje zie ik de BeNeLiga des te meer zitten. RAFC is een veel interessanter match voor mijn favorieten dan pakweg Fortuna Sittard, laat staat Almere City FC.
“met duizenden anderen de tegenstander te jennen. Dat gaat van algemene plagerijen tot specifieke of vluchtige beledigingen …”
Vooral mensen met veel pigment hebben daar nogal last van en dat zit dus – zoals wij al vermoedden – in de voetbalcultuur ingebakken. Nu deze mensen dat niet langer nemen ben ik benieuwd of die cultuur wat minder barbaars kan worden. Ik vrees het ergste. Net zo min als ik zou willen deelnemen aan een veldslag zou ik een voetbalstadion willen bezoeken. ik doe dat nooit. Zelfs niet na dit stukje, met zoveel esprit geschreven dat ik me nauwelijks kan voorstellen dat het door een echte voetbalfan geschreven is.
Terry Pratchett schreef: the thing about football is that it is not about football (Unseen Acadamicals)
Helaas hebt u bijna volkomen gelijk. Dat laat echter de schoonheid van de sport onverlet. Daarom als tegenwicht:
https://www.youtube.com/watch?v=Lwrd5jH0uW0
Men zou “echte voetbalfan” in deze termen kunnen definiëren.
“Net zo min ….. zou ik een voetbalstadion willen bezoeken. ik doe dat nooit.”
Hmmmm, doet me aan dat alleraardigste alternatief denken.
“Irrationele mysteriecultus met halfgoden, zucht een derde.”
De Ouden kenden immers ook (half)godinnen. En op dinsdagavond 14 april aanstaande spelen die van Oranje in het Groningse Euroborg. De dames trekken 20 000+ toeschouwers voor simpele kwalificatiewedstrijden te Heerenveen, Eindhoven en Arnhem. De tegenstander is niet bepaald aantrekkelijk (Estland), maar het zal vast reuze gezellig worden. Als het u aantrekt, u uw begrijpelijke weerzin (die voor een groot deel de mijne is) wilt beproeven in de verwachting dat al die negatieve aspecten absent zullen zijn en de reis voor u niet te bewerkelijk is, mag ik u dan uitnodigen? Het spel van Miedema en Spitse is altijd een lust voor het oog en nu Martens hersteld is van haar akelige blessure ben ik wel benieuwd hoe zij het zal doen.
Wat zegt u ervan?
De enige keer dat ik ooit een voetbalstadion heb bezocht was om Prince te zien in de Kuip en ook popmuziek is natuurlijk een irrationele mysteriecultus met halfgoden.
Met een glimlach gelezen.
Vrolijke groet,
Ja, dat hooliganisme, daar heeft Antwerp inderdaad geen al te beste reputatie. Clubs ondernemen eindelijk meer actie om dit te weren en in het stadion is het fel verminderd. De massa die er op reageert met “shame on you” is steeds groter dan het groepje heethoofden. Ik neem in ieder geval met gerust gemoed mijn 9-jarige zoon mee.
De keren dat ik de voorbije 20 jaar op Antwerp met racisme werd geconfronteerd, kan ik gelukkig op 1 hand tellen en dan nog ging het om uitlatingen van individuen, niet om spreekkoren. Sommigen beweren dat Antwerp traditioneel een club met een “linkser” profiel is, wat dat vandaag ook betekent.
Als ik met dit stukje het beeld van de voetbalfan als ongeletterde en vuilbekkende dronkaard wat bijstel, dan doet me dat plezier. Het staat iedereen vrij om het “no true scotsman”-gewijs te negeren. De voetbalfan is een divers beestje. Ik weet niet maar waar, maar ik hoorde een voetbalstadion eens omschrijven als de enige plek waar de dokter naast de dokwerker zit.
zucht, voetbal, pardon het voetbal.
Ah, bedankt JanK, nu weet ik wat me dwarszat aan
“(door Nederlanders foutief het voetbal genoemd)”
Het is handig onderscheid te maken tussen het sferische voorwerp waar men tegen aan trapt om het in het vijandelijke doel te deponeren enerzijds en de sport met alle spelregels, organisaties, spelers, overige betrokkenen, toeters en bellen anderzijds.
Beide zijn in Vlaanderen “de voetbal”.
Ja, niet de handigste Vlaamse bijdrage aan de Nederlandse taal. “Plezant” bevalt me bv. veel en veel beter.
Overigens mijn felicitaties met de overwinning tegen het altijd lastige Kortrijk (niet dat ik ook maar iets afweet van die club).