
Een van de redenen waarom men in de achttiende en negentiende eeuw de Oudheid bestudeerde, was dat men meende dat als men iets in zijn oorspronkelijke staat kende, men ook het wezen ervan doorgrondde. Het vroegste christendom was volmaakt geweest en later was het minder geworden; ooit was er een zuiverder Grieks gesproken geweest en dat was later vervuild geraakt. Hier komt de obsessie met “eerstes” vandaan die de oudheidkunde nog steeds teistert.
Vaak is dat aandachttrekkerij, maar niet altijd. De Amerikaanse archeoloog Glenn Schwartz publiceerde een paar weken geleden een artikel over een viertal beschreven stukjes klei uit de Bronstijdnederzetting Umm el-Marra ten oosten van Aleppo, waar hij samen met de Universiteit van Amsterdam onderzoek heeft gedaan in de jaren voor de burgeroorlog. De vondst is dus alweer wat ouder en in 2010 al gepubliceerd. Nu komt Schwartz erop terug in een artikel met de bescheiden kop “Non-Cuneiform Writing at Third-Millennium Umm el-Marra, Syria” (€). Het nieuwtje zit in de ondertitel: “Evidence of an Early Alphabetic Tradition?”
Vroeg alfabet?
De vier beschreven stukjes klei, aangetroffen in wat een koningsgraf geweest kan zijn, kunnen scherven zijn van een cilinder. Dat is allemaal wat minder belangrijk dan de datering: de vierentwintigste eeuw v.Chr., de tijd vlak voordat Sargon van Akkad Mesopotamië verenigde. En de tekens lijken alfabetisch.
Ik beschreef een tijdje geleden al wat we weten over de ontwikkeling van het alfabet. Terwijl het spijkerschrift en hiëroglyfenschrift dateren van rond 3000 v.Chr., zijn de eerste aanwijzingen voor een alfabetschrift (met twee of drie dozijn letters) uit het vroege tweede millennium: tekens uit de Wadi el-Hol en Sinaï. Daarna een tijdje niets en dan het uitgewerkte alfabet uit Ugarit, dat de voorloper is van het Fenicische schrift. Medio april werd bekend dat in Lachis (Israël) een ontbrekende schakel was gevonden tussen de Sinaï en Ugarit.
Semitische taal?
Die leek een Semitische taal te documenteren. Woorden als “dienaar” en “honing” leken herkenbaar. Dat past goed bij de andere in Semitische talen geschreven teksten. Het idee was dat West-Semitische arbeiders of slaven een sterke vereenvoudiging van de hiëroglyfen hadden bedacht.
De vondst in Umm el-Marra zet dat nu op zijn kop. Deze vier scherfjes zijn nog ouder. Er zijn in totaal twaalf tekens te lezen, waaronder enkele dubbele en zeker geen cijfers. Het kan zijn dat het gaat om een lettergrepenschrift; de eigenlijke titel “non-cuneiform” is beter dan het meer specifieke “early alphabetic” in de ondertitel. Als het een alfabet is, zijn woorden als k’y en wn‘ls herkenbaar, wat alles kan betekenen maar past bij een West-Semitische taal.
Hebben we hier een nieuwe “eerste”? Is het alfabet uitgevonden in de Levant? Hebben West-Semitisch-sprekende arbeiders het naar de Wadi el-Hol en de Sinaï meegenomen? Of is dit zoiets als het potje van Lent? Dat zijn de nieuwe vragen.
Getekend.
En omdat het vandaag Bevrijdingsdag is, toch nog even over de Tweede Wereldoorlog. Dat idee van eerstes teistert niet alleen de oudheidkunde. De nazi’s namen het ook over, maar dan in de vorm van een ras dat zuiver moest blijven. Er is zelfs een Duitse expeditie naar Tibet geweest op zoek naar een oer-Arisch volk dat dan weer verzwakt was door het boeddhisme.
Waarschijnlijk zijn we als mensen onderhevig aan een psychologisch mechanisme dat ons/het verleden idealiseert. Het idee van een verloren paradijselijke staat, een gouden tijdperk gevolgd door een ijzeren neergang is van alle tijden.
Laat dat “we” maar weg, want ik ben er al lang geleden van genezen – dankzij geschiedkunde.
Laat dat ‘waarschijnlijk’ maar weg! Dat psychologische mechanisme is de cognitie, het denken. Het denken is niet in staat de objectieve werkelijkheid in het nu waar te nemen. Het denken heeft immers geen zintuigen; het is niet meer dan een proces van informatieverwerking.
Het denken creëert echter een ‘ik’ dat denkt dat het objectief is. Het enige dat we kennen, is het verleden; de toekomst kennen we niet, maar in het heden projecteren we het verleden op de toekomst. Om praktische redenen is dat noodzakelijk – we moeten immers plannen – maar omdat we de feitelijke werkelijkheid niet waarnemen, idealiseren we het verleden en de toekomst. Afhankelijk van het perspectief was vroeger alles beter, of zal morgen alles beter zijn. Of in het heden is juist alles beter dan vroeger; we willen dat alles blijft zoals het is en schuwen de toekomst.
Het ‘niet onder ogen zien’, het wegkijken van wat er werkelijk gebeurt, het wegbewegen van feitelijkheid naar niet-feitelijkheid levert ons conflict op. Zoals gezegd heeft het denken – en dus het ‘ik’ – geen zintuigen. Het is niet het juiste instrument om waar te nemen. Wat dan wel?
Waarneming vindt plaats in het brein, waar de informatie uit de zintuigen samenkomt. Het brein neemt waar, functioneert volledig autonoom en acteert op biologisch intelligente wijze in het nu. Die waarneming is weliswaar beperkt, want de zintuigen zijn beperkt, maar vormt wel één geheel. In die waarneming is geen ‘centrum’ van waaruit wordt waargenomen.
Dat is niet omdat ik dat beweer; het is een feit! Zodra het denken intervenieert in de objectieve waarneming is er een ‘waarnemer’ die ‘iets waarneemt’ en daar op reageert. Beide zijn subjectieve, illusoire producten van het subjectieve denken. Het waargenomene is woord geassocieerd met beeld, de verwoording, verbeelding waarmee we ideeën creëren van de werkelijkheid. We zien de werkelijkheid niet zoals deze is, maar zoals we denken dat deze is. Zodra we er ons gedachten over vormen, bewegen we weg van de werkelijkheid.
Dat is de psycho-mechanica waarmee het denken nu eenmaal functioneert; het kan niet anders dan dat en zo heeft het zich vele duizenden jaren geleden ontwikkeld. Om praktische redenen is denken noodzakelijk, anders kunnen we als Homo sapiens niet functioneren. Maar omdat we ons niet bewust zijn van de illusie die verbeelding nu eenmaal is – we nemen dat immers niet waar! – is het egocentrische denken dominant geworden in het autonome brein. Zo bewegen we van het verleden in het heden naar de toekomst; een stroom van verbeelding van de werkelijkheid, niet de werkelijkheid zelf.
Wat gebeurt er echter wanneer we onze volledige aandacht geven, zonder sturing, zonder richting? Dan is er geen ‘aandachtgever’, geen ‘waarnemer’, geen centrum. Dan neemt het brein objectief waar en is het denken afwezig. Let daar maar eens op.
Getekend.
Ondertekend!