
De geschreven informatie uit de oude wereld is altijd te fragmentarisch, veel te fragmentarisch. De voornaamste reden is dat de mensen destijds niet schreven voor ons. Ze schreven nooit op wat ze vanzelfsprekend vonden. Een tweede reden waarom onze informatie zo fragmentarisch is, is dat zo veel geschreven teksten verloren zijn gegaan. Wat hadden we graag naast Plato’s woorden over Sokrates ook het rapport van de beul gelezen!
De koning als alcoholist
Omdat de informatie zo fragmentarisch is, is het moeilijk die te beoordelen. Gelukkig zijn er wat vuistregels, zoals het “criterium van de gêne”. Als een antieke auteur laat merken zich ongemakkelijk bij bepaalde informatie te voelen, is aannemelijk dat het iets is dat hij niet negeren kon. Dat wekt de indruk dat het betrouwbaar is. Een simpel voorbeeld: een van de biografen van Alexander de Grote, Aristoboulos, oordeelde dat de koning zo veel dronk omdat hij graag bij zijn vrienden was. Dat suggereert vrij sterk dat Alexander dronk als een tempelier.
Er is natuurlijk een nadeel aan dit criterium verbonden: negatieve informatie komt eerder door de kritische toetsing dan positieve. Dat de Romeinse keizer Caligula voorbereidingen heeft getroffen om Brittannië te onderwerpen en dat dit mislukte, is vrij gênant en zou, als we alleen dit criterium hadden, als historisch waar moeten gelden. Het kan echter ook behoren tot de beeldvorming van deze heerser, die er sowieso slecht van afkomt in onze bronnen. Kortom, het is een criterium dat we met enige zorgvuldigheid moete gebruiken.
De familie van Jezus
Hier is nog een voorbeeld. De christelijke auteur Eusebios vermeldt in zijn Kerkgeschiedenis afstammelingen van Jezus’ broers als leiders van de eerste christenen. Ze waren zo opvallend dat de Romeinse autoriteiten ze op transport stelden naar keizer Domitianus in Rome. Dat moet Eusebios in verlegenheid hebben gebracht, aangezien hij graag benadrukt dat de leiders van de kerk de bisschoppen waren. Andere vormen van leiderschap pasten niet in dat verhaal. We mogen dus aannemen dat het verhaal over Jezus’ familie informatie was die hij niet kon onderdrukken.
Ik voor mij denk dat het inderdaad zo is, maar de aanname is natuurlijk dat Eusebios inderdaad de bedoeling had het bisschoppelijk gezag te onderbouwen. Het is maar goed dat we meer argumenten hebben dan alleen het gêne-criterium. In dit geval weten we dat bij joodse religieuze stromingen de familie van de stichter hoog in aanzien stond. De familie van Judas de Galileeër speelde een rol bij de sicariërs, de afstammelingen van Gamaliël leidden de farizese en rabbijnse stroming, terwijl bij de sadduceeën de familie van Annas belangrijk was.
Afleidingsmanoeuvre
Een laatste punt nog: een gênante gebeurtenis kan natuurlijk óók zijn verzonnen als cover-up van iets dat nóg gênanter was. Wat ik maar zeggen wil: het criterium van de gêne is nuttig, maar het kan nooit het enige criterium zijn. Maar dat geldt natuurlijk voor elke vuistregel.
[Geschiedenis is geen amusement, leuk voor een vrijblijvend stukje in een tijdschrift of een item op TV. Het is een wetenschap. In de reeks “Methode op Maandag” (MoM) leg ik uit wat de oudheidkundige wetenschappen, en de historische wetenschappen in het algemeen, maakt tot wetenschappen. Een overzicht van deze en vergelijkbare stukjes is hier.
En o ja: de ijdeltuit die ik ben, attendeert u graag op dit interview.]
Leuk stukje, vooral door het allerlaatste linkje.
Jammer dat je geen voorbeeld hebt van de “cover up”.
Uit de aard der zaak zijn die dingen helaas onkenbaar, maar er is wel een modern voorbeeld: de Sapfo-papyri. Obbink loog dat hij een kartonnage uit elkaar had gehaald. Nogal gênant, een wetenschapper die erkent een vandaal te zijn. Dat leidde de aandacht af van het feit dat er geen provenance is: de papyri zijn mogelijk onecht, mogelijk afkomstig van de zwarte markt, mogelijk allebei. In elk geval: wetenschappelijk waardeloos. Daar moest de aandacht van afgeleid.
kleine aanvulling Gam(a)liel was de kleinzoon van de nog beroemdere bedenker van “wat gij niet wilt…)