Mari in Mariemont

De expositie over Mari in het het Mariemontmuseum in Morlanwelz

Ik blogde zojuist over de Bronstijdstad Mari, waaraan het Musée Royal de Mariemont in het Belgische Morlanwelz momenteel een mooie expositie wijdt: Mari en Syrie. Renaissance d’une cité au 3e millénaire. Nu duurt de geschiedenis van de stad een eeuw of twaalf, van 2900 tot 1751 v.Chr. (lage middenchronologie), dus men heeft gekozen voor de tweede helft. Dat is de tijd van de šakkanakku’s die ik in het vorige stukje noemde: eerst waren zij gouverneurs van het Rijk van Akkad, later herstelden ze de onafhankelijkheid, nog wat later (ten tijde van Ur III) heersten ze als onafhankelijke koningen en tot slot verloren ze hun onafhankelijkheid aan de Babyloniërs. Dat is nog altijd een periode van een half millennium.

Als ik het goed heb gezien, kwamen alle voorwerpen in het Mariemontmuseum uit het Louvre in Parijs. Het waren er eigenlijk niet eens zo gek veel. Sterker, enkele stukken die ik zou hebben verwacht, zoals de parelmoeren inlegreliëfs waarvan het Louvre nogal wat heeft, vallen op door afwezigheid. Mari en Syrie is zo’n tentoonstelling waar het gaat om enkele goedgekozen objecten die tekstueel (Frans, Nederlands, Engels) of met geluid worden uitgelegd. Van de stukken uit de andere musea, zoals de watergodin in het Archeologisch Museum in Aleppo, waren foto’s met uitleg. Ik kan me voorstellen dat dit niet naar ieders smaak is; sommige mensen zijn minder tekstueel dan visueel ingesteld.

Lees verder “Mari in Mariemont”

Bronstijdstad Mari

Bronzen leeuw uit de “temple du roi du pays”, Mari (Archeologisch museum Aleppo)

In 2008 probeerde ik in Mari te komen. De ruïnes van de Syrische Bronstijdstad lagen vanuit mijn hotel in Deir ez-Zor ruim honderd kilometer stroomafwaarts langs de Eufraat, op een steenworp van de grens met Irak. Twee uur rijden zou voldoende moeten zijn. We zijn er echter nooit aangekomen. De Amerikaanse luchtmacht gooide bommen in het grensgebied. Ik heb het dus moeten doen met voorwerpen uit de musea van Damascus, Deir ez-Zor, Aleppo, Berlijn en Parijs. Het leeuwtje hierboven zag ik in Aleppo, het leeuwtje hieronder staat meestal in het Louvre. En momenteel staat het in Morlanwelz, in het Musée Royal de Mariemont.

Voor de Nederlanders: dat is een van de mooiste musea van Europa, gelegen in een prachtig park, niet ver van La Louvière. Het is vreemd dat het zo onbekend is, want het heeft een degelijke collectie en er zijn prachtige tentoonstellingen, zoals die over Mithras waarover ik eerder blogde. De expositie over Mari – of Tell Hariri – doet niet onder voor eerdere tentoonstellingen.

Lees verder “Bronstijdstad Mari”

Het Nieuwe Rijk van Egypte

Hatshepsut (Medelhavsmuseet, Stockholm)

Ik heb al eerder geschreven over de driedelige History of Ancient Egypt van John Romer. Het eerste deel (2013) vertelde het fascinerende verhaal van het ontstaan van de cultuur van de farao’s: zeg maar de Naqada-tijd, de unificatie van de Nijlvallei en uiteindelijk de bouw van de Grote Piramide. Het tweede deel, verschenen in 2017, vond ik heel sterk: het vertelde niet alleen het verhaal van het Oude Rijk, de Eerste Tussentijd en het Middenrijk, maar toonde ook hoe het beeld dat wij hebben van de Bronstijd, is geschapen door de negentiende-eeuwse archeologen. Ik was diep onder de indruk van dat boek. Ik wou dat ik zoiets kon schrijven.

Egypte zonder Egyptenaren

En nu is er het derde deel, waarin Romer het Nieuwe Rijk behandelt. Zeg maar de Dynastieën Vijftien tot en met Twintig. Opnieuw biedt Romer naast het verhaal over het oude Egypte een analyse van de wijze waarop onze kennis uit vondsten en teksten is opgebouwd én de wijze waarop ons beeld door negentiende-eeuwse en twintigste-eeuwse geleerden is gevormd. Dat zijn vrijwel allemaal Fransen, Duitsers en Britten; Labib Habachi is de enige Egyptenaar waar Romer aandacht aan besteedt.

