
Voor het Sumerische beeldje hierboven moet u naar het Louvre in Parijs, waar als uitleg wordt gegeven dat het ergens rond 2700 v.Chr. in een tempel is geplaatst door een zekere Ginak. De oude Mesopotamische mannen lieten graag iemand anders namens hen bidden en als ze hun vrouw of dochter niet konden sturen, zoals vaak gebeurde, dan was een beeldje als dit een waardige plaatsvervanger.
Ik heb altijd gedacht dat de gevouwen handen een gebedshouding waren. Maar dat is niet zo. Ik hoorde athans laatst vertellen dat de man in kwestie op zijn middenrif duwt om met meer kracht te kunnen uitademen en dus luider te kunnen zingen/bidden. Nooit geweten. Het lijkt me in corona-tijden niet iets om experimenteel te onderzoeken.
Daar laat ik het voor vandaag even bij. Meer museumstukken vindt u hier.
Ideetje voor onze Staphorster landgenoten?
Nee, voor het zingen de kerk uit…
Die hypothese moest ik toch even uitproberen. Als amateur-zanger en blokfluitspeler pas ik de ademsteun, waarbij de luchtstroom wordt gecontroleerd door de buikspieren op het middenrif natuurlijk toe. Je produceert daardoor een gecontroleerd egaal geluid, en desgewenst een zwaar vibrato, dat de keel en de stembanden niet extra belast. Als je de beide gekruiste handen, of liever de onderarmen op je buik tijdens het zingen aanspant/indrukt, krijg je bij iedere indrukking een soort hoewoewoew-geluid, ook bekend van het expression-register van het Franse drukwindharmonium. Dit aparte effect past misschien misschien in een of andere muziekstijl. Maar het kan ook door voetbalsupporters in het stadion en masse worden uitgevoerd, probeer het maar: geen woo-oo-oorden maar daa-aa-aaden. Deze overweging bracht mij tot een alternatieve interpretatie van het beeld: de man is bezig zogenaamde oerwoudgeluiden te produceren. Dat kan ook bij een muziekstijl horen.
Mij is indertijd geleerd dat gevouwen handen als gebedshouding hun oorsprong vinden in het gebaar waarmee indertijd de vazal zijn heer tegemoet trad: een gebaar van onderwerping en trouw. Maar ja, hoe zit het dan met die Sumerische tempelzanger…
ik zag gister een father brown, je moet echt wel een father brown zijn om een christelijk borduurwerkje van twee handen te ontcijferen geborduurd door een daadster om te ontdekken dat het handen waren van twee vrouwen die elkaars wrede echtgenoten omlegden.
by the way, mijn oma borduurde ooit de vier evangelisten en ik dacht daar altijd achter; voor de pastoor, voor wie zou je anders vier reuzengrote evangelisten gaan borduren. Weet je wel hoe lang dat duurt?
Leuk verklarend verhaal.
Gevoelsmatig sluit dit voor mij aan bij de verhalen over wonderen in de periode 1300-1930, waarin ook met enige regelmaat sprake is van een ingehuurde vervanger
Voor een zieke kon op die manier op verschillende wonderdoende plaatsen om genezing gesmeekt en gebeden worden
.
Verbaas me over de grote ogen, is de man misschien blind zoals vaak muzikanten ook waren?
De oogholten waren ingelegd met bitumen, lapis lazuli en (fijngemaakte) schelpen.
Er zijn Sumerische beeldjes van niet-priesters, bijvoorbeeld een schrijver, die ook de handen voor het middenrif en hoger houden.
Zie: beeldje Dudu, een Sumerische schrijver, ca 2350 vC; leefde in Lagash; in Iraq Museum, Bagdad.
De theorie van ‘de ademstoot’ lijkt mij geen stand te houden. De gevouwen handen als teken van eerbied en gebed lijkt mij aannemelijker.
Ik ben het eens met Sara. D ie ademstoot lijkt mij een vreemd verhaal. Zangers halen adem over het middenrif en ademen dan zo lang mogelijk uit, de stem stroomt dan uit op de uitademing. Duwen tegen het middenrif geeft geen extra kracht en kan alleen maar schaden. Een rechte, ontspannen houding is vereist, de afgebeelde man staat licht voorovergebogen, hetgeen ongunstig is voor de ademhaling.
Hoe weet u eigenlijk dat dit een zanger zou zijn?
Om het iets preciezer zeggen: de zanger ademt uit gedurende de tijd die hij nodig heeft voor de frase die hij zingt. Mocht hij adem over hebben, dan wordt die afgestoten. Mocht hij adem te kort komen, dan heeft hij zich verrekend.
Volgens mij zegt hij:
“Voor de eerste keer hardop; wàt was uw kaart?!”