Een dolfijn in Bizerte

De baai van Hippo Diarrhytus (Bardomuseum, Tunis)

De collectie brieven van de Romeinse senator Plinius de Jongere is niet alleen een zelfportret – eigenlijk net zoals een blog – maar biedt ook een leuk overzicht van de onderwerpen waarin de toenmalige elite belang stelde. Dat kon een beschrijving zijn van een landhuis of een verslag van de uitbarsting van de Vesuvius, maar ook een spookverhaal of een beschrijving van een ontmoeting met een filosoof. In een van zijn brieven vertelt Plinius over een gebeurtenis in Hippo Diarrhytus, het huidige Bizerte in Tunesië.

Hij presenteert het als iets wat hij kort geleden bij een diner heeft vernomen van een betrouwbare zegsman, maar dat is vermoedelijk niet waar omdat het verhaal ook bekend is uit een oudere bron die Plinius gekend moet hebben, namelijk de encyclopedie van zijn oom Plinius de Oudere. Ik citeer hier een deel van brief 9.33 in een vertaling van Ton Peters.

Plinius begint met een beschrijving van de stad, die ligt aan zee:

In de buurt bevindt zich een bevaarbare lagune. Daarvandaan loopt een getijdenstroom als een soort rivier, die beurtelings, afhankelijk van eb en vloed, naar zee doorstroomt of in de lagune terugvloeit. Mensen van alle leeftijden komen daar graag naar toe om zich te amuseren met vissen, varen en ook met zwemmen, vooral voor kinderen is het een paradijs van vrijheid en spelletjes.

Deze alinea was de aanleiding voor dit blogstukje, want we hebben uit de Oudheid een afbeelding van deze lagune. Het is het mozaïek hierboven, dat ik vandaag heb gezien in het Musée de Bardo in Tunis. Het is grappig dat ik onlangs blogde over een soortgelijk mozaïek met een afbeelding van het andere Hippo, het Hippo Regius dat nu Annaba heet, 200 kilometer ten westen van Hippo Diarrhytus.

Plinius vertelt dat de kinderen deden wie het diepst het water in durfde gaan en dat één jongen de anderen daarbij overtrof.

Een dolfijn kwam hem tegemoet en zwom voor de jongen uit, dan achter hem aan, soms rondjes om hem heen, ten slotte nam hij hem op zijn rug, liet hem er weer afgaan, dook opnieuw onder hem en droeg de knaap, angstig sidderend, eerst naar volle zee, daarna wendde hij zich naar de kust en zette hem aan land bij zijn kameraadjes.

De gebeurtenis is natuurlijk the talk of the town en het wordt helemaal spectaculair als het de volgende dag opnieuw gebeurt.

Dit herhaalt zich de volgende dag, de dag erop, verscheidene dagen, totdat de kinderen als geboren zeerotten zich beginnen te generen over hun bangheid. Ze komen dichterbij, spelen met de dolfijn en roepen hem, raken hem zelfs aan en aaien hem, wat hij ook toelaat.

Hun durf neemt toe met het uitproberen. Vooral de jongen die het als eerste had geprobeerd, zwemt op hem toe, springt op zijn rug en laat zich heen en terug dragen. Hij gelooft dat het dier hem herkent en van hem houdt en houdt zelf van het dier. Ze kennen geen angst voor elkaar. Bij de jongen groeit het vertrouwen, de dolfijn wordt steeds tammer. Ook andere kinderen zwemmen links en rechts met hem op, schreeuwen aanmoedigingen.

… Het is ongelofelijk en toch even waarachtig als het voorgaande, dat deze dolfijn … zich ook uit zee op het strand liet trekken en als hij op het zand was gedroogd en warm was geworden, rolde hij zich zelf weer de zee in. Vast staat dat Octavius Avitus, legaat van de proconsul, een keer uit kwalijke bijgelovigheid welriekende zalf heeft laten uitgieten over de dolfijn toen die aan land was gebracht.

Toen was het dier voor de onbekende stof en de vreemde geur op de vlucht geslagen naar volle zee, en pas na vele dagen zag men het weer, futloos en treurig, maar later keerden zijn krachten terug en werd hij weer even uitgelaten als eerst en liet zijn gebruikelijke kunstjes zien. Alle magistraten kwamen van her en der naar het schouwspel kijken, maar hun komst en hun verblijf daar brachten de kleine stad door de onvoorziene onkosten in moeilijkheden.

Het was bepaald geen geringe kostenpost als de provinciale bestuurders op visite kwamen. Ze kwamen uit Karthago en moesten onderdak krijgen. Er waren drastische maatregelen nodig – en die namen de bewoners dan ook.

Uiteindelijk besloot men in het geheim de oorzaak van de grote toeloop te doden.

Deel dit:

3 gedachtes over “Een dolfijn in Bizerte

  1. Geen oog hebben voor de onder je gestelden. Een persistent euvel van magistraten waar en wanneer dan ook. En een derde mag daarvoor boeten.
    Nog steeds herkenbaar, dit.

    1. Mensen die moesten werken voor de kost dienden de civiele en militaire functionarissen en andere hooggeplaatsten op hun wenken te bedienen, niet alleen met belastingen, als ambtenaren of soldaten een stad bezochten was het de gewoonste zaak van de wereld dat ze ter plaatse huizen en voedsel voor zichzelf opeisten. Als een burgemeester tegenwoordig een honderdjarige in zijn gemeente komt feliciteren, hoeft het arme mens gelukkig niet meer voor de verzamelde menigte gelukstoewensers koffie en gebak te serveren.

Reacties zijn gesloten.