Lees verder “Het Nieuwe Rijk van Egypte”

De hele Griekse Oudheid in een lift

Mykene, Leeuwenpoort

Ik kreeg een recensie-exemplaar toegestuurd van Hoe de hele Griekse Oudheid in een lift past van de Griekse archeoloog Ted Papakostas. Zoiets doet een uitgever natuurlijk in de hoop dat ik erover schrijf, liefst zo positief mogelijk. Laten we de uitslag maar meteen geven: het boek is niet volmaakt maar zal zeker mensen plezier doen.

Problematische vorm

De premisse: twee mannen zitten vast in een lift, raken aan de praat en hun gesprek verandert gaandeweg in een college over de oude geschiedenis van Griekenland. Tegen de tijd dat de kerstening is bereikt en de oude wereld begint over te gaan in de middeleeuwse van het Byzantijnse Rijk, doet de lift het weer en is het gesprek voorbij. Dat dit verrekte toevallig is, constateert ook de ik-figuur, maar evengoed is de vorm van het boek onnatuurlijk.

Je merkt het eveneens aan de vragen die de naamloze liftgenoot stelt. Ze duwen het gesprek precies in de richting waar de uitleg heen moet. Nu stelt een aandachtige luisteraar vaak de vragen die een docent nodig heeft – ik maak regelmatig mee dat een vraag precies gaat over stof die ik op het punt sta te behandelen – maar in Hoe de hele Griekse Oudheid in een lift past gebeurt het wel heel nadrukkelijk. Ik moest denken aan Reuzen van de Lage Landen, waarin hetzelfde gebeurt. Robbert Dijkgraaf stelt daar vragen over Nederlandse wetenschappers, maar uit de mond van een KNAW-president zijn dat vragen naar de bekende weg. De onoprechtheid van de vragensteller blokkeert het leesplezier en zit de informatieoverdracht in de weg.

Lees verder “De hele Griekse Oudheid in een lift”

Driemaal werelderfgoed: Centraal Turkije

Turkije voor het Turkije was: Alacahöyük

Wat valt er in Turkije zoal te zien? Ik behandelde eergisteren hier en daar de westkust. Vandaag nemen we het centrum onderhanden. Ik kan dat echter niet doen in de vorm van een rondreis. De beschavingen van Centraal-Anatolië zijn waanzinnig interessant maar ik denk dat ze onvoldoende bekend zijn. Liever dus een chronologisch overzicht. Een logische volgorde voor de auto is overigens Ankara, Alaçahöyük, Bogazköy, Yazilikaya, Kültepe, Kayseri, Kappadocië, Arslantepe, Çatalhöyük en Gordium.

De eerste steden

Eerst Çatalhöyük. Ik ben hier niet geweest maar hier is de officiële website van deze belangrijke opgraving uit het Neolithicum. Het gaat om een nederzetting van ongeveer dertien hectare uit het zevende millennium v.Chr., waar archeologen voor het eerst vaststelden dat er al in de laatste fase van de Steentijd grote nederzettingen waren. Denk aan een omvang van tweemaal het toenmalige Byblos, met dit verschil dat de huizen daar verspreid stonden op de heuvel en er dus niet zoveel mensen waren, terwijl Çatalhöyük compacter is. De deur was nog niet uitgevonden, dus je betrad een huis via een gat in het dak. Van de prachtige beeldjes die archeologen lang zelfverzekerd hebben geïnterpreteerd als moedergodinnen, durft men nu niet meer te zeggen dan dat ze misschien een rituele betekenis hebben gehad.

Lees verder “Driemaal werelderfgoed: Centraal Turkije”

Het schild van Achilleus (2)

[Tweede deel van een stuk over pseudowetenschap, wetenschap en wetenschapscommunicatie. Het eerste was hier.]

Speculaties

Oudheidkunde kenmerkt zich door dataschaarste en dus speculatie. De waarde van het vak is dat je leert nadenken over die onzekerheid en dan kom je al snel bij het onderscheid tussen speculaties over gedocumenteerde en ongedocumenteerde verschijnselen. Ik zal het uitleggen aan de hand van een voorbeeld.

Een classicus kan, als hij op een onbekend woord stuit, speculeren dat het gaat om een bekend maar ongebruikelijk gespeld woord. Hij of zij weet namelijk dat spelfouten bestaan. De diverse typen in kaart zijn gebracht. (Ik zal nog bloggen over zaken als permutatie, dittografie, haplografie.) De classicus kan dus speculeren over het rare woord door te verwijzen naar een verschijnsel dat goed is gedocumenteerd.

Lees verder “Het schild van Achilleus (2)”

Het schild van Achilleus (1)

Hefaistos en Thetis met de nieuwe wapenrusting van Achilleus (Musée royal de Mariemont, Morlanwelz )

Er valt iets te zeggen vóór pseudowetenschap. De theorieën zijn vaak origineel en tonen de menselijke fantasie op haar mooist. Bovendien vinden pseudowetenschappers, steeds op zoek naar argumenten, hun aanwijzingen overal. Ze denken interdisciplinair en dat is goed. Pseudowetenschap daagt je daardoor uit na te denken over wat echte wetenschap is. Als je die uitdaging echter aangaat, lopen de rillingen je over het lijf.

Alle redenatiefouten die je aanwijst in een pseudowetenschappelijke theorie, zie je namelijk ook in de officiële wetenschap (wat dat ook moge zijn). Je zou willen zeggen dat de peer-review weliswaar niet onfeilbaar is maar excessen toch verhindert, maar je kent legio voorbeelden van het tegendeel. Je zou willen zeggen dat het zelfreinigend vermogen van de academische wetenschap blunders uiteindelijk corrigeert. Alleen weet je dat dit verrotte langzaam gaat of onvolledig is. Je zou willen zeggen dat de toetsing aan de empirie uiteindelijk allesbeslissend is. Maar je weet dat dat in de oudheidkunde niet gaat. Er is immers dataschaarste en dus onvoldoende empirie.

Lees verder “Het schild van Achilleus (1)”

De Hemelschijf van Nebra: Naschrift

Hemelschijf van Nebra, reconstructie van de oervorm

[Van Ab Langereis, die vorige week vier keer schreef over de Hemelschijf van Nebra (één, twee, drie, vier) is nog een naschrift gekomen.]

Omdat ik op de dagen waarop Jona mijn stukjes over de Hemelschijf van Nebra op de blog zette elders was, was ik niet in de gelegenheid commentaar te geven op de hier geplaatste opmerkingen. Jona heeft op adequate wijze geantwoord. Echter ook van mij een paar woorden als naschrift.

Eerst een correctie. In het tweede stukje stond oorspronkelijk dat de bladgouden sterren twee millimeter dik waren. De juiste dikte is 0,2  – 0,4 millimeter.

De vervaardiging

We kennen allemaal brons als een gegoten legering van koper en tin, maar gesmeed? Gegoten brons heeft een samenstelling van 8 – 15 % tin en is daarmee een keihard metaal.

Lees verder “De Hemelschijf van Nebra: Naschrift”

Het verhaal van Sinuhe

Senusret (Medelhavsmuseet, Stockholm)

Ik heb op deze plek weleens geschreven over het Verhaal van Wen-Amun, een Egyptische diplomaat die in het buitenland ontdekt dat mensen buiten het eigen land weleens anders naar de dingen kunnen kijken dan hij gewend is. Het is een voorbeeld van het Egyptische genre dat wel is aangeduid als “reisliteratuur”. Andere voorbeelden zijn het Verhaal van de schipbreukeling en het Verhaal van Sinuhe. De pointe van die verhalen is niet heel anders dan die van onze reisliteratuur: de hoofdpersoon verwerft in den vreemde een bepaald inzicht.

Meestal is dat overigens een inzicht dat de hoofdpersoon zonder al dat gereis ook wel thuis zou hebben kunnen opdoen. Maar ja, dan hadden wij geen verhaal vol avonturen en couleur locale gehad. Het is dus maar goed dat de hoofdpersoon doorgaans niet al te snugger is.

Net als in het Verhaal van Wen-Amun lijkt het Verhaal van Sinuhe op het eerste gezicht echt gebeurd. Er wordt verwezen naar historische gebeurtenissen, zoals het overlijden van farao Amenemhet I in 1952 v.Chr., en naar reëel bestaande plaatsen. Ik zal straks nog een detail noemen dat goed getroffen is.

Lees verder “Het verhaal van Sinuhe”

De Hemelschijf van Nebra in Assen

De afgelopen dagen vertelde Ab Langereis al het een en ander over de hemelschijf van Nebra: over de Únětice-cultuur, over de ontdekking, over de mogelijkheid (hoe onwaarschijnlijk ook) van een Babylonische connectie en over de mogelijke redenen waarom het voorwerp uiteindelijk is begraven. De aanleiding voor die vier blogjes was dat het Drents Museum in Assen momenteel een betoverend mooie expositie wijdt aan het voorwerp. Die duurt nog zes weken.

Zoals Ab al aangaf, moeten we veel speculeren. Ik was heel benieuwd hoe het museum in Assen dat zou aanpakken. Ik geloof weinig van de door Harald Meller gelegde relatie met de Babylonische astronomie, die hij overigens ook zelf presenteert als speculatie. Je kunt als museum de puzzel centraal stellen, en omdat we sinds de sluiting van het archeologiemuseum van Brugge nauwelijks uitleg hebben van wat archeologie is, zou het best zinvol zijn geweest weer eens ergens te vertellen over hypothesevorming en -toetsing. Conservator Bastiaan Steffens maakte een andere keuze.

Lees verder “De Hemelschijf van Nebra in Assen